Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Grenzen van een moderne biografie: Koch over Kuyper

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Grenzen van een moderne biografie: Koch over Kuyper

26 minuten leestijd Arcering uitzetten

Abraham Kuyper is een van de grote figuren van onze geschiedenis. Oprichter van de Anti Revolutionaire Partij, stichter van de Vrije Universiteit, grondlegger van de Gereformeerde Kerken in Nederland, hoofdredacteur van 'De Standaard' en minister-president van 1901-1905. Slechts weinigen hebben zich op zoveel terreinen als hij bewogen. Nog geringer is het aantal van hen die een heel volksdeel hebben gevormd. Een volksdeel dat een geheel eigen en belangrijke plaats in de Nederlandse samenleving heeft gehad. Kuyper is niet alleen een van onze grootste figuren, hij is ook een van de meest omstreden figuren. Bejubeld en bewonderd door medestanders en verguisd door tegenstanders. Maar niemand heeft ooit zijn formaat betwist.

Inleiding

Over deze erflater van onze geschiedenis is bijzonder veel geschreven. Tot voor kort ontbrak echter een moderne biografie waarin Kuypers persoon en werk in den brede worden geschetst. De laatste samenvattende biografie is die van de rooms-katholieke historicus Kasteel uit 1938, terwijl in 1987 het eerste deel van een zesdelig opgezette biografie van de hand van de protestantse historicus en met Kuyper congeniale Puchinger verscheen.2 Dit deel bestreek de jaren 1837-1867. Door Puchingers overlijden is het bij dit eerste deel gebleven. Intussen deed zich het gemis van een integrale biografie blijven gevoelen. Reden voor het bestuur van het Dr. Abraham Kuyperfonds de Utrechtse historicus Jeroen Koch een opdracht hiertoe te geven. Verwantschap met Kuyper en het gereformeerde volksdeel of het protestantisme in het algemeen had de van huis uit rooms-katholieke Koch niet. Evenmin was hij bekend met de Nederlandse negentiende eeuw. Zijn voornaamste publicaties betroffen de Duitse historicus Golo Mann (1909- 1994), een zoon van de bekende schrijver Thomas Mann (1875-1955) en de Amerikaanse literatuurcriticus Lionel Trilling (1905-1975). Studies dus die geen raakvlakken met de Nederlandse geschiedenis hebben. Niettemin aanvaardde Koch de opdracht. Hiermee legde hij een zware last op zijn schouders. Het schrijven van een biografie van een zo begaafde een veelzijdige persoonlijkheid als Kuyper stelt immers hoge intellectuele en persoonlijke eisen aan de biograaf. Hij moet inzicht hebben in de gevoels- en gedachtewereld van zijn hoofdpersoon. Inzicht ook in de omgeving die hem gevormd heeft en de tijd waaraan hij mede vorm heeft gegeven. Dit inzicht kan zich niet beperken tot wetenschappelijke kennis. Belangrijker nog is affiniteit. Affiniteit die de inhoud van de gevoels- en gedachtewereld van de hoofdpersoon op de juiste waarde weet te schatten en deze, zich losmakend van eigen vooronderstellingen, zo onbevangen en onbevooroordeeld mogelijk weergeeft. Het behoeft geen betoog dat deze onbevangenheid en onbevooroordeeldheid nooit volledig objectief kunnen zijn. Volledige objectiviteit is een wetenschappelijke drogreden en een onmogelijke eis.Waar het, naast een zakelijke weergave van feiten, vóór alles op aankomt, is de zuivere en goede toon. Een toon die beantwoordt aan de door Van Deursen geformuleerde fundamentele eis van de geschiedschrijving: recht doen aan dode mensen. Een dergelijke benadering is evenveel verwijderd van verheerlijking als verguizing. Van verheerlijking omdat - bij alle royaal gegeven erkenning van persoonlijke verdiensten - de mens uiteindelijk geen roem toekomt en de christen daarbij steeds indachtig zal blijven het apostolische woord: wie roemt, roeme in de Here. Van verguizing omdat de beschreven persoon zich niet meer kan verweren en de geschiedschrijver zich dan schuldig zou maken aan overtreding van het negende gebod. Beantwoordt Kochs boek aan Van Deursens eis? Een antwoord hierop geven we aan het einde van deze beschouwing. Eerst moet worden voldaan aan de plicht van de recensent: een weergave van de hoofdinhoud van het boek. Deze kan natuurlijk niet anders dan beknopt zijn.

