Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET BADWATER EN DE HINDEREN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET BADWATER EN DE HINDEREN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De titel van dit artikel is ‘gestolen’: het is letterlijk de titel die dr. B. Loonstra, predikant van Emmeloord, aan zijn nieuwste boek meegaf, met als ondertitel: Gedachten over de doop (verschenen bij uitg. Boekencentrum, 2008, 172 blz., € 14,90). De inhoud van dat boek leek de redactie van zóveel belang, dat besloten werd om niet met een korte recensie of met een Profiel te volstaan. Het is een boek dat doel treft en dat beslist door predikanten en kerkenraden inhoudelijk verwerkt moet worden. Bovendien lijkt het van belang om, afgezien van de verschijning van dit boek, opnieuw aandacht te vragen voor vragen waar kerkenraden voor gesteld worden wanneer ze te maken met leden die overwegen zich (naar hun eigen zeggen) ‘Bijbels te laten dopen’.

KORTE VERKENNING

Het boek van dr. Loonstra verschijnt als het zoveelste in een lange reeks gedurende vele jaren. Men zou denken dat zo langzamerhand het laatste woord hier wel over gezegd is. Is het wel mogelijk dat er nog nieuwe dingen ter tafel worden gebracht? Die vraag hoorde ik onlangs woordelijk in de kring van een kerkenraad. En ik kon hem wel begrijpen. Dr. Loonstra, zo kan gesteld worden, heeft toch nog enkele nieuwe gedachten, naast datgene dat al eerder gepubliceerd werd. En ook moet helaas gezegd worden, dat men ‘aan beide zijden van het doopwater’ er niet in slaagt om geestelijk-inhoudelijk bij elkaar te komen, ondanks alle pogingen daartoe. Dat heeft bepaald iets verdrietigs: in de broeders en zusters die zich volwassen willen laten dopen, hebben we immers te maken met gemeenteleden die in Bijbels opzicht uiterst zorgvuldig willen leven. Om dan toch te merken dat je in een aangelegen punt in Schriftuitleg uiteen gaat, dat is echt pijnlijk. Iedere kerkenraad die ermee te maken heeft (gehad), zal dat onderschrijven.

Vervolgens: we beleven op dit moment weer tijden waarin de zaak meer in discussie is dan een poosje geleden (laten we het positief benaderen: misschien dat die laatste tijden dan ook weer eens terugkeren). Heeft het te maken met het gegeven dat 2009 niet alleen Calvijnjaar is, maar ook het jaar waarop binnen in baptistenkring herdacht wordt dat 400 jaar geleden de eerste baptistengemeente, en wel in Amsterdam, werd gesticht? 90 miljoen baptisten zullen dat herdenken; dat getal maakt duidelijk dat we alleen al als we slechts met déze ‘volwassendopers’ rekenen, niet te maken hebben met een slechts kleine, onbeduidende zijtak van het protestantisme.

Vele kerken worstelen met het probleem. Zo kreeg de PKN er in de zomer van 2008 mee te maken op generaal-synodaal niveau, zonder dat de dooppraktijk werd verruimd overigens. Wel is daar nu kerkordelijk vastgelegd dat kinderen die niet gedoopt worden - omdat de ouders daar moeite mee hebben - gezegend kunnen worden. Binnen de Ned. Geref. Kerken werd in het najaar van 2008 een lans gebroken voor erkenning van die ouders, die hun kind niet ten doop willen houden, maar hen wèl willen opdragen. Geluiden voor en tegen klonken in verschillende opeenvolgende nummers van Opbouw. In dat alles was één ding duidelijk: verschillende gemeenten binnen de NGK hebben met de zaak te maken. Zelf kreeg ik in het afgelopen half jaar vanuit niet minder dan zes gemeenten op verschillende manieren te maken met gemeenteleden die de kinderdoop niet meer voor Bijbels zuiver meenden te kunnen houden. En dat is alleen nog maar mijn beperkte waarneming.

