Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De stille kracht van een ex-kolonie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De stille kracht van een ex-kolonie

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij honderden reizen ze naar "Indië" Destijds troffen ze het in deplorabele toestand aan. Rampokkers maakten het eilandenrijk onveilig, een krachtig optreden werd onmogelijk gemaakt door internationale druk. Ook in het vaderland ontbrak na terugkomst de waardering. Tot hun verbazing vinden de Indië-veteranen die nu wel bij hun voormalige tegenstanders. Op Indonesische bodem worden oude wonden geheeld. De plopper van weleer blijkt een goede vriend te zijn.

"Senang", noemde Anne Piersma zijn huis. Hij is een tevreden mens. Naast de Indische term op het naambord liet hij een palm schilderen. De boom symboliseert niet alleen de rust die de oud-politieman geniet, maar ook zijn Indië-verleden. Van '47 tot '50 maakte hij als dienstplichtige deel uit van bataljon 4-1-RI van de palmboom-divisie, die op Zuid-Sumatra orde en rust trachtte te herstellen.
De TNI, het geordende Indonesische leger, was er nauwelijks vertegenwoordigd. Het waren voornamelijk ongeregelde bendes waarmee de Hollandse jongens werden geconfronteerd. „Onze voornaamste taak was het bieden van een stuk bescherming aan de burgerbevolking. We patrouilleerden in de omgeving, waardoor de mensen weer rustig op de sawa's konden gaan werken. In de kampongs deelden we medicijnen uit. Kleding die door ons werd afgedankt, trokken zij meteen aan. Zo ging dat. We hadden echt een dankbare taak."

Dromen
De gepensioneerde adjudantgroepscommandant der Rijkspolitie schaamt zich niet voor zijn tranen om de vrienden die hij er Het. „Het sneuvelen van je kameraden, dat was het ergste. Van ons peloton zijn er zes gebleven. Drie gesneuveld, twee verdronken en een aan tyfus overleden. Ook een dorpsgenoot van me is in Indië overleden. We kwamen allebei uit Middelstum, een klein boerendorp in Groningen. Voor ons vertrek hebben we nog belijdenis gedaan. We wilden ons geloof belijden voor we weggingen. Dan word je door de gemeente toegezongen: De Heer zal u steeds gadeslaan..."
Tegen het einde van zijn maatschappelijke loopbaan keerde Indië 's nachts terug. „Je bent op patrouille en ontdekt dat je je wapen vergeten hebt. Terwijl bijna niemand zo precies op z'n wapens was als ik. Dat dromen is gelukkig voorbij. Maar als je erover praat, beleef je alles weer. Waarom moest het allemaal gebeuren? Waarom zijn zo veel levens opgeofferd? Toch heb ik nooit het gevoel gehad dat we er voor niets zijn geweest. Te midden van alle chaos hebben we iets voor dat volk kunnen betekenen, daar ben ik van overtuigd."

Communisten
Generaal buiten dienst dr. Benjamin Bouman keerde in 1946 terug naar zijn geboortestreek: West-Java. Hij had er tal van inheemse kameraden gehad, zowel op de lagere school als op de hbs in Bandoeng. Direct na de bevrijding meldde hij zich dan ook aan als oorlogsvrijwilliger, om Indië van de Jap te bevrijden. Met het 6e Regiment Veldartillerie van de roemruchte 7-december-divisie scheepte hij in, om die missie te volvoeren. „We gingen ervan uit dat de nationalisten een kleine kliek van collaborateurs waren. Zo dacht heel Nederland erover.
Met uitzondering van de communisten, die het achteraf bezien bij het juiste end hadden." Het regiment functioneerde perfect. „We waren beter uitgerust dan de infanterie. Veel baat hadden we ook van inheemse troepen, die door onszelf werden gedrild en bewapend. Menadonezen, Ambonezen, overgelopen TNTers niet te vergeten. Heel lang ben ik ervan overtuigd geweest dat het de republikeinen niet zou lukken om te winnen. Dat is een misvatting gebleken. Militair zijn we in een patstelling terechtgekomen, politiek hebben we aan alle kanten verloren. Ik heb respect voor de slimme wijze waarop de republikeinen dat hebben gespeeld. Van mij mogen ze 17 augustus als de dag van de onafhankelijkheid vieren. Ik vind het kleinzielig om dat te miskennen."

