Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jongerenavonden: beproeft de geesten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jongerenavonden: beproeft de geesten

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)

We besteden een viertal artikelen aan de zogenaamde 'Jongerenavonden' die tegenwoordig op verschillende plaatsen worden belegd. Een tiental toespraken werd door ons gelezen. Vorige week maakten we er al enkele opmerkingen over. Nu stappen we over naar de inhoud van de lezingen. Opnieuw vallen ons verschillende zaken op, die zorgen geven.

We stemmen van harte in met het 'comité jongerenavonden' dat er een onvoorwaardelijk aanbod van genade is. Dat is overigens geen ontdekking van de laatste tijd. De synode van onze gemeenten heeft reeds in 1931, in de lijn van Schrift en belijdenis, uitgesproken dat de verantwoordelijkheid van de mens in het bijzonder groter wordt door de 'ernstige aanbieding van Christus en de verbondsweldaden in het Evangelie'. In deze laatste zin valt iets op. De synode sprak over een 'grotere' verantwoordelijkheid als we onder de prediking van het Evangelie verkeren. Daar is dus nog een andere, eveneens grote verantwoordelijkheid. Die ligt, zo sprak de synode van 1931 uit, in de schepping. We citeren: 'Geschapen naar Gods beeld, eist God van de gevallen mens zijn beeld terug.' Het is opmerkelijk dat de sprekers tijdens de jongerenavonden deze laatste verantwoordelijkheid nauwelijks noemen. Bijna alle aandacht gaat uit naar de verantwoordelijkheid ten opzichte van het Evangelie. Is die er niet? Ja, die is groot! Maar begint onze verantwoordelijkheid daar? Nee, ze begint daar waar onze afval van God is begonnen, in het paradijs. We zijn goed en volmaakt uit Gods hand voortgekomen en door onze zonde zo diep gevallen, dat we buiten God liggen, dood in de misdaden en de zonde. En dat alles door eigen schuld.

Is het een accentsverschil als de verantwoordelijkheid vanuit de schepping weinig aandacht heeft? We menen van niet. Laten we over deze zaak eens wat doordenken. God eist, zo lezen we in Zondag 4 van de Heidelbergse Catechismus, Zijn beeld terug. Daarom is het nodig dat de zondaar eraan ontdekt wordt wie hij is voor God. Goed geschapen, maar diep gevallen. Dat wordt reeds de smart van een door Gods Geest overtuigde ziel. De Heere zal de Zijnen, in een weg van pijnlijke ontdekkingen, steeds dieper inleiden in de verloren staat voor God. Ze gaan leren dat ze niet alleen zonde doen, maar zonde zijn, ja in Adam hebben gezondigd. Juist onze Heidelberger spreekt, niet alleen in de Zondagen 3 en 4, maar ook in de vragen 36, 56 en 127 zo duidelijk over de vrucht van de ontdekkende bedieningen van Gods Geest.

Ander uitgangspunt

Het lijkt er sterk op dat verschillende sprekers tijdens de jongerenavonden een ander uitgangspunt kiezen. Alle aandacht gaat uit naar de prediking van het Evangehe. Het gevolg is dat er een zeer zwaar accent ligt op de schuld door het afwijzen van het Evangelie. Laten we elkaar goed verstaan: deze schuld is ook zeer groot. Hoe zullen wij ontvlieden, indien wij op zo grote zaligheid geen acht hebben gegeven? Maar het lijkt ons een eenzijdige voorstelling van zaken als alle aandacht uitgaat naar onze reactie op de prediking van het Evangelie. We leven toch ook onder de eis van een verbroken werkverbond, zo herinneren we ons vraag 9 uit de Heidelberger. Als we deze eis niet gevoelen, hoe zal er dan plaats komen voor het andere verbond, het genadeverbond dat God na de val heeft geopenbaard?

Tijdens de jongerenavonden horen we helaas zo weinig over de ontdekkende bedieningen van Gods Geest, over het plaatsmakende werk, opdat Christus een gestalte zou krijgen. We horen, enkele uitzonderingen daargelaten, weinig over de nood van ons leven, dat we gescheiden liggen van God. Alle aandacht gaat uit naar de verantwoordelijkheid ten opzichte van het Evangelie - die, nogmaals, groot is! - waarbij het lijkt alsof dat de enige vraag in het leven is: nemen wij het aanbod van genade aan of niet?

