Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

CATECHISMUS, LEERBOEK VAN DE ORDE DES HEILS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

CATECHISMUS, LEERBOEK VAN DE ORDE DES HEILS

ZONDAG 18

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het vaderhuis met zijn vele woningen, dat voor ons en voor ons geslacht gesloten werd, bij het bedrijf van onze moedwillige ongerechtigheid in Adam, is door de gerechtigheid van Christus geopend. Want de Vader heeft Hem voor het oog van Zijn jongeren opgeheven, om gesteld te worden aan Zijn rechterhand.

Christus is, nadat Hij Zichzelf Gode de Vader onstraffelijk kwam op te offeren, opgenomen in Zijn heerlijkheid en dat tot opening van de troon der genade, voor allen die in Christus het aangezicht des Vaders zoeken. En zo worden wij in het geloof uit al onze zorgen en smart over onze zonden door Christus opgenomen en gebracht voor het aan,gezicht des Vaders, om door Hem verhoord en geholpen te worden ter bekwamer tijd. Want Hij is ons daar ten goede, en dat is tot troost in al het kwaad dat in dit jammerdal doorworsteld wordt.

Hij denkt aan ons. Hij leidt ons, opdat de zoetigheid en zaligheid van Zijn verheerlijking gesmaakt zou worden in het zien op Hem, en bij het verwachten van Hem. Want Hij is ons bij de Vader ten goede totdat Hij wederkomt om te oordelen, de levenden en de doden. En zo wordt het hart door die geestelijke en Gode verheerlijkende zuigkracht in het heilbegerig geloven door Zijn hemelvaart opgeheven naar boven. Zodat het verstaan wordt, dat in Christus, door Zijn verheerlijking, de weg voor u is gebaand, om te komen tot de troon der genade, die u in Hem door de Vader is geopend. En zo is het alleen mogelijk in Christus, door Zijn wederkomst heilbegerig te verwachten, een hemelsgezind leven te leven.

En al is Christus naar Zijn menselijke natuur ten hemel gevaren, dan verzwakt dat de belofte, van bij ons te blijven tot aan het einde der wereld, niet in het minst. Want het onderscheid tussen Zijn Goddelijke en menselijke natuur, wordt er ons met des te meer klaarheid door aangetoond. Want Christus is waarachtig mens en waarachtig God, zodat Hij naar Zijn menselijke natuur niet meer op aarde is. Wat met die klaarheid wel niet aanschouwd kon worden, toeq Hij er nog mee was op de aarde. Maar nu wijkt Hij naar Zijn Godheid, majesteit, genade en Geest nimmermeer van ons.

De verhoogde en verheerlijkte Christus stelt ons van dag tot dag onder d'e Goddelijke autoriteit van Zijn Woord, om daarvoor ootmoedig te buigen en telkens weer kinderlijk te vragen: „Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal?” En zo stelt Hij het hart dan door Zijn genade in het stof der verootmoediging, wat ons als vanzelf op Hem doet vertrouwen, om Hem hartelijk te loven in de bediening van Zijn profetische, priestelijke en koninklijke bediening. Enerzijds wordt u door Zijn Woord dan met machteloosheid geslagen, zodat het niet mogelijk is tegen Zijn wil te handelen en anderzijds wordt u er door gesterkt, om in Zijn wegen te wandelen. Zodat u iets krijgt te verstaan van dit woord: „Ik vermag alle dingen door Christus Die mij kracht geeft”.

Met een stille verwondering die het hart kan leiden tot aanbidding, wordt de majesteit van de verheerlijkte Christus waargenomen in de bediening van Zijn Woord en Sacramenten. Daar Hij daarin tot ons komt met zoete vertroostingen tot versterking van het geloof, om ons kruis blijmoedig te dragen.

Hij is en blijft bij ons met Zijn genade tot onderwijzing en de beleving van het geloof om daarin te volharden tot verkrijging van het gezegend eind. Want de oprechten gaan het steeds meer beseffen dat zij zijn zwak van moed en klein van kracht. En zo komt Christus door Zijn Geest getuigenis te geven in het hart van het werk der genade, dat door Hem verheerlijkt werd. Om de Heere kinderlijk te vrezen tot verheerlijking van Zijn grote naam. Wat hen dan anderen doet zijn tot wasdom in het geestelijke leven, en tot onderhouding van de gemeenschap der heiligen.

Maar al is de mensheid niet overal waar de Godheid is, zo worden de twee naturen er ganselijk niet door van elkander gescheiden. Want mitsdien de Godheid onbegrijpelijk en overal tegenwoordig is, zo moet volgen dat zij wel buiten haar aangenomen mensheid is, en nochtans ook in haar en persoonlijk met haar verenigd is. Waarom het ons niet mogelijk is door Zijn menselijke natuur op te klimmen tot Zijn Goddelijke heerlijkheid. Wat een grote hindernis was bij de discipelen, daar zij Hem het eerst leerden kennen in Zijn menselijke natuur. Maar wij hebben Hem naar het vlees niet gekend. En het wordt ons van meet af door de Schrift verkondigd, dat de Zone Gods ons in alles gelijk is geworden, doch zonder zonde, door onze menselijke natuur uit de maagd Maria aan te nemen. Wat ons terstond vanuit Zijn Godheid leert denken bij Zijn verschijning in het vlees.

