Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Aanschouw het verbond

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aanschouw het verbond

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bediening H. Avondmaal

Aanschouw het verbond. Psalm 74 : 20a.

Het verbond in zijn ontstaan

Onze tekst kan niet uit het geheel van Psalm 74 gelicht worden. De gehele psalm spreekt mee in onze tekst: „Aanschouw het verbond!" Psalm 74 is een lied, dat gedicht is in één van de donkerste tijden van de kerk van Israël. Het is een onderwijzing voor Asaf. Het lied doet sterk denken aan de klaagliederen van Jeremia en is daar zeker naast te plaatsen. Nu zal niet Davids tijdgenoot Asaf de dichter zijn geweest, want toen was de kerk in bloeiende opkomst. Dit lied zal gedicht zijn voor het beroemde geslacht van Asaf, dat in de tijd van Ezra tot de voornaamste tempelzangers behoorde. De tijd dus na de Babylonische verwoestingen van stad en tempel. Als de dichter in onze tekst tot God bidt, of Hij het verbond, dat Hij met Zijn volk had, wilde aanschouwen, dan voert dat terug naar de tijd, dat de Heere dit verbond met Zijn volk sloot.

En dan komen wij terecht bij het befaamde tweede vers van deze psalm: „Gedenk aan Uw vergadering, die Gij van ouds her verworven hebt; de roede Uwer erfenis, die Gij verlost hebt; de berg Zion, waarop Gij gewoond hebt." Dat is een mooie tijd geweest, toen de Heere met Zijn volk Israël een verbond heeft gesloten en dat zo vrij en dat zo eenzijdig. Israël heeft zelfs in Egypte in de dienstbaarheid, toen het zwart was van dienstbaarheid, de vrijheid niet gezocht, de vrijheid niet gewild. Het vroeg niet naar een verbond met God, het vroeg niet om verlossing. Maar de Heere heeft het gewild en daarom is het gebeurd. Het grootste was niet, dat Israël uit slavernij werd verlost, maar dat God met hen een verbond oprichtte en dat zij bondgenoten met God en van God werden, 't Was die mooie tijd, 't was die blijde tijd, toen hun moede hand werd in 's vijands land van de pot ontslagen. Psalm 74 zegt, dat God ze vergaderd had. Het volk werd van uit Egypte vergaderd rondom de Heere tot één volk op een hoop, tot één kerk. Het was Gods vergadering, Gods gemeente. Die Hij van ouds her verworven had. Door de eeuwen heen heeft God dat volk gehad en heeft Hij het vergaderd. Psalm 74 noemt het de roede van Zijn erfenis, die Hij verlost heeft. Door de woestijnreis bij de landinname heeft de Heere het verlost van al zijn vijanden, die Hij voor hen verslagen, die Hij in hun hand gegeven en uitgedelgd heeft. Toen heeft Hij ze met de roede of ook met het meettouw van de landmeter hun erfenis toegewezen. Toen kréég Israël zijn erfdeel en toen werd Israël Góds erfdeel.

En in het midden van dat volk op de Zions heeft Hij gewoond. Van ouds her is dit de geschiedenis, de heilsgeschiedenis van het volk geweest. En dat is het nog.

Als er vandaag nog een volk des Heeren is, dan loopt hun geschiedenis volkomen parallel met die van Israël. God kwam met hen in een verbond. En dat zo vrij, dat zo eenzijdig. God zocht hen, toen zij naar Hem niet vraagden. God vergaderde ze op één hoop, tot één gemeente. De satan verstrooit en rukt uiteen, maar God vergadert. Dat heeft Hij van oudsher gedaan, dat doet Hij nog en dat zal Hij doen. De Heere verloste ze uit de slavernij der zonde en maakte ze vrij van al hun erfvijanden. Zij werden een roede Zijner erfenis, zodat zij een plaatsje kregen toegemeten in de kerk Gods, bij de heilgeheimen Gods en onder het volk Gods. Hij had de roede, Hij had het meetsnoer. Hij mat toe de plaats waar en de plaats, hoe groot. En Hij woonde onder hen te Zion, in het huis van Zijn dienst, van die heilige dienst, en in Zijn inzettingen, in Zijn heilige inzettingen.