Mootjes
Zijn veranderde opvatting over het avontuur in Indië, waarbij 120.000 dienstplichtigen en 25.000 oorlogsvrijwilligers waren betrokken, heeft er niet toe geleid dat de veteraan uit Epe de operatie als een misser beschouwt. „Je kwam in zo'n verschrikkelijke armoede terecht, dat je het gevoel had veel goeds te kunnen doen."
Oorlogsvrijwilliger Geurt Meijer uit Ede denkt er net zo over. „Als ik ergens berouw over heb, dan zijn het persoonlijke zonden. Je moest behoorlijk sterk op je benen staan om in dat hete land overeind te blijven. Maar ik hoef me niet te schamen tegenover de Indische bevolking. Die had nog meer te lijden van de ploppers dan wij. Dag aan dag hep je door de blubber om die lui te vangen. Bijna altijd voor niks. Het was zoeken naar een speld in een hooiberg.
Een enkele keer had je geluk. Als je de verhalen van nu moet geloven, werd er dan vreselijk gebeuld. Dat is zwaar overtrokken. Het enige wat ik heb gezien was dat gevangenen met hun oor bij het gaas moesten komen, waarna een man van de inlichtingendienst eraan begon te draaien. Net zolang tot ze gingen vertellen. Als dat de ergste beulerij is, valt het nog wel mee. Werden wij door die gasten gepakt, dan sneden ze je in repen. In mootjes!"

Dagboek
Vijfenveertig jaar na terugkeer publiceerde de oud-stoottroeper onder het pseudoniem Gerben Deters het dagboek dat hij destijd in Indië bijhield. Het geeft een beeld van het leven van Jan Soldaat in Insulinde. Een leven dat voornamelijk bestond uit wachtkloppen, eindeloos patrouille lopen, brieven schrijven en herstellen van de zoveelste infectie. Voor Koningin en vaderland.
Na terugkeer kreeg Anne Piersma van 's lands overheid voor 33 maanden trouwe dienst in den vreemde 330 gulden uitgekeerd. Een tientje voor elke maand. „Letterlijk en figuurlijk stond je naakt op straat. Alles moest je inleveren, tot je militaire hemdje toe. Door de oorlog hadden ze thuis ook niks meer liggen. Ik kon meteen een kostuum, een jas en een paar schoenen gaan kopen. Toen waren de centen op."
Zijn verhaal komt overeen met dat van tienduizenden lotgenoten. „We zijn allerverschrikkelijkst bedrogen", zegt Meijer. „Zo ervoer ik dat in Indië al. We hadden slechte bewapening, slechte kleding, slechte voeding, een beroerd loontje. Tachtig gulden in de maand! M'n gezondheid is daar geknakt, maar van enige waardering is nooit sprake geweest. Laat staan financiële vergoedmg."

Poncke Princen
Als het half kan bezoekt de oud gereformeerde Indiëganger de regiments- en bataljonsreünies. „Nu kan het nog. We raken op. Over tien jaar is het gebeurd. Op de laatste regimentsreünie sprak ik iemand die ik sinds '47 niet meer had gezien. David Heskes. Als je onverwacht zo'n ouwe makker ontmoet, ben je wel zo blij. Bijna niet te verwoorden. Je hebt elkaar in tijden van gevaar leren kennen. Dan komen de goeie naar boven, die je nooit in de steek laten. Dat schept een levenslange band. Daarom wil je die tijd vasthouden."
Nadat z'n eigen dagboek werd gepubliceerd, heeft de veteraan het al een keer of vier gelezen. „Soms zit ik te schateren, soms bijna te huilen. Op zo'n moment is Indië weer springlevend. Hetzelfde had ik vorig jaar met die affaire rond Poncke Princen. Op een middag was ik een stuk gaan fietsen. Ineens kon ik niet meer. Pijn op m'n borst. Weet u wat de eerste woorden van m'n huisarts waren? 'Poncke Princen!' Achteraf denk ik dat-ie gelijk had. Het is toch verschrikkelijk dat zo'n smerige landverrader met vertoon wordt binnengehaald, terwijl wij nog steeds door het slijk worden gehaald."

Kameraadschap
Bij Piersma groeide in de loop der jaren de drang om nog eens terug te gaan naar Indië. Het waren praktische en financiële bezwaren die hem ervan weerhielden. Na zijn pensionering werden die weggenomen. ,Ja, waarom wil je zo graag terug? Ik denk omdat we ondanks alle ellende er toch ook een heel fijne tijd hebben gehad. Door de kameraadschap. Lief en leed deelde je.
Op een gegeven moment hadden we zelfs een jongelingsvereniging in de rimboe, met jongens van allerlei kerken. Ons enige studiemateriaal was de Bijbel. Samen zat je op balen rijst in de voorraadruimte van zo'n Sumatraanse paalwoning. Dat zijn dingen die je nooit vergeet. Los daarvan heeft het land zelf ook iets bijzonders. Door de sfeer, het overweldigende natuurschoon, de hartelijkheid van de bevolking, van hoog tot laag."
In '90 reisde de inwoner van Westerbork met zijn echtgenote en een aantal dienstkameraden naar Sumatra. Het bericht van hun komst snelde hen vooruit. Zonder dat zij ook maar iets bevroedden, bereidde de burgemeester van de ZuidSumatraanse stad Loeboek Linggau de veteranen een groots onthaal, met demonstraties door politie en militairen. „Nota bene op dezelfde plaats waar we elkaar vijftig jaar geleden beschoten. In een museum zagen we nog een foto van onze commandant van toen, in bespreking met een commandant van de TNI."

