Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerst en zondag

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerst en zondag

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

'Weet, dat deze dagen niet meerder zijn dan andere daf^en. en met de rustdag kunnen zij in 't duizendste deel niet gerekend worden: want de rustdag is van God en deze dagen van de mensen ingesteld en daarom leert men vergeefs 't geen geboden van mensen zijn".

Bovenstaande woorden zijn van Jodocus van Lodenstein (1620-1676), een van de bekendste "oude schrijvers". Ze zijn te lezen in een preek van hem over Lukas 2:1-7, de zo bekende "Kerstgeschiedenis". Van Lodenstein gaat hier in op het verschil tussen de zondag en de zogenaamde "christelijke feestdagen". Zijn woorden komen - misschien vooral bij onze jonge mensen - wat vreemd over. Wij zijn er bij opgegroeid en weten niet beter, dan dat wij op eerste Kerstdag, op tweede Kerstdag, op Hemelvaartsdag en andere feestdagen naar de kerk gaan. Sommigen onder ons nemen op eerste Kerstdag eenzelfde "zondagrust" in acht als op de dag des Heeren. Voor het besef van velen hebben de christelijke feestdagen zelfs nog iets "meer" dan de zondag. Is de gemeente vakant, dan vindt men het juist op die dagen niet aangenaam, als er geen predikant voorgaat in de dienst des Woords. Onze vaderen (op wie wij ons zo graag beroepen) dachten over deze dingen echter radicaal anders. Het citaat van Van Lodenstein, dat we hierboven gaven, zou met vele andere te vermeerderen zijn. We noemen nog slechts één uitspraak.

die wel bijzonder treffend is. Het is een uitspraak van Jacobus Koelman (1632-1695), een andere vermaarde oude schrijver. Het was in het jaar 1672. Tweede Kerstdag viel dat jaar, evenals nu, op maandag. Koelman preekte die dag in zijn gemeente te Sluis in Zeeuws Vlaanderen over Galaten 4:9-11. Bepaald niet een tekst waarover men op tweede Kerstdag vaak hoort preken! Voor zijn geschokte hoorders zei Koelman in deze preek onder meer het volgende:

"Waarom zoudt ge op déze maandag meer naar de kerk gaan dan op de vorige of op de volgende maandag? Zeker niet omdat er gepreekt wordt: want op andere dagen wordt er ook in de week gepreekt en dan komen velen van u zelden of nooit!... Dit kan dus de reden niet wezen. Laten we daarom rechtuit spreken, in eenvoud en zonder omwegen. Ons geweten zal het ons spoedig zeggen. Het is, omdat het heden de tweede Kerstdag is. En er is een oude gewoonte in ons land om, evenals op de eerste, de winkels te sluiten, de arbeid na te laten en naar de preek te gaan, om dan naar zulke zaken te luisteren en naar zulke teksten te preken, waaraan men van ouds op zulke dagen gebonden is. Maar wij moesten ons eens onderzoeken of wij daarmede wél doen en God behagen. Zou de Heere die reden goedkeuren en ons daarvoor prijzen? " (Vgl. W. van 't Spijker, De Nadere Reformatie, 's Gravenhage, 1986, blz. 135).

Wij kunnen ons afvragen, waaróm onze vaderen (niet alleen Van Lodenstein en Koelman) tot zulke scherpe uitspraken kwamen. Het antwoord ligt voor de hand. Zij waren in het geheel niet tegen doordeweekse diensten. Er werd juist in de week heel wat door hen gepreekt. Ook hadden zij niet het minste bezwaar tegen het prediken over de grote heilsfeiten. Maar waar het om gaat, is, dat men in deze dagen een overgebleven zuurdesem zag van de Roomse heiligendagen. Men had een afschuw van allerlei heidense invloeden die zich in de viering van de feestdagen hadden gemengd. Men vreesde, dat zij uiteindelijk van hoger waarde zouden worden geacht dan de dag des Heeren, de zondag. Daarom predikte Calvijn op de zondag vóór eerste Kerstdag over de geboorte van de Heere Jezus. Op 25 december preekte hij eens gewoon door over het boek Deuteronomium, dat hij in vervolgstoffen behandelde. Zeer scherp is de uitspraak van de Provinciale Synode van Dordrecht in 1547. Wij lezen in de Acta in artikel 53: "Aangaande de feestdagen, nevens de zondag, op de welke men zich van de arbeid pleegt bijzonder te onthouden, en in de tempel te vergaderen, is besloten, dat men met de zondag alleen zal tevreden zijn. Doch zal men de gewoonlijke materiën van de geboorte Christi, zondags vóór de Kerstdag in de kerk behandelen, en het volk van de afdoening dezes feestdags vermanen..." Onze vaderen hebben de strijd tegen de onderhouding van de feestdagen echter moeten verliezen. De overheid hield eraan vast, en het volk wilde ze als vakantiedagen niet missen. Daarom lezen wij bijvoorbeeld in de Dordtse Kerkorde (artikel 67): "De gemeenten zullen onderhouden benevens de zondag ook de Kerstdag, Pasen en Pinksteren, met de navolgende dag..." Om het volk nu voor uitspattingen, heidense festiviteiten en lediggang op de feestdagen te behoeden, wilden onze vaderen dat er op die dag gepreekt zou worden, en wel over de heilsfeiten. Bij vele predikanten uit de tijd van de Reformatie en de Nadere Reformatie en niet te vergeten ook onder de Puriteinen in Engeland bleef echter een sterke aversie bestaan, niet tegen het preken als zodanig op die dagen, maar tegen de met de viering van deze dagen gepaard gaande afgodische en bijgelovige gebruiken. Zij vreesden dat door dit alles de dag des Heeren in verachting zou geraken en allerlei wereldse elementen de kerk zouden binnensluipen.