Zie, dat is Gods verbond in zijn ontstaan. Zo ging dat, zo gaat het nog en zo zal het gaan tot in het einde der dagen.

Het verbond in dagen van verval

„Aanschouw het verbond", zo zegt de tekst. Daar is een tijd gekomen, dat dat nodig werd, dat de Heere opnieuw aan Zijn Israël moest gaan denken en ook aan dat verbond, dat Hij eenmaal met hen gesloten had, want het leek wel, of het geheel was verbroken. Nu is er van de kant des Heeren nooit bondsbreuk, maar wel bondswraak in geval van ontrouw van de zijde van het volk. Gij weet het, hoe de geschiedenis van Israël één aaneenschakeling geweest is van overtreding tegen Gods geboden, van ontrouw aan de dienst Gods, van een telkens weer God verlaten, om andere goden na te wandelen.

Reeds de man Mozes had bij zijn afscheid het volk Israël gewaarschuwd tegen al de zonden en afdwalingen, die ook metterdaad gekomen zijn. Toen heeft de Heere Zijn knechten de profeten gezonden keer op keer als Israël afviel en afweek van de dienst van God. De Heere zond hen, vroeg op zijnde en zendende! Hij was er altijd vroeg bij met waarschuwen. En Israël liet zich niet waarschuwen. 't Ging altijd weer door. En dan nam God weg de priesters, de offers, Zijn dienst en ten slotte Zijn huis. De wederpartijders Gods hebben in de vergaderplaatsen gebruld, met bijlen hebben zij huisgehouden ter plaatse van het gebed. Met beukhamers hebben zij de schone graveerselen in stukken geslagen. Het volk zag de tekenen, de bondstekenen niet meer. Daar was geen profeet meer en niemand kon zeggen: „Hoe lang? " En dit alles geschiedde, omdat God Zijn hand van Zijn volk had afgetrokken. Geliefden, als de heiligdommen verwoest worden, als de profetie ontbreekt en het land ontbloot wordt, dan is dat omdat de Heere Zijn hand van het volk terugtrekt. Het verval van de kerk is nergens anders aan te wijten — ook nu — dan aan een verlaten Gods. God verlaat Zijn volk, als het volk God verlaat.

Is het niet zo onder ons volk, dat de Doop nagelaten, afgeschaft wordt? Is het niet zo, dat voor het Avondmaal vieren niet eens meer ordelijke belijdenis en behoorlijke voorbereiding, ' behoorlijke bediening en* nabetrachting nodig geacht wordt? En dat zijn dan de heilige inzettingen van Christus! Is het niet een schande en grote zonde, dat een Amsterdams professor de dienst der verzoening op zij zet? Dat men een theologie van de mede-

menselijkheid en van de revolutie predikt? Dat men God, de eeuwig levende. Die Zich in Zijn Woord geopenbaard heeft, dood verklaart. Wat doet men met zo'n God, wat heeft men aan zo'n God. Geen leven na dit leven, geen hel, geen wederkomst. Alles geen. geen, geen, alles niet, niet, niet! Het Avondmaal wordt op straat gebracht, wat in de opperzaal en in de binnenkamer thuis hoort. De heilige leer des Heeren is veranderd in een onbetekenende leer der mensen, der mensen en der mensen. Zie, dat is de kerk in verval. En in dagen van verval weet men van het verbond Gods niet meer, dan weet men niet meer, hoe men met God in een verbond komt en wat voor bondsschatten en wat voor bondsvoorrechten men daarin ontvangt. En toch is in die dagen van verval der kefk dat verbond Gods, dat bestaat in wedergeboorte en bekering, in geloof en bekering, dat van wederkeer tot God, het enige redmiddel.

Het verbond de troost in noden

„Aanschouw het verbond!"