Onvoorwaardelijk

Waarom gaan we vrij uitvoerig op dit punt in? Omdat een andere zaak hiermee in verband staat. De initiatiefnemers van de jongerenavonden hebben verklaard dat alleen predikanten die een 'onvoorwaardelijk aanbod van genade' prediken welkom zijn op de avonden. Onder het woord onvoorwaardelijk zet het organiserend comité een streep; blijkbaar is het een belangrijk woord. Laten we eens nagaan wat ermee wordt bedoeld.

Voor alle duidelijk willen we stellen dat onze gemeenten, in het spoor van de vaderen, altijd hebben geleerd dat het genadeverbond onvoorwaardelijk is. Ds. G.H. Kersten spreekt in zijn dogmatiek over de 'troostvolle leer van het onvoorwaardelijk verbond der genade'. W. a Brakel schreef in zijn Redelijke Godsdienst: 'Aangezien het een genadeverbond is, worden alle voorwaarden aan de zijde van de mens volstrekt uitgesloten.' De troost voor Gods Kerk is dat Christus aan alle voorwaarde heeft voldaan, opdat zij, - eeuwig wonder! - de beloften van het genadeverbond deelachtig zouden worden. Als het comité jongerenavonden met zoveel nadruk spreekt over het onvoorwaardelijk aanbod van genade, blijkt daar echter een afkeer achter te zitten tegen een zogeheten voorwaardelijke prediking. Zo heet een prediking waarin als voorwaarde voor de genade een bepaalde maat van zondekennis wordt aangewezen.

Hier rijst een vraag die we maar moeilijk van ons af kunnen zetten. Als eenvoudig vanuit de Schrift wordt aangewezen in welke weg van overtuiging de Heilige Geest plaats maakt voor Christus, heet dat dan ook al een voorwaardelijke prediking? Uit de lezingen tijdens de jongerenavonden krijgen we de indruk van wel. Laten we een voorbeeld noemen: Als in Psalm 51:19 staat dat de offeranden Gods een gebroken geest en een gebroken en verslagen hart zijn, als vanuit de grondtaal blijkt dat een verslagen hart een verbrijzeld hart is, als uit de verzen 3 tot 7 van dezelfde Psalm blijkt hoe God het hart van David heeft verbrijzeld, als ons oog er op valt dat in vers 19 niet staat dat een verslagen hart een offer Gods is maar de offeranden Gods, als de Psalm ons dus leert dat alle offeranden Gods een verbroken en verslagen hart zijn, mogen we dan zeggen dat de Heere al Zijn kinderen de lessen uit Psalm 51 leert, waarbij de Heere vrij is in welke trap of mate Hij het onderwijs geeft. Of is dit ook voorwaardelijke prediking? Velen in onze dagen zeggen van wel. Wij menen dat dit een prediking naar de Schrift is, ja, dat het Gods bevel is om deze lessen de gemeente voor te houden, zoals Psalm 51 vanaf de tempelpleinen aan het volk van Israël is voorgehouden toen de opperzangmeester de psalm aanhief Het comité jongerenavonden hecht zeer aan een onvoorwaardelijk aanbod van genade, zo zagen we. Maar toch noemde een van de predikanten in zijn lezing het geloof 'de enige voorwaarde.' Wonderlijke zaak.

Onvoorwaardelijk en toch een voorwaarde. En wel het geloof als voorwaarde. Dat lijkt sprekend op de dwaling van het neonomianisme, die in de achttiende eeuw in Engeland zijn duizenden versloeg. God stelde, zo stelt de neonomiaan, in het werkverbond een wet. Het werkverbond is verbroken, maar nu stelt God in het genadeverbond een nieuwe wet: gelooft het Evangelie. De gereformeerde vaderen hebben hiertegenover met kracht staande gehouden dat het genadeverbond geen voorwaarden kent. Of, met de woorden van ds. G.H. Kersten, het zou toch geen Genade^/erhond zijn, zo maar één enige voorwaarde aan de bondgenoten zelf werd gesteld? (Heidelbergse Catechismus, blz. 31).

