Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Nederlandsche belijdenisschriften.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Nederlandsche belijdenisschriften.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

A.
De Heidelbergsche Catechismus
Olevianus prediker te Heidelberg. Dat was de lust en de begeerte zijns harten. Het Evangelie der zaligheid te mogen verkondigen, den eenigen rijkdom van Christus. Vurig van geest was hij, scherpzinnig en waarheidlievend, daarbij bezittend de gave van welsprekendheid. Ook van hem mag getuigd worden, dat hij alles veil gehad heeft voor den dienst des Heeren.
Gelijk die drie mannen: keurvorst Frederik III, Zacharias Ursinus en Caspar Olevianus hebben geleefd en gewerkt, zóó zijn zij ook gestorven en hebben in leven en sterven bevestigd, wat zij met het woord beleden hebben.
In 1587 ging Olevianus zijne ruste in. Niet te Heidelberg is hij gestorven, maar te Herborn, waar hij nog een Hoogeschool gesticht heeft. Met ernstige krankheid aangedaan, gevoelde hij zijn einde naderen. Treffend is het woord, dat hij schreef in zijn testament en getuigenis geeft van zijn geloof: „ik dank mijnen goeden God, Vader, Zoon en Heiligen Geest, dat Hij mij tot een redelijk schepsel op deze aarde geschapen heeft. Daarna in het bijzonder, dat Hij mij krachtiglijk heeft geroepen en het geloof geschonken heeft, mij heeft levend gemaakt in onzen eenigen Middelaar en Heiland Jezus Christus, daar ik dood was in zonden, en mij in Hem heeft geschonken de gerechtigheid Gods in het heilig offer van mijnen Heiland Jezus Christus en de toekomstige heerlijkheid, en mij heeft geopenbaard den rijkdom Zijner genade, dat hij mij heeft uitverkoren tot het kindschap in Christus uit genade, waaruit al deze genadegaven voortvloeien en mij die heeft deelachtig gemaakt door den Geest van het kindschap, waardoor wij roepen: Abba, Vader". Op zijn sterfbed zeide hij: „in deze mijne ziekte heb ik eerst recht geleerd, wat zonde is, en hoe groot Gods majesteit is". Herhaaldelijk liet hij zich uit de Heilige Schrift voorlezen en riep: „ik wil mijne reis naar den Heere niet langer uitstellen, ik verlang ontbonden en bij Christus te zijn". Afscheid nam hij van zijne oude moeder en van zijne vrienden. Toen hij gereed stond het tijdelijke met het eeuwige te verwisselen vroeg hem zijn vriend en ambtgenoot Alsted: „lieve broeder, ge zijt zonder twijfel zeker van uwe zaligheid in Christus, zooals gij die aan anderen hebt geleerd?" Toen drukte de stervende de hand op het hart en zeide: „Certissimus", (dat is: volkomen zeker). Dat was zijn laatste woord. Alzoo leefden en stierven de groote Hervormers. Zij hebben hun leven veil gehad voor Gods waarheid en spreken nog nadat zij gestorven zijn. Zij zijn ingegaan in de rust, die overblijft voor het volk van God en genieten nu het loon van hunnen arbeid, hoewel een genadeloon. God loont den arbeid Zijner knechten.
Kan er grooter voorrecht zijn, dan na een leven van moeite en strijd voor Gods waarheid, te mogen ingaan en te genieten dat hemelsch zalig leven, dat eeuwiglijk bij God te zijn en deelend in die onverderfelijke en onbevlekkelijke erfenis in de hemelen bewaard? Ook van deze mannen geldt: „de gedachtenis des rechtvaardigen zal tot zegening zijn".
Aan deze twee geleerde en Godvruchtige mannen werd door keurvorst Frederik dat groote werk toevertrouwd namelijk: het opstellen van den Catechismus. Voorwaar een treffelijk werk, door den Heere rijkelijk gezegend. Wie moet niet bekennen, dat deze mannen in het opstellen van dit kostelijk leerboek met licht en wijsheid van boven rijkelijk zijn bedeeld?
Ongeveer in het midden van het jaar 1562 begonnen zij hunne taak te aanvaarden. Hun arbeid was voorspoedig. Reeds in het begin van het jaar 1563 was de opstelling zoover gevorderd, dat het toekomstige leerboek ter goedkeuring kon worden overgelegd aan de door keurvorst Frederik saamgeroepen leeraren van den Paltz. Neen, de keurvorst zelf wilde daarover geen oordeel uitspreken, hoewel overtuigd, dat het concept in alles overeenkwam met Gods Woord. De kerk moest uitspraak doen. Aan haar het recht toegekend den Catechismus nauwkeurig te onderzoeken, aan de Heilige Schrift te toetsen en hare goedkeuring daaraan te hechten. Die vergadering wordt genaamd: de Synode van Heidelberg. Met getrouwheid werd het onderzoek verricht en de uitkomst was, dat de Synode eenparig haar zegel van goedkeuring drukte op het werk van Ursinus en Olevianus en het onverwijld wilde doen drukken. Dit geschiedde. In het begin van het jaar 1563 verscheen de Heidelberger Catechismus in het licht. Neen, geen oogenblik hebben die mannen kunnen of durven denken, dat dit gulden boekske voor Gods kerk tot zulk eenen uitgebreiden zegen zou strekken in zoovele landen en tot zoo lange tijden. Dat het als symbolisch geschrift zulk eene ruime plaats zou verkrijgen in het hart der kerk om de waarheid, die naar de Godzaligheid is, te handhaven en de tegensprekers te weerstaan.
De eerste uitgaaf van den Heidelberger Catechismus, voorafgegaan door een voorrede van den keurvorst, bevat 128 vragen en antwoorden. De gewone verdeelingen in 52 Zondagen zijn hier nog niet te vinden, terwijl de vraag en het antwoord naar het onderscheid tusschen het Heilig Avondmaal des Heeren en de Paapsche mis nog gemist wordt.
In het voorwoord verantwoordt keurvorst Frederik zich, waarom hij dezen Catechismus heeft laten opstellen en vermaant allen om het leerboek dankbaar te aanvaarden tot heil der zielen der menschen. Neen, het mag niet ter zijde gelegd worden, maar behoore in scholen en kerken naastig gebruikt tot onderwijzing in de leer, die naar de Godzaligheid is.
In deze voorrede blijke het beginsel van den keurvorst. De eere Gods is hem boven alles dierbaar. Ware beoefening van den godsdienst begeert hij. De kennis der waarheid moet verbreid, gekend en beleefd. Hoe is keurvorst Frederik er van doordrongen, dat het niet genoeg is de waarheid te belijden, maar bovenal te beleven. Dat de Godzaligheid tot alle dingen nut is, hebbende de belofte des tegenwoordigen en des toekomenden levens.
Ontegenzeggelijk werd de Catechismus met blijdschap ontvangen. Reeds enkele weken na de eerste uitgaaf, was een tweede noodig. Behalve eenige kleine veranderingen, vinden we hierin de 80ste vraag en antwoord over de Paapsche mis ingevoegd. Ten blijke, hoezeer de Catechismus bij het volk ingang vond, diene, dat dit leerboek in 1563 tot viermaal toe verscheen. De vierde maal werd het gedrukt in de Kerkorde, welke de keurvorst voor den Paltz had vastgesteld. Ten spijt van allen tegenstand, werd dit leerboek tot eenen uitgebreiden zegen voor Gods Kerk.

Ds. J. D. Barth

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 juli 1929

De Saambinder | 4 Pagina's

De Nederlandsche belijdenisschriften.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 juli 1929

De Saambinder | 4 Pagina's