Bekering

Kochs boek is opgezet als een intellectueel-politieke biografie en richt zich op Kuypers denkbeelden en bemoeienissen op kerkelijk, wetenschappelijk en politiek terrein. Hoe verschillend deze bemoeienissen ook waren, ze waren alle gericht op één doel: de zijns inziens noodzakelijke herkerstening van Nederland. Zelf heeft hij dit als volgt omschreven: "Wat was dit doel, die gedachte, die mijn leven gedreven en geleid heeft? Laat mij het kortelijk zóó uitdrukken: Niet alleen om de Antirevolutionairen, maar als het zijn mocht, heel mijn volk en vaderland weer gelukkig te maken door het terug te lokken naar die eenig betrouwbare paden des levens, die voor mij afgeteekend liggen in de ordinantiën Gods"?- Vanuit dit herkersteningperspectief beschrijft Koch Kuypers leven en werk. Kuyper werd te Maassluis geboren als zoon van een gematigd verlichte predikant die de latere orthodoxe weg van zijn zoon niet goed kon volgen. Van 1855-1862 studeerde hij te Leiden. De confrontatie met de moderne theologie hier leidde tot ernstige geloofstwijfel. Inzicht hierin geven de brieven die hij en zijn verloofde in deze jaren met elkaar wisselden en die door Koch worden omschreven als grotendeels gevuld zijnde met religieuze tobberijen.3 Een omschrijving die een geheel andere lading of gevoelswaarde heeft dan die van Puchinger die spreekt over een religieuze gedachtewisseling.4 Na strijd volgde bekering en wedergeboorte. Aan het begin hiervan staat de roman The Heir of Redclyffe van Charlotte Mary Yonge (1823-1901) die hij in het voorjaar van 1863 las en hem bracht tot de geloofsovergave waarnaar hij verlangde.Van betekenis voor zijn verdere geloofsontwikkeling en de definitieve wending naar de orthodoxie waren verder de predikantsjaren in Beesd (1863- 1867). Dit proces van wedergeboorte en bekering, waarvan Kuyper zelf verschillende lezingen heeft gegeven, wordt door Koch, die overigens erkent dat de authenticiteit van geloof en geloofservaring en zeker het vroomheidsgehalte ervan moeilijk zijn vast te stellen, beoordeeld op zijn psychologische consequenties; hiervoor beroept hij zich op de theorieën van de Amerikaanse godsdienstpsycholoog William James.5 Interessant om te lezen. De vraag is echter of hiermee werkelijk de kern van de zaak wordt geraakt. Geloof gaat niet op in psychologie.

De wereld in

Van Beesd vertrok Kuyper naar Utrecht, waar hij tot 1870 bleef en onder andere Beets - in veel opzichten een geestverwant, maar wiens irenische gezindheid geheel tegengesteld was aan Kuypers strijdlust - als ambtgenoot had. Na Utrecht volgde het beroep naar Amsterdam, waar hij bij het orthodoxe deel van de kerkgangers spoedig geliefd werd. Hier bleef hij tot 1874. Centraal in de jaren 1867-1874 stond de strijd voor kerkherstel. In de ogen van vele orthodoxe hervormden, waarvan Kuyper meer en meer de leidsman werd, was de Nederlandse Hervormde Kerk ernstig ziek. In 1874 kwam een einde aan Kuypers predikantschap en werd hij lid van de Tweede Kamer. Begin zeventiger jaren begon Kuyper zich tevens tot journalist te ontwikkelen. In 1872 verscheen het eerste nummer van De Standaard, waarvan hij hoofdredacteur werd en die hem de mogelijkheid bood dagelijks zijn ideeën over kerstening van land en volk neer te leggen. Beroemd en gevreesd geworden zijn de driestarren: korte en puntige commentaren over actuele kwesties. In 1879 volgde de oprichting van de Antirevolutionaire Partij, waarvoor Kuyper het beginselprogramma schreef, getiteld Ons Program. Dit was, zo schrijft Koch, geen verkiezingsmanifest of politiek programma. Dit was de ontvouwing van een complete antirevolutionaire wereld, verwoord in een taal vol grillige beeldspraak en polemiek.6 De globale inhoud van deze politieke bijbel wordt door Koch beknopt en meer of minder neutraal weergegeven, maar zoals meerdere keren in zijn