Wel heeft het plaats, dat wij meer blijven leven bij de gevoeligheden van Zijn menselijke natuur, zodat wij dan enige neiging bekomen, om Hem met de dochters van Jeruzalem dan komen te onteren. Het moet ons ten volle duidelijk zijn, dat de Zone Gods als Middelaar Zijn menselijke natuur heeft ondersteund, om met Zijn hart de borgtocht volkomen te maken, die daarom van een oneindige waardij is en overvloedig genoegzaam voor het ganse menselijke geslacht.

De Zone Gods is en blijft dus door de aanneming van de menselijke natuur ook persoonlijk met haar verenigd in het toepassen van de door Hem verdiende zaligheid aan des Vaders rechterhand. En nu worden wij door het nut, dat is in de hemelvaart van Christus, onderwezen in een drietal zaken, die het geestelijke leven tot Zijn verheerlijking en onze zaligheid raken. Ten eerste, daar Hij in de hemel voor het aangezicht Zijns Vaders onze Voorspreker is. „En indien iemand gezondigd heeft” wat ons onze vrijmoedigheid beneemt in het naderen tot de troon der genade, zegt de Schrift: „Wij hebben een Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige; en Hij is een verzoening voor onze zonden; en niet alleen voor de onze, maar ook voor de zonde der gehele wereld.”

Het is dus in het komen tot de troon der genade, een komen op grond van de algenoegzame offerande van Christus en, niet op grond van enige waardigheid in de mens. Maar wel moet het zijn een komen om de verzoening met God, want daar buiten is het doelloos en zinloos te komen tot de troon der genade.

Maar mag dan een onbekeerd mens niet bidden om verzoening, daar hij er geen irmerlijke behoefte aan heeft? Het past hem in de eerste plaats ernstig te bidden om de vernieuwing des harten, want de Heere heeft geen lust in de dood der goddelozen, „maar daarin dat hij zich bekeert. Bekeert u, bekeert u van uw boze wegen, want waarom zoudt gij sterven?” Ja, de Heere wacht op ons, om dat uit genade te schenken. In deze voorspraak van Christus, in het pleiten op Zijn verzoening door voldoening, is ook een zekere inspraak voor het gemoed. Toen de Heere Jezus bad: „Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen,” was dat een bemoedigende inspraak voor de boetvaardige moordenaar, want dat gehoord hebbende, zeide hij tot Jezus: „Heere gedenk mijner als Gij in Uw Koninkrijk zult gekomen zijn”. Waarop hem geantwoord werd: „Voorwaar zeg Ik u, heden zult gij met Mij in het Paradijs zijn”. En laat dat ons vervrijmoedigen in het komen tot de troon der genade, om door Hem verhoord te worden.

Ten andere wordt het ons hier betuigd, dat wij ons vlees in de hemel tot een zeker pand hebben, dat Hij, als het Hoofd, ons Zijn lidmaten ook tot Zich zal nemen. Christus zal als het Hoofd der kerk al Zijn lidmaten in wier hart Hij leeft tot Zich nemen als Gods raad hier uitgediend zal zijn. En dat is in de eeuwige heerlijkheid, om eeuwig bij Hem te zijn. Zodat het hier aankomt op het aannemen van Christus in het binnenste des harten. Want aan het tot Zich nemen door het Hoofd, is het aannemen van het Hoofd uit de hand der Vaders, onafscheidelijk verbonden. Het is een leven uit Hem, door Hem en tot Hem. Waartoe Hij ons door de Vader geschonken is.

Maar ten derde zendt Hij ons Zijn Geest tot een tegenpand, om in contact te blijven met onze, Voorspraak bij de Vader, om zo door Hem getrokken te worden tot de Vader. Door Welks kracht wij zoeken dat daar boven is waar Christus is, zittende ter rechterhand Gods en niet dat op de aarde is.

Het werk van Zijn Geest, om de bediening van Zijn genade heerlijk te maken in ons hart en leven, hebben wij als een tegenpand, om te volharden in het geloof, van dqg tot dag nodig. Want alles wat van ons en in ons is, trekt ons af van de Heere, staat ons tegen in het zoeken van de dingen die boven en eeuwig zijn.

En voor het zenden van Zijn Geest heeft Hij gezegd: „En Ik zal de Vader bidden en Hij zal u een andere Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in eeuwigheid.” En die troost weegt op tegen al het kwaad dat Hij ons in dit jammerdal toeschikt, zo wij in de omstandigheden van het leven er door gedreven worden tot de troon van Gods genade. En in die weg leert de Geest des Vaders en des Zoons ons bidden met onuitsprekelijke zuchtingen, om daanoor gesterkt te worden door onze Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige.

Soest.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 maart 1977

Bewaar het pand | 4 Pagina's

CATECHISMUS, LEERBOEK VAN DE ORDE DES HEILS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 maart 1977

Bewaar het pand | 4 Pagina's