Zijn zij met hun vrees ver bezijden de waarheid geweest? Men versta mij goed: ik zou de kerkgang en de verkondiging van Gods Woord bijvoorbeeld op de Kerstdagen niet graag missen. Waar kunnen wij, ook op die dagen, beter zijn dan in de "tempel", zoals de reeds door ons aangehaalde Synode van 1574 het uitdrukte? Maar tóch moeten wij de waarschuwingen en het verzet van onze vaderen nooit vergeten. Nooit moeten wij aan een eerste Kerstdag dezelfde waarde toekennen als aan Gods dag. We slaan daarmee niet alleen onze zo veel geprezen oudvaders in het gezicht, maar we doen ook Gods dag oneer aan. Wat dan?

Deze dagen bestemmen voor allerlei uitstapjes en familiebezoeken? Ook dat niet. Wij moeten onze plaats onder Gods Woord die dag niet leeg laten staan. Maar... nogmaals, het verzet van onze vaderen tegen allerlei met deze dagen vermengd heidendom en sfeergodsdienst niet vergeten. Zij hebben het immers wel goed gezien. De wereld heeft zich van de Kerstdagen meester gemaakt. Onzegbaar triest is het, dat voor vele, vele kinderen in ons land het Kerstfeest een soort verlengstuk is geworden van de sinterklaasfeestviering. De verlichte straten, de overal - tot in de meest ordinaire plaatsen - klinkende "Kerstmuziek", de sfeer van dennegroen en de overvloedige maaltijden maken voor miljoenen de Kerstfeestviering uit. En dit alles heeft ook óns veel dieper geïnfecteerd dan wij zelf wel weten. Bedenk immers, hoe vreemd velen het zouden vinden, als er in augustus eens over Lukas 2:7 zou worden gepreekt. Hoe veel moeite hebben talloze emigranten naar Zuid-Afrika gehad met een Kerstfeestviering midden in de zomer! Wat miste men de "sfeer"! En... laten we het maar eerlijk zeggen: oe moe kan ook een predikant niet worden, als hij vijf-of zesmaal een "Kerstbijeenkomst" heeft moeten bijwonen, eer het eindelijk 25 december wordt! Moe, neen, niet van het sobere, aangrijpende en goddelijk-geheimvolle Evangelie van de vleeswording des Woords. Maar moe van alles, wat er aan sfeergodsdienst van onze kant wordt bijgehaald. Hebben onze vaderen dit verkeerd gezien?

Maar hoe dan? zal iemand vragen. Hoe dan? Wel, zulk een Kerstfeest wens ik mijn lezers toe, dat ge met een ziel, schreeuwend van heimwee naar de levende God, onder het Woord moogt komen. Op eerste en op tweede Kerstdag. Dat het huis Gods uw woning mocht zijn als bij Simeon en bij Anna. Dat ge zó onder het Woord mocht komen, verlangde eens iets te mogen zien van de Beloofde der vaderen. Dat ge walgt van uzelf en van uw eigen zware of lichte godsdienst. Dat ge het leven niet meer in eigen hand kunt houden. Dat ge niet meer kunt leven en niet meer kunt sterven, of ge moet de Christus des Heeren hebben gezien. Als het zó eens mocht zijn, lezers, met ons in de komende dagen! Zou het ook onze gezinnen niet stempelen? Zouden uw kinderen het niet aan u merken? Zou dit ze de armoe van al die gevoelsgodsdienst niet kunnen doen inzien en hen jaloers kunnen maken op het goed, dat God Zijn uitverkorenen toe wil voegen?

Gouda,

ds. A. Moerkerken.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 december 1988

De Saambinder | 12 Pagina's

Kerst en zondag

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 december 1988

De Saambinder | 12 Pagina's