Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UW NAAM WORDE GEHEILIGD

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UW NAAM WORDE GEHEILIGD

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Na de aanspraak in het volmaakte gebed volgen de zes beden, die in twee groepen van drie beden uiteenvallen. De eerste drie beden hebben betrekking op God en Zijn verheerlijking, waarbij in de eerste bede de Naam van de Vader, in de tweede bede het Koninkrijk van de Zoon, en in de derde bede het herscheppend werk van de Heilige Geest op de voorgrond treedt. Zo leert Christus hier dat het in de eerste plaats moet gaan om. de heiliging van Gods Naam.

Gods namen

God heeft Zichzelf Namen gegeven. Dat. heeft dei Heere' niet gedaan om Zich van anderen te onderscheiden, maar om Zich aan Zijn schepselen bekend te maken. Zijn Namen zeggen ons Wie Hij is en wat Hij is, en Wie Hij zijn wil voor verloren zondaren. Gods Naam. is de openbaring van Gods Wezen.

Het gaat daarom in de heiliging van Gods Naam ten diepste om God Zelf; om de verheerlijking van Hem, Die leeft tot in alle eeuwigheid. En. de boetvaardige zondaar die door genade mag toegaan tot de troon van de hoogste Majesteit, heeft dat ook van harte leren onderschrijven.

Dat is immers het grote wonder van Gods wederbarende genade, dat een mens, een zondaar, die alleen maar eigen eer zoekt en handhaaft, nu z'n knielen buigt en bidt: „Heere, Uw Naam worde geheiligd."

Hoe komt God aan Zijn eer?

Daarom is het ook de grote vraag van de Reformatie geweest: „hoe komt God aan Zijn eer? " Daar gaat, het om. Dat is het hoogste doel van alle leven: de eer van de drieënige God. In al de werken van God, zowel van schepping als herschepping, gaat het er om dat alles eenmaal zal uitlopen op de lofzang: „Gij zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid, en de eer en de kracht."

God is er niet om ons, maar wij zijn er om God, zo schreef Calvijn. Dat is voor een mens, die door de zonde' de gemeenschap met God kwijt is, , en .in wiens wereldje alles draait om zichzelf, een onmogelijke zaak. Dat is vernederend voor ons mensen die altijd graag iets hoger tronen dan onze naaste en iets meer willen zijn dan een ander. Het is dan ook alleen door het wonder van Gods genade, dat in de weg van sterven aan onszelf de Naam des Heeren weer lichtend geschreven wordt op de wanden van ons levenshuis.

Hoe komt God aan Zijn eer? We zijn calvinistisch genoeg, dat we graag, erkennen: ja, daarom gaat het in ons leven; God moet. aan Zijn eer komen.

Maar dat is geen kleinigheid in deze godonterende wereld. Hoe wordt immers Gods Naam in duizendvoudige zonden dagelijks door ons onteerd, gesmaad, openlijk gevloekt en gelasterd.

En hoe moet God nu weer aan Zijn eer komen, niet alleen in de afzondering van mijn bidvertrek, maar ook dagelijks op alle terreinen van het leven?

Is dat de strijd, het brandend verlangen van je hart, het hoogste begeren in je leven geworden? Wel, dan wijst de catechismus je hier de weg.

We moeten eerst God kennen

Uw Naam worde geheiligd, dat wil in de eerste plaats zeggen: geef ons dat wij U recht kennen. Wij moeten in de eerste plaats weten wie God, is, anders zullen wij Hem de heerlijkheid van Zijn Naam niet kunnen geven. En dat kennen van God, dat is niet een kennen met het verstand alleen, maar vooral met het hart. Het wil eigenlijk zeggen: een weten uit ervaring, een kennen door gemeenschap.

Die kennis ontbreekt ons van nature. Onze historische kennis moge groot zijn; onze kennis van Schrift en belijdenis

boven velen verheven, maar de ware kennis van God ontbreekt ons van nature, want: de natuurlijke mens verstaat niet de dingen die des Geestes Gods zijn.