Toepassende werk

In de lezingen tijdens de jongerenavonden valt zoveel nadruk op de noodzaak om te geloven, dat de vraag kan rijzen: kan ik geloven? Nu zullen de inleiders onmiddellijk zeggen: het geloof is een gave Gods, alleen de Heilige Geest kan het schenken. Hij wil het ook schenken. Tot zover gaan we hierin mee. Maar dan lezen we in een woord vooraf van een van de uitgegeven brochures een merkwaardige redenering. 'In het bevel van Christus om in Hem te geloven ligt de kracht om het ook te doen.' Met andere woorden: Christus roept op om te geloven, en... op grond van dat bevel kan de mens het ook. Voelt u hoe het toepassende werk van de Heilige Geest tekort wordt gegaan? Voelt u hoe de aandacht verschuift van het werk Gods in de mens naar het werk van de mens? We leren op grond van de Schrift dat niet alleen de verwerving van de zaligheid, maar ook de toepassing ervan een eenzijdig Godswerk is. Als de Heere de Zijnen ontdekt aan de onwil om zalig te worden, maar ook aan de totale onmacht, wat een arme boodschap is het dan als ze te horen krijgen: in de oproep tot geloof ligt de kracht om te geloven. En aan de andere kant, wat sluit zo'n redenering wonderwel aan bij de begeerte van de nabijchristen om aan zijn eigen zaligheid mee te werken. Juist voor hem is het eenzijdige werk Gods zo'n aanstoot! Zeker, we erkennen dat er een dode lijdelijkheid is, die zich verschuilt achter de woorden: God moet het doen. Maar we geloven toch hopelijk ook dat er een volk is dat door het ontdekkende licht van Gods Geest zijn vijandschap en onbuigzaamheid moest inleven en dat in de nood van het leven uitroept: 'O God, Gij moet het doen, anders kan het nooit!'

Achteraf

De predikanten die de jongerenavonden bezoeken, zeggen ook dat zaligworden een werk Gods is. Maar ondertussen ligt er zoveel nadruk op de daad van de mens en zo weinig op het toepassende werk van de Geest, dat gemakkelijk de conclusie kan worden getrokken dat de mens toch iets kan. an. 'Als je', sprak een predikant, 'met al l je worstelingen en vragen naar die Borg arg vlucht, dan moetje later zeggen: Dat t is het werk van de Heilige Geest est geweest.' Voelt u? U gelooft, u doet het en achteraf zegt u: God deed het. Wat t is toepassing, vroeg een andere predikant ant zich af. Dat is, zei hij, het aannemen len van de beloften van het evangelie door 3or armen van het geloof.

Mogen we de vraag stellen wat er eerder is: de gave van het geloof of de daad van het geloof, de toepassing of de aanneming? Niemand zal toch dur­ urven zeggen dat de daad van het geloof Dof voorop gaat. Hij zou onmiddellijk in aanvaring komen met onze vaderen die juist deze voorstelling van de remon­ jnstranten met kracht van zich wierpen. en. Leerzaam - juist in onze tijd! - is de verwerping van de dwalingen in de Dordtse Leeregels. Onze vaderen ren zagen het als een dwaling dat 'het het geloof waardoor wij eerst bekeerd wor­ orden en waarvan wij gelovigen ; en genoemd worden niet is een ; en hoedanigheid of gave van God rod ingestort, maar alleen een daad des les mensen' (DL, III/IV, verwerping art. 6). 6).

Als we in onze geloofsleer belijden dat de gave van het geloof voor de daad van het geloof gaat, hoe durven we dan te stellen dat het in de ondervinding een conclusie achterafis, dat de Geest aan het werk was? Komt zo, opnieuw, niet de mens in het middelpunt te staan? Welk een troosteloze leer voor krachtelozen in zichzelf Ze roepen het in hun nood uit: Trek mij, wij zullen U nalopen. En niet: ik loop U na en dan zie ik nadien dat U trok.

Een vraagsteller tijdens de jongerenavonden verwoordde ons gevoelen over de lezingen treffend toen hij opmerkte: ik heb het gevoel dat er steeds weer vermogens in de mens gelegd worden die er van nature niet zijn. Of met de woorden die we eens uit de mond van een oude predikant hoorden: 'De schijnchristen begint altijd met "ik". Hij kan zover komen dat hij zegt: ik heb de Heere Jezus aangenomen. Maar Gods volk begint en eindigt in God. Zij zullen ook eens mogen zingen: Gij toch, Gij zijt de roem, de kracht van hunne kracht.'

(wordt vervolgd)

Redactie

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 september 2002

De Saambinder | 12 Pagina's

Jongerenavonden: beproeft de geesten

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 september 2002

De Saambinder | 12 Pagina's