INHOUDELIJK

Graag wil ik een poging wagen om, bij alles wat er al over het onderwerp vroeger en nu gezegd is, een paar mijns inziens belangrijke zaken onder woorden te brengen. Dan moet het allereerst gaan om de eenheid van het Oude en het Nieuwe Testament. Op vele manieren is aan te wijzen dat het Nieuwe Testament zich niet zonder het Oude laat lezen, en dat wij het Nieuwe ook niet in al zijn geestelijke diepte zullen kunnen begrijpen zonder het Oude. Alleen al de evangelist Mattheüs maakt dat met zijn vele ‘vervullingscitaten’ duidelijk. Telkens klinkt het: ‘...opdat de Schrift vervuld zou worden...’(bijv. 1:23, 2:6, 3:3, 4:15 en 16 enz.). Maar denk ook aan de brief aan de Hebreeën, die in zeer vele teksten terugwijst naar het Oude Testament en de meerwaarde van het Nieuwe van daaruit laat zien. Wie zoekt naar de Bijbelse betekenis van de doop, en daarbij de vraag wil beantwoorden aan wie deze bediend moet en mag worden, komt daarom onvermijdelijk voor de vraag te staan wat de oudtestamentische wortels ervan zijn. Men komt dan bij Col. 2:11 en 12, maar ook (en daaraan wordt minder herinnerd) aan Rom. 4-6. In het laatste gedeelte begint Paulus bij de besnijdenis van Abraham, om na een hele redenatie uit te komen bij de doop. Wie deze tekst als bewijstekst voor de volwassendoop zou willen aanvoeren, moet zich minstens hiervan rekenschap geven. Deze gedeelten geven aan dat er een verband bestaat tussen doop en besnijdenis. namelijk dat de besnijdenis in Christus overgaat in de doop. We spreken daarmee, in aansluiting op wat Mattheüs zegt, over de doop als veruulling van de besnijdenis. En deze formulering gebruik ik veel liever dan de in het oude doopformulier gebruikte formulering: ‘Nu de doop in de plaats van de besnijdenis is gekomen...’.

Vervolgens rekenen we na aan wie de doop in het NT werd bediend. Zeker, aan volwassen bekeerlingen (wie zou in die zendingssituatie anders verwacht hebben?), maar ook aan hun ‘huizen’, hun gezinnen. Dat de kinderen bij de doop niet vergeten worden, blijkt al uit Hand. 2:38 en 39. Als dan verderop in het boek Handelingen blijkt, dat niet alleen bekeerlingen, maar ook de hunnen worden gedoopt (soms wordt over hun geloof gerept, soms ook niet!) - Hand. 16:15, 16:33, 1 Cor. 1:16 -, wordt duidelijk wat ook elders in de Schriften blijkt: de Here pelt hen die zich tot Hem bekeren niet uit hun dagelijkse gemeenschap, integendeel, zijn wil om te behouden strekt zich ook tot die huisgenoten uit; ze zijn in de gelovige mede-geheiligd ( zie ook 1 Cor. 7:14). Of dat tot bekering van die huisgenoten zal leiden, is een zaak van de Geest, maar over de wijze waarop de Here werkt, kan geen misverstand bestaan.

Doop heeft te maken met de verzegeling van Gods beloften en niet met de verzegeling van het geloof van mensen, zo wordt vanuit gereformeerde kring vaak gezegd in de discussie over volwassen- of kinderdoop. En volledig terecht: Rom. 4:11. Laten we tegelijk niet vergeten dat doop en geloof in de Schriften zeer nauw aan elkaar verbonden zijn. Waar dat vergeten wordt, verzwakken we onze eigen verbondsredenering. Die notie geeft namelijk een extra argument voor het dopen van kinderen: zo goed als in het Nieuwe Testament doop en geloof in één adem worden genoemd, en tevens voor de doop teruggewezen wordt naar de besnijdenis, valt het op dat in het Oude Testament bij de besnijdenis op dezelfde manier wordt gesproken: het gaat daar om te beginnen om huisbesnijdenis (Gen. 17:27), maar vervolgens is die hele besnijdenis gericht op de ‘besnijdenis van het hart’ (Deut. 30:6 in relatie met 30:10).