In al de ingezonkenheid van het kerkelijk en godsdienstig leven, nu de Heere Zijn hand aldus van Zijn volk afgetrokken had, ging dit getrouwe Asafsgeslacht, dat ten dage van Ezra de getrouwigheden beminde en bewaarde, pleiten bij God. En waar pleitten zij dan op? , Op dat vrije en op dat eenzijdige verbond, dat de Heere eens van ouds her had opgericht. En daar hielden zij de toestand van de kerk en de toestand van land en volk Hem voor. En dat werd één pleiten: „Heere, aanschouw het verbond, aanschouw Uw eigen verbond!" Gedenk aan Uw vergadering. Hef Uw voeten op tot de eeuwige verwoestingen. Hoe lang, o God! zal de vijand Uw naam in eeuwigheid lasteren? Waarom trekt Gij Uw hand af? Trekt haar uit Uw boezem?

En dan somt de Psalmist al de grote daden op, die de Heere in de natuur en in de genade gedaan heeft!

En dan maar weer aan het pleiten in het eind van de psalm. Geef aan het wild gedierte de ziel Uwer tortelduif niet over. Vergeet de hoop Uwer ellendigen niet in eeuwigheid. — Aanschouw het verbond. De duistere plaatsen des lands zijn vol woningen van geweld.

Geliefden, , is het thans in ons land anders? Wie God verlaat heeft smart op smart te vrezen. Waar men God verlaat en Zijn Kerk verlaat en Zijn dienst verlaat, dien overkomen zulke dingen. Dien overkomt het geweld, dat hun treft met wond op wond. Duistere moordspelonken. Allen die Mij haten, hebben de dood lief. Laat de verdrukte niet beschaamd wederkeren. Laat de ellendige en de nooddruftige Uw naam prijzen. Sta op, o God! Twist Uwe twistzaak. Vergeet niet het geroep Uwer wederpartijders.

En daar hebt ge dan als centrum van deze Psalm de bede: „Aanschouw het verbond!" Zal de Heere deze bede horen? Hij zal horen. Nooit kan de kerk een beroep doen op de trouw van Gods verbond, dat immers in Christus zo vast ligt voor de grootste der zondaren, dat immers in Christus zo vast ligt voor de diepstgezonken kerk. of God de Heere zal horen. Dat wij op de trouw van Gods verbond mogen pleiten, dwars tegen de ontrouw van de kerk in, dat is een onnoemelijke troost in noden. Dat geeft dat de Heere Zijn handen uit Zijn boezem trekt, dat Hij Zijn voeten opheft, dat Hij de vijanden te keer gaat, dat het verwoesten een einde neemt, dat elk ijver gaat tonen voor Gods huis. Dat maakt dat het verbond Gods niet alleen door God aanschouwd wordt, maar dat de kerk ook weer oog krijgt voor het verbond. Dat maakt, dat het verbond vernieuwd wordt.

Hoe gaat dat toe? Dan gaat een mens, die voorheen van zijn God afdwaalde, tegen zijn afgoden zeggen: Henen uit! Dan gaat een mens zijn zonde en schuld erkennen. „En als zij zich schuldig kennen", zegt de Heere, „dan zal Ik ze genadig zijn, dan zal Ik aan Mijn verbond gedenken!" Dan leert men met zijn zonden tot het offer der verzoening komen, dan leert men met zijn zonden tot Christus te komen. En Hij vergeeft menigvuldiglijk. Dan gaat een zondaar in Christus, de Verbonds- Middelaar de heerlijkheid, de genoegzaamheid van dat verbond aanschouwen en ook de allesoverklimmende vastheid. Dat is inderdaad een verbond, dat van geen wankelen weet. Dat verbond der genade in Christus, dat verbond, dat bondig is door de Heilige Geest, dat verbond, dat gesloten is met een Vaderlijk God, dat blijft over graf en dood heen, dat houdt stand straks door de gerichten heen, die over de aarde komen. In dat verbond is de kerk veilig en wel geborgen. Dit verbond geeft een de zonde schuwend leven, nabij God. Dit verbond blijft zelfs door de Oordeelsdag heen. Het is een verbond voor de eeuwigheid. En de tekenen van dit verbond zijn het water van de Doop en het brood en de wijn van het Avondmaal.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 augustus 1971

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Aanschouw het verbond

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 augustus 1971

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's