Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

CLXIX.

Rome's aktie in de 19e eeuw om de Bijbel van de openbare school te doen verdwijnen. Het besluit van 2 januari 1842.

De vorige maal hebben wij melding gemaakt van een voorbeeld, waaruit wel zeer duidelijk bleek, dat Rome in de vorige eeuw er alles op zette om de Bijbel van de openbare school te weren. De pastoor van Heinkenszand, die zich geheel ten onrechte pastoor van de r.k. gemeente te 's Heer Arendskerke had genoemd, wendde zich met een klaoht tot het gemeentebestuur van laatstgenoemde gemeente inzake het geven van onderwijs in het leerstellige van de godsdienst door de schoolmeester, wat in sü'ijd was met de wet. Het gemeentebestuur wüde niet zelfstandig op deze klacht antwoorden, doch besloot advies te vragen aan de distriktskommissaris te Goes. Deze wees op de onjuistheid er van, dat de pastoor zich voordeed alsof hij te 's Heer Arendskerke zijn standplaats had en hij verzocht voorts aan het gemeentebestuur om het antwoord te a< & esseren aan de pastoor van Heinkenszand.

Wat de zaak zelf betreft, merkte de distriktskommissaris op, dat bij het besluit van 27 mei 1830 wel een gedeelte van het toezicht om te waken, dat men zioh in de scholen van geen boeken zou bedienen, welke op het leerstellige van de godsdienst betrekking hebben, op de plaatselijke besturen was overgebracht, maar dat dit door het besluit van 2 januari 1842 was teruggenomen door in artikel 10 van dit besluit de weg aan te wijzen, welke door geestelijken, wanneer zij bezwaren hadden, moest worden bewandeld, en die weg liep geheel buiten de plaatselijke besturen om. Derhalve, gaf de distriktskommissaris aan het gemeentebestuur de raad om de pastoor mede te delen, dat het buiten zijn bevoegdheid lag om aan zijn verzoek te voldoen, hem voorts te wijzen op artikel 10 van het zoeven, genoemde besluit van 1842 en dat hij zijn bedenkingen kon indienen bij de schoolopziener, die ze met bereidwilligheid zou ontvangen.

De burgemeester der gemeente 's Heer Arendskerke heeft het antwoord van het gemeentebestuur aan de pastoor van Heinkenszand overeenkomstig dit advies ingekleed en verzonden, waarna niets meer over deze kwestie vernomen werd.

Zoals reeds bleek, stond dit geval van de pastoor van 's Heer Arendskerke niet op zichzelf. In tal van gemeenten ontvingen de gemeentebesturen destijds gelijksoortige bezwaarschriften v& n de pastoors in hun gemeenten. Men maakte daartoe gebruik van het bovengenoemde Koninkhjk Besluit van 2 januari 1842, waarin onder meer de onderwijzers de verplichting werd opgelegd aan de geestelijken hunner woonplaats op aanvragen van die zijde opgave te verstrekken van alle boeken, gezangen en geschriften, waarvan zij in hun scholen gebruik maakten, opdat de geestehjken daarvan zouden kunnen afkeuren, wat hun voor de kinderen hunner kea-k gevaarlijk scheen. Er was bij dit besluit van 1842 dus een soort van censuur in het leven geroepen, een boeken-censuur door de geestelijken. Het ligt voor de hand, dat Rome van deze bepaling uit het besluit van 1842 een gretig gebruik heeft gemaakt om de Bijbel en de Bijbelse geschiedenis zoveel mogelijk van de openbare school te verwijderen. Een rooms-katholiek schrijver, J. Wülox geheten, schreef dienaangaande in zijn boek: „De onderwijsstrijd in de veertiger jaren": „Men sloeg van katholieke zijde de handen aan het werk, om uit het K.B. (Koninklijk Besluit) te halen, wat er uit te halen was". Hierop vidjst ook Dr. Langedijk in zijn „Geschiedenis van het Protestants Christelijk Onderwijs", waarin hij er melding van maakt, dat de pastoors reeds in 1842 over het gehele land hun aktie begonnen. Op bevel van hun superieuren, aldus vervolgt Dr. Langedijk, vroegen zij aan de onderwijzers opgave van alle boeken, die op de openbare school gebruikt werden. Na deze te hebben gekontroleerd, verzochten zij aan de gemeentebesturen, om de Bijbel van de lijst der leermiddelen te doen verdwijnen. Zij wilden het onderwijs neutraal maken, want, zo heette het in de , , Catholieke Nederlandse stemmen", het „betreft hier geenszins het één of andere boek, maar een geheel vak van onderwijs, dat niet alleen met het leer­ stellige in het nauwste verband staat, maar wel degelijk tot het leerstellige behoort".

Zoals boven reeds werd vermeld met betrekking tot het zioh in 's Heer Arendskerke voorgedaan hebbende geval, waar de distriktskommissaris te Goes de gemeentebesturen de raad gaf om de reklamerende pastoors naar de schoolopzieners te vei-wijzen, gebeurde dit ook in andere provinciën van ons land. Zo bijvoorbeeld in Noord-Holland en Zuid-Holland, waar de gouverneurs dezer provinciën aan de gemeentebesturen eon circulaire zonden met de instrulctie, dat verzoeken van pastoors met betrekking tot de onderhavige aangelegenheid naar de schoolopzieners van het distrikt verzonden moesten worden. De geestelijkheid stond dit echter niet erg aan. Daarom wendde zij zich in adressen tot de Staten harer provincie, waarin zij naar voren bracht, dat op de openbare school door het gebruilc van de Bijbelse geschiedenis wezenlijk Bijbelonderwijs gegeven werd en dat dit geschiedde door protestantse onderwijzers. Om dit tegen te gaan verzocht zij de Staten maatregelen te nemen om het Bijbelonderwijs geheel te weren. Had Rome hiermede niet steeds het gewenste resultaat, het gebeurde ook, dat het gebruik van de Bijbel op school verboden werd, zelfs daar, waar alleen protestantse kinderen onderwezen werden. Het behoeft dan ook niet te verwonderen, dat de „zeven Haagse heren", van wie Mr. Groen van Prinsterer deel uitmaakte, in hun in 1842 tot de Synode gerichte adres en daarna ook in hun „Adres aan de Hervormde Gemeente in Nederland" op het grote gevaar wezen, dat zij in het K.B. van 2 januari 1842 zagen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 maart 1959

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 maart 1959

De Banier | 8 Pagina's