Daarmee is de cirkel wel rond: bij de betekenis van besnijdenis in het OT en van doop in het NT gaat het om twee volstrekt parallel lopende lijnen, die door de ‘dwarsbalken’ uit Col. 2 en Rom. 4-6 aan elkaar verbonden worden. Daarmee spreek ik liever van huisdoop dan van kinderdoop; dat is immers het Bijbelse spreken, en het komt het gesprek met anderen ten goede.

TERUG NAAR LOONSTRA

Met bovenstaande verwoording van de Schriftgegevens voer ik, wanneer het nodig is, gesprekken over de doop. U vindt ze ook her en der in het boek van Loonstra. Ik zie af van verwijzing naar bepaalde bladzijden of hoofdstukken, u komt het allemaal vanzelf bij lezing tegen, nog uitgebreider en scherper dan het in dit artikel kan gebeuren. Maar ik schreef al: u vindt bij hem nog meer argumenten. Die vindt Loonstra namelijk in de wijze waarop over het Koninkrijk van God wordt geschreven (hoofdstuk 5). Dopen is, naar Matt. 28:16-20, ‘in verbinding gebracht worden met de drie-enige God, in zijn machtssfeer worden gesteld’ (blz. 60v). Wie krijgen daar toegang toe? Wel, zo zegt Loonstra, mensen moeten worden als een kind (Matt. 18:13 en andere teksten). Dat ‘impliceert dat het koninkrijk ook toekomt aan de (kleinste) kinderen zelf (blz. 66). Om te onthouden!

EEN HARTENKREET

Als afsluiting van dit artikel wil ik een hartenkreet slaken, die mij allang na aan het hart ligt. Ik vond hem ook bij Loonstra, namelijk in een fictieve brief die hij schreef aan een gemeentelid dat zich onlangs (naar de waarneming van de kerkenraad opnieuw, maar naar eigen waarneming voor het eerst echt) liet dopen. Loonstra schrijft haar: ‘Door je als volwassene te laten dopen, sluit je je bij de gemeente aan waarin dat is gebeurd. Althans, die dingen horen in mijn beleving bij elkaar’ (blz. 158). Het was mij uit het hart gegrepen. Maar hier wordt een problematiek aangeroerd, die het handelen van kerkenraden in deze situaties uitermate bezwaren. De zaak is ook benoemd in onze kerkorde: ‘Leden die zich laten overdopen, onttrekken zich feitelijk aan de gemeenschap van de kerk...’(art. 77 sub 5 K.O.). Het is eenvoudigweg niet waar te maken om je voor de bediening van het ene sacrament, de doop, te vervoegen bij gemeente A, en voor de bediening van het andere sacrament, namelijk het avondmaal, bij gemeente B. Toch blijken er verscheidene evangelische gemeenten te zijn waar de broederraad dat nochtans toestaat: dat is dan zo ongeveer een ‘los’ dopen, zonder verdere wederzijdse verplichtingen. Dat meet wel, uitzonderingen daargelaten, tot grote spanningen leiden tussen de betrokken CG-kerkenraad en het gemeentelid dat daar gebruik van maakte. Het zou al heel veel verwarring en interne spanningen voorkomen wanneer evangelische gemeenten zich door de mening van Loonstra (en velen met hem) zouden weten aangesproken en alleen maar die broeders en zusters tot de doop zouden toelaten, die zich vervolgens ook metterdaad bij hen aansluiten. Met wederzijds geestelijk respect.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 2009

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's

HET BADWATER EN DE HINDEREN

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 2009

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's