Bedankt
Een oud-burgemeester van de stad, voormalig TNI-officier, bedankte de Indiëgangers voor de hulp die ze destijd aan de bevolking hadden geboden. „Je gelooft je eigen oren niet. Een voormalige tegenstander die je publiek staat te bedanken. In Nederland zijn we nooit bedankt. Daarvoor moesten we terug naar Indonesië."
Het land trok nu meer dan ooit tevoren. In '93 volgde een tweede reis. Dit voorjaar een derde. Door een van de oud-militairen was contact gelegd met TNIveteranen, die lieten weten dat de Hollanders als vrienden ontvangen zouden worden. Wat dat in Indonesië betekent, bleek bij aankomst in Benkoelen. „Je wordt verwelkomd door de gouverneur in eigen persoon. Allerlei burgerlijke en militaire hotemetoten zijn ook uitgenodigd. Zang- en dansgroepen staan aangetreden. Het geheel wordt door pers en cameraploegen vastgelegd. Of je van de koninklijke familie bent. We waren met stomheid geslagen."
Piersma kreeg een zetel toegewezen naast een Indonesische veteraan die aan de vrijheidsstrijd een stijf been had overgehouden. Van enige rancune was niets te merken. „Integendeel. We zijn nu vrienden, zei hij, en dat moet zo blijven. Van onze kant lag dat precies eender, 's Middags hebben we als eerste Nederlandse oud-militairen een krans gelegd op het ereveld van de TNI in Benkoelen. Om hun gevallenen te herdenken."

Ereburger
In Curup en Lahat waren soortgelijke ontvangsten bereid. Na het uitspreken van een dankwoord in Lahat kreeg Piersma als herinnering het wapen van de stad aangeboden. In marmer. Daarnaast mag hij zich ereburger van Lahat noemen. Over brandschattende rampokkers, laffe ploppers en koloniale Nederlanders werd niet meer gesproken.
Vanaf Lahat werden de Hollandse gasten begeleid door Ali Kasim, luitenant-kolonel buiten dienst van de TNI. Een voormalige vijand als gids. Boven de destijds beruchte Endikat-kloof drukte hij symbohsch de hand van een oude tegenstander. Het was voor Piersma dermate treffend, dat hij in het veteranenblad Sobat een reisverslag liet plaatsen onder de kop: "Boven de Endikat-kloof wordt een kloof overbrugd". De pijn die er bij de veteranen nog zat, is op Indonesische bodem gestild. Het heeft hun band met het geheimzinnige land versterkt. Piersma's stellige voornemen om het nu toch echt voor gezien te houden, begint alweer te wankelen. „Wat is dat toch? We weten het eigenlijk zelf niet goed."

Rampspoed geboren
Benjamin Bouman, die al in Indië overging in beroepsdienst, klom op tot legerkorps-artilleriecommandant. Met de ontwikkelingen binnen het Nederlandse leger was hij het grondig oneens. Openlijk uitte hij zijn onmin over het defensiebeleid van de socialistische overheid en de praktijken van de WDM. Tot hij in 1978 als brigade-generaal de dienst verliet en in Leiden geschiedenis ging studeren. „Men had er geen behoefte aan om zo'n lastig mormel nog langer 's konings rok te laten dragen."
Na het doctoraal-examen zocht hij voor zijn vervolgstudie een onderwerp dat raakvlakken had met zijn geboorteland en zijn militaire loopbaan. Dat resulteerde vorig jaar in een promotie op de dissertatie "Van driekleur tot rood-wit", over de Indonesische officieren in het KNIL tussen 1900 en 1950. Veel waren dat er niet. De legerleiding was ten diepste huiverig voor vreemd bloed in de gelederen. De inheemse officieren, afkomstig uit de elite van Indië, behielden in de praktijk een tweederangspositie.
„Dat gaf een latente onvrede bij deze mensen. Het merendeel was nationalist, maar hield dat achter de kiezen. Anders was het einde oefening. Achteraf bezien is het Nederlandse beleid zeer kortzichtig geweest. We hadden die jongens gelijke verantwoordelijkheden moeten geven. Dat paste bij de internationale trend. Het probleem was dat wij geen natie zijn van staatslieden, maar van kooplui. Indië verloren, rampspoed geboren. Er moesten centjes verdiend. En daar hadden we Indië voor."