Daarom is ook nodig dat in ons ontstoken wordt het licht van. de Heilige Geest waardoor ook Gods Namen werkelijkheid voor ons worden, en we gaan bidden: geef ons eerstelijk dat wij U recht kennen.

Hier bidt iemand die er achter gekomen is, dat hij blind is in 's hemels wegen. Waar de Heere zaligmakende Godskennis en zelfkennis werkt, wordt het gezien welk een scheiding we gemaakt hebben door onze zonden. Dan komt de duisternis van ons leven openbaar, en leren we God kennen in Zijn heiligheid en rechtvaardigheid en onszelf in onze vloekwaardigheid en verlorenheid.

De Heilige Geest maakt in die weg plaats voor Christus, in Wie genade en barmhartigheid te verkrijgen is. Wat een ruimte wordt er in Hem gezien, als de Heilige Geest het licht op Christus laat vallen. En hoe meer ontdekkende genade verheerlijkt wordt, hoe meer Christus noodzakelijk wordt, niet alleen tot rechtvaardigmaking maar ook tot heiligmaking.

Het heiligen van Gods Naam

In het hart van de wedergeboren zondaar is er die bede om de Heere recht te kennen, en in nauw verband daarmee de hartelijke begeerte om Gods Naam te heiligen.

Maar wat wordt dan ook gevoeld dat we dat niet genoeg kunnen. Het is slechts de Heere Jezus Christus Die de Naam Gods volmaakt geheiligd heeft. Hij kon zeggen: „Ik heb Uw Naam verheerlijkt op de aarde." Het wa, s Zijn spijze, Zijn levensvreugde en zielevoedsel om de wil van Zijn Vader te doen en Zijn werk te volbrengen.

Reeds op aarde heeft Hij gebeden, in het hogepriesterlijk gebed: „Ik heilig mijzelf voor hen, opdat ook zij geheiligd mogen zijn in waarheid." Maar ook nu nog is Hij als de biddende Hogepriester werkzaam en vraagt Hij om de heiliging van Gods Naam in en door middel van de Zijnen.

En wat is dat toti troost voor Gods Kerk.

Er staat niet alleen de liefde-opdracht: „gij zijt duur gekocht; zo verheerlijkt dan God in uw lichaam en in uw geest, welke Godes zijn", maar er is ook die heerlijke belofte: „Ik heilig mijzelf vóór hen." Wat is dat tot bemoediging voor hen die gevoelen: God is het zo waard en ik ben zo duur verplicht de Naam des I-Ieeren te heiligen, maar die in zichzelf daarvan zo weinig kunnen terugvinden.

Daarom is het zo' tot oneer van Hem in Wie God Zijn Naam heeft geopenbaard, als er in het leven van Gods kinderen zo weinig kennis is van Hem, omdat er zo weinig honger is naar Zijn Woord en lust tot onderzoek van Zijn Woord. Wat geven we dan satan een gelegenheid om de eer des Heeren te verduisteren in ons leven.

Geef ons eerstelijk dat wij U recht kennen. Dat is de begeerte van het hart dat geleerd wordt door de Heilige Geest en onderwezen door Gods Woord.

En het is werkelijk wel nodig de Heere récht te kennen, om God in Zijn werken te heiligen, te roemen en te prijzen. Met dat doel heeft God de mens eenmaal geschapen.

Onze eigen naam

Maar in plaats van de Naam des Heeren te heiligen is de mens zichzelf gaan verheerlijken en gaan roemen in eigen prestaties, waarbij hij; de gaven van zijn God in kracht en gezondheid, wijsheid en wetenschap nu misbruikt om zichzelf een naam te maken. En midden in die wereld van heden en toekomst waarin wij leven, waarin de namen van allerlei sterren schitteren, knielt nu het kind des Heeren en vraagt: Heere, geef dat wij U in al Uw werken, in welke Uw almachtigheid, wijsheid, goedheid, gerechtigheid, barmhartigheid en waarheid, klaarlijk schijnt, heiligen, roemen en prijzen.

Nee, dat wil niet zeggen dat de christen de resultaten van techniek en wetenschap veracht, maar hij bééft als hij ziet hoe de mens God vergeet en zichzelf er mee kroont.