boek kan hij ook hier helaas niet de verleiding weerstaan een al te persoonlijk en weinig zakelijk commentaar te geven. Sprekende over Kuypers visie op de overheid citeert hij de bekende tekst uit Romeinen 13, waarover hij vervolgens opmerkt dat deze aansporing tot gehoorzaamheid gesteld is in "die typisch overtollige fraseologie van de bijbel".7 Wie zo schrijft heeft van de bijbel en zijn betekenis weinig begrepen. Evenmin heeft hij respect voor een andere ideeënwereld dan de eigen geseculariseerde. Kuypers energie was groot. In 1880 volgde de stichting van de Vrije Universiteit. Vrij moet hier worden verstaan in de zin van vrij van kerk en staat. De oprichting van de Vrije Universiteit paste volledig in Kuypers streven naar herkerstening of christianisatie van de Nederlandse samenleving. In zijn magistrale openingsrede benadrukte hij de soevereiniteit van Christus. Aan Hem is elk terrein van de samenleving ondergeschikt.8 Koch beschrijft vervolgens hoe voor Kuyper wetenschap in dienst van het geloof - in zijn gereformeerde variant - behoorde te staan en hoe hij aan die visie een wetenschapsfilosofische onderbouwing gaf. Naar Kochs mening was dit niet helemaal geslaagd: "Sluitend waren die ideeën niet, maar de rafelige logica werd ruimschoots goedgemaakt door de kosmimonumentaliteit van die conceptie' 9 Fraai uitgedrukt. Want monumentaal en heel de wereld en de kosmos ontspannend, zo maakt de schrijver ook op andere plaatsen duidelijk, waren Kuypers ideeën ongetwijfeld. In zijn zoeken naar eenheid en verhevenheid was Kuyper tevens, zo voegen wij er aan toe, een romanticus.

Doleantie

De dadendrang van Kuyper, die naast karakter alleen maar te verklaren is uit het sterke besef een geroepene van Godswege te zijn, was onvoorstelbaar groot. Naast het voorzitterschap van de Antirevolutionaire Partij, hoofdredacteurschap van De Standaard en hoogleraar aan de Vrije Universiteit waar hij, behalve theologie, ook coleges Nederlandse taal-en letterkunde, linguïstiek en esthetiek gaf, werd hij in de jaren tachtig ook de leider van de Doleantie, na de Afscheiding (1834) de tweede uittocht van orthodoxen uit de Hervormde Kerk. In en buiten de kerk heeft de Doleantie grote beroering gewekt. De liberaal De Beaufort laakte de volmaakt revolutionaire handelingen van Kuyper en zijn vrienden (hij dacht hierbij natuurlijk aan het openbreken van de deur in de consistoriekamer van de Nieuwe Kerk op de Dam, de zogeheten paneelzagerij) en de slechte indruk die dit alles op het volk had gemaakt, terwijl de hoofdredacteur van het liberale Algemeen Handelsblad, evenals De Beaufort verwijzend naar de paneelzagerij, Kuyper gevaarlijker achtte dan de eveneens door velen gevreesde en gehate anarchist Domela Nieuwenhuis: "Wij waarschuwen sinds lang tegen het drijven van dit staatkundig- kerkelijk partijhoofd. Met oneindig grooter gevaren bedreigt deze ex-dominee onze maatschappij, onze vrijheden en instellingen, dan de andere ex-dominee Domela Nieuwenhuis. De daad van geweld, waartoe hij bevel heeft gegeven en die hij heeft helpen uitvoeren, is in elk opzicht af te keuren. Ze toont waartoe hij alzoo besluiten zou indien hij aan het hoofd van een antirevolutionair ministerie stond. Het te verwachten dat de partij, die zijn bevelen aanneemt, tenminste afstand zal doen van den thans geheel en al belachelijk geworden naam anti-revolutionair" In eigen kerkelijke kring wekte de Doleantie reacties op van positief tot uiterst negatief en een onverkwikkelijke broedertwist met mensen als Gunning, Hoedemaker en Bronsveld was het gevolg; de laatste was een vertegenwoordiger van de door Kuyper fel bestreden ethisch-irenische richting, terwijl op zijn beurt Bronsveld Kuyper niet minder heftig bestreed en de omgang met leiders van de dolerenden bedenkelijk voor het karakter achtte en niet bevorderlijk voor de bloei van het geestelijk leven.11