Vrienden
De jongens die werden uitgezonden om de kolonie voor het vaderland te behouden, treft volgens de oud-generaal geen blaam. „Ze gingen in opdracht van de regering en hebben zich gemiddeld genomen kranig gedragen." De negatieve publicaties over het gedrag van de Nederlandse Jantjes heeft hem altijd gestoten. „ledere oorlog is vuil. Er zijn onnodig kampongs in brand gestoken, onnodig mensen kapotgeschoten. Maar dat waren altijd incidenten. Het heeft nooit iets structureels gehad."
Het duidelijkste bewijs is voor de historicus de medewerking die hij in Indonesië ondervond bij zijn onderzoek. Dat bracht hem over de vloer bij voormalige vijanden, die zich nu ontpopten als goede vrienden. „De verhouding was vanaf het begin allerhartelijkst. Alex Kawilarang was met zijn vrouw zelfs bij mijn promotie. Terwijl hij destijds een belangrijke tegenstander was in het gebied waar ons regiment opereerde. Onder de officieren zijn de verhoudingen eigenlijk altijd goed geweest. Kawilarang vertelde me dat hij destijds in burger door Batavia liep en een Nederlands maatje van de KMA-Bandoeng tegen het lijf liep. Die wist dat hij regimentscommandant bij de Siliwangi-divisie was, maar liet hem toch lopen. Op een bepaalde manier bleven ze vrienden."

Plicht
In totaal sprak Bouman voor zijn promotie-onderzoek zo'n dertig voormalige TNI-officieren, van wie een deel actief bij de revolutie betrokken was. Kenmerkend was de ontmoeting met Nasution, eerste commandant van de Siliwangi-divisie, oud-generaal van de TNI en voormalig minister van defensie en veiligheid. „Die had de toorn opgewekt van Soeharto en mocht daarom het land niet uit. Desondanks was ik er hartelijk welkom en gaf hij heel open en eerlijk antwoord op m'n vragen. Vergeet niet dat al die oudere officieren een Nederlandse opleiding hebben gehad. Simatupang kon nog alle plaatsen aan de spoorlijn van Groningen naar Delfzijl opdreunen. Op de KMA-Bandoeng zongen ze nota bene:
't Is plicht dat ied're jongen,
voor d' onafhankelijkheid
van zijn geliefde vaderland
zijn beste krachten wijdt.
Al deze mensen verwijten de Nederlandse overheid van destijds kortzichtig, paternalistisch gedrag. Maar van wrevel heb ik niets ontdekt. Integendeel. Dat zegt iets van de wijze waarop wij onze kolonie door de eeuwen heen hebben bestuurd. Bij alle tekortkomingen, vanuit het huidige standpunt bezien, was er toch ook heel veel idealisme, met name onder BB-ambtenaren uit Leiden."

Genoeglijke avond
De massale terugkeer van Nederlandse veteranen naar Insulinde verklaart dr. Bouman vooral psychologisch. „Als jonge jongens kwamen ze in een exotisch land terecht, waar ze ingrijpende dingen hebben meegemaakt en hechte vriendschap ondervonden. Ook van de bevolking. Dat is voor veel oud-Indiëgangers reden om nog eens terug te gaan naar de plaatsen van toen. De hartelijke ontvangst die ze dan ondervinden, is voor hen een openbaring. In dat klimaat vindt vanzelfde verzoening met de voormalige tegenstander plaats en verdwijnen nare herinneringen naar de achtergrond." Inmiddels is ook een omgekeerde beweging op gang gekomen.
Bij de grote reünie van de 7 December-Divisie op 31 augustus, ter gelegenheid van het 50jarig bestaan, was voor het eerst een detachement van de Siliwangi-divisie aanwezig. Zoals Piersma en zijn kameraden een krans legden op een oorlogsbegraafplaats van de TNI, zo legden Indonesische veteranen een krans bij het nationaal Indiëmoment te Roermond. „Ik heb een karrevracht van die mannen naar huis gehaald", lacht Bouman. „M'n vrouw wist niet wat ze meemaakte. Die zag ineens een voorraad van die donkere kerels, die binnenkwamen met de mededeling: Overval van de Siliwangi-divisie. We hebben een zeer genoeglijke avond gehad. In 1960 zou dat onmogelijk zijn geweest. Nu kan dat. De tijd herstelt veel."

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 27 november 1996

Terdege | 80 Pagina's

De stille kracht van een ex-kolonie

Bekijk de hele uitgave van woensdag 27 november 1996

Terdege | 80 Pagina's