Degene die de Heere heeft leren vrezen, die iets heeft leren kennen van degroot-

heid en almacht van de Schepper, van Zijn liefde en genade in Christus, heeft ook iets van de deugden van God zien uitstralen in het werk van Zijn handen. En hij aanbidt de onuitsprekelijke Majesteit van de Schepper er in: Heere, zon, maan en sterren, Gij hebt die alle met wijsheid gemaakt.

Getuigen zijn — altijd en overal

De Naam des Heeren heiligen, roemen en prijzen, daar heeft. God recht op. Zijn kinderen, aan wie Hij Zich in Zijn grote genade heeft willen openbaren, worden geroepen getuigen te zijn van Hem. Daarom zegt de catechismus: daarna ook, dat wij al ons leven, gedachten, woorden en werken, alzo schikken en richten, dat Uw Naam om onzentwil niet gelasterd, maar geëerd en geprezen worde.

Al ons leven, dat laat geen enkele uitzondering toe. Dat is thuis en op school, in ons werk en in onze omgang met de naaste, als we op visite zijn en als we zaken doen, in binnen-en buitenland, daar waar men ons kent en waar men ons niet kent.

De duivel gunt je echt wel vakantie van de dienst van God. Hij zegt: Je bent toch ook mens, je mag het er best eens van nemen; wat voor kwaad zit daar nu in? Er is immers geen mens volmaakt? Er mankeert aan iedereen wel wat. De een is driftig en de ander kan nu eenmaal niet de minste zijn en de derde is scherp van tong en de vierde heeft weer een andere karakterfout.

Maar denk er om dat je je niet verontschuldigt door te zeggen: ik ben. nu eenmaal zo; ze moeten het, maar van mij nemen. Want weet: God neemt het niet van je.

Ook in je gedachten

Al ons leven! Dat wil zeggen: onze gedachten, woorden en werken. Gedachten zijn niet tolvrij. Menig kind van God heeft een zware tol moeten betalen

in het gemis van Gods gunst, in duisternis over zijn leven, omdat, hij in z'n gedachten haat bleef koesteren of onreinheid voedde.

Die wereld van onze gedachten die gevoed wordt door zoveel zondige beelden die we zien, zondige lektuur die we lezen, zondige, gesprekken waaraan we deelnemen, zonder te bidden om de bewarende kracht van de Heilige Geest.

Daarom: houd je gedachtenwereld rein, in biddend opzien tot de Heere om bewarende genade. Uit die gedachtenwereld komen onze woorden voort en onze woorden worden zichtbaar in ons dagelijks leven.

Het is voor het. strijdend kind des Heeren, dat de eer van Zijn God recht ter harte gaat, geen vreemd gebed dat David bad: „schep mij een rein hart o God, en vernieuw in het binnenste van mij een vaste geest".

Gedachten, woorden en werken alzo schikken en richten, dat is, door de bediening van Gods Geest, leven vanuit de dagelijkse omgang met. de Heere en Zijn Woord. Hier kent een ieder zijn eigen, voor de ménsen veelal verborgen strijd, maar hopenlijk voor de Heere niet meer verborgen.

Als het er op aankomt, hebben we onszelf en de zonde zo lief, en dat is de oorzaak dat God in ons leven zo weinig aan Zijn eer komt. Moet het dan verwonderen dat men in de wereld de schouders ophaalt over het leven van de kerk Gods in het algemeen?

En daarom: geef toch Heere, dat ook ik mijn gedachten, woorden en werken alzo mag schikken en richten, dat Uw Naam op mijn levensopenbaring geschreven staat en dat Uw eer mag; klimmen uit het stof.

Uw Naam, dat is een streep door ónze naam! Uw eer, dat is een zichzelf wegcijferen voor God en Zijn dienst, om dan door genade te ervaren, dat Hij genade en eer geeft aan allen die in oprechtheid voor Hem leven.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 1982

Daniel | 28 Pagina's

UW NAAM WORDE GEHEILIGD

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 1982

Daniel | 28 Pagina's