Bezield leider

Met de stichting van de Gereformeerde Kerken was Kuyper de leider van een volksdeel geworden. Een leider die zich volmaakt geschikt toonde voor zijn rol; ijdel, strijdlustig en overtuigd van zijn heilige missie,

aldus Koch.12 Deze leider werd door de gewone mensen in zijn kring op handen gedragen. Maar ook buiten deze kring erkende men zijn allure. In fraaie bewoordingen beschreef de parlementaire verslaggever van het Algemeen Handelsblad Kuypers optreden in de Tweede Kamer: "Als redenaar overtrof Kuyper alle anderen. Als zijne kleine, maar stoere gestalte met den eurycephalen kop, waarvan de donkere lokken nog amper grijsden en de rustig staande ogen in het gevleesde, gladgeschoren gezicht met den beslisten mond oprees uit den middenzetel achter de ministerstafel, dan stroomde de koffiekamer aanstonds leeg en de vergaderzaal vol. En als dan Kuyper, na een even opheffen van de schouders - het was een gewoontebeweging maar ze maakte den indruk van : Ziezoo, ik ben voor den strijd gereed -, zijn eerste woorden sprak, dan werd het doodstil. Kuyper had een aangename, melodieuze stem en een zeer gemakkelijke boeiende en rustig- levende voordracht met heel wat modulatie, die echter, ook dan wanneer hij meer in vuur geraakte, nooit de grenzen van het aesthetische te buiten ging, ook nooit galmde of daverde... Niemand in een der beide Kamers kon, als redenaar, met Kuyper worden gelijkgesteld. [...] Kuyper wiste hen allen (en nog zoo velen meer) nu eens ernstig, dan weer met beheerschten humor, soms raak, soms ook maar schijnraak, doch steeds weer zoo, dat het een indruk van meerderheid maakte, zoo te beantwoorden dat hij althans rhetorisch volkomen succes behaalde".13 Koch zelf erkent zeker het formaat van Abraham de Geweldige, gelooft ook in de oprechtheid van diens missie, in zijn intense morele passie en hartstocht, maar wijst daarbij wel op de aan Kuypers tijd eigene dramatiek van leiders die zich op het schild lieten heffen en zich verlossers waanden.14 Boeiend is Kochs beschrijving van Kuypers taal en beeldspraak. Naar zijn mening leek hier een onevenredig zwaar accent op het Oude Testament (de strijd van Israël tegen zijn vijanden en de waarschuwingen van de profeten) te liggen en ook leek het er op dat voor wat het Nieuwe Testament betrof de verzoeningsboodschap van de evangeliën ondergeschikt gemaakt werd aan wat Koch - in een typering die zijn onbekendheid met het bijbelse gedachtegoed verraadt - noemt de strenge paulinische voorschriften en de wrekende gerechtigheid van de Christus-Koning uit de Openbaring. Deze woorden laten we voor rekening van Koch, maar wanneer hij schrijft dat Kuypers beelden nauw aansloten bij de bijbelse voorstellingswereld van zijn aanhang, voorstellingen die doordesemd waren met verhalen over Egyptische plagen, slachtpartijen en de willekeur van een gramstorige God, kortom met hel en verdoemenis en het stichtelijk bijbellezen voor, naar een door hem aangehaald woord van Jan Wolkers, menig gelovige een dagelijks griezelen met God betekende, gaat hij de grenzen van serieuze geschiedschrijving te buiten.15 Zo schrijft een romanschrijver die afscheid van zijn gereformeerde jeugd heeft genomen. Maar een historicus behoort zo niet te schrijven. Deze moet wars zijn van alle effecten en van inmiddels tot platitudes verworden romanbeeiden. Kuyper was de vormgever van het gereformeerde volksdeel dat vanuit een sterk beleefde overtuiging leefde. Overtuiging die zich op alle terreinen van het leven deed gelden en die men het liefst binnen eigen kring beleefde. Het zou echter verkeerd zijn te denken dat voor Kuyper het isolement een doel op zichzelf was. Dit was slechts tijdelijk, want uiteindelijk ging het om herkerstening van héél het land en volk. De werkelijkheid bleek echter weerbarstig en meer en meer trok men zich terug in eigen kring en zo ontstond een indrukwekkende gereformeerde zuil. Vele decennia lang heeft deze bestaan en het leven van velen gevormd en zin gegeven. Van haar is echter niets meer over. Ook hier geldt: "Men kent en vindt haar standplaats zelfs niet meer".

De Savornin Lohman

Naar buiten toe was Kuyper het gezicht van de Antirevolutionaire Partij. Als haar voorzitter en hoofdredacteur van De Standaard had hij grote invloed op haar koers. Hij was echter niet de enige die richting aan haar gaf. Naast hem stond A.F. De Savornin Lohman, voorzitter van de AR-fractie in de Tweede Kamer. Beiden voelden zich geroepen de erfenis van Groen van Prinsterer - de Nederlandse natie te leiden naar de haar door God gegeven bestemming - te beheren. Maar al spoedig bleek, zo schrijft Koch, dat ze wezenlijk uiteenlopende visies hadden op deze erfenis. Kort samengevat kwamen deze neer op de tegenstelling tussen wat men ging noemen droit (rechts) en gauche (links), waarbij Lohman een vertegenwoordiger van de eerste, Kuyper van de tweede richting was. Daarnaast was er sprake van tegenstelling in karakter. De partij-ideoloog Kuyper was strijdlustig, terwijl Lohman, wat zijn werk in de Tweede Kamer ook met zich meebracht, een man van compromis en overleg was. Tevens was er nog de sociale tegenstelling tussen de deftige aristocratische Lohman en de burgerlijke Kuyper die weinig fijne manieren had. Deze twee geheel verschillende mensen werden geacht ten dienste van de goede zaak met elkaar samen te werken, maar ze hebben elkaar vooral bestreden. Dit gebeurde, behalve in persoonlijke correspondentie, waar men ondanks alles toch steeds de goede en broederlijke toon probeerde te bewaren, ook in het openbaar. Kuyper ontzag zich niet in De Standaard felle aanvallen op Lohman te doen, terwijl deze laatste in de Protestantsche Noord- Brabanter zich evenmin onbetuigd liet. Uiteindelijk verliet Lohman in 1895 de Antirevolutionaire Partij. In een uitvoerig hoofdstuk wordt dit alles door Koch nauwgezet beschreven en maakt hij duidelijk hoe hier persoonlijke en politieke tegenstellingen dwars door elkaar heenliepen en terecht concludeert hij dat de permanente onenigheid tussen Lohman en Kuyper vooral tragisch was.16 In het licht van alles wat er tussen hen gebeurd was is het des te ontroerender de condoleancebrief te lezen die Lohman bij het overlijden (1899) van diens vrouw aan Kuyper schreef: "Amice! Gisteren avond vernam ik uit de bladen, dat Uwe Vrouw aan de ziekte bezweken is. Bij het sterfbed mag alles wat ons van elkaar scheidt immers worden vergeten, en mag ik voldoen aan de behoefte mijns harten, door u mijn innige deelneming te betuigen in dit zoo smartelijk verlies...Moge Hij, die onze Eenige Troost is in leven en sterven, U bemoedigen; U in staat stellen onder dezen harden slag te berusten in Zijn bestel. [...] Laat mij, al moeten wij blijven strijden over beginselen en al verschillen wij van inzicht, u in stilte de hand mogen drukken. Wees Gode bevolen".17 Kuyper toonde zich ontroerd: "Ik kan er niet aan denken alle vriendelijke woorden, die ik in deze dagen ontvang, te beantwoorden. Ik ben nog te geschokt. Maar op uw schrijven moet aanstonds een woord van weemoedigen dank terug. Niet alles troost, maar uw hartelijk woord en ongeveinsde deernis verkwikte mij en mijne kinderen op zoo buitengewone wijze, dat het mij tot behoefte is, u te zeggen hoe hoog we deze uiting van christelijke liefde op prijs stellen. [...] De Heere vergelde u uwe liefde, zoo vriendelijk betoond aan uw diepbedroefden broeder Kuyper".18 Zo kan verdriet mensen tot elkaar brengen en de betere kanten van de mens openbaren.

Theologie en calvinisme

Kuyper was niet alleen politicus. Hij was ook een theoloog en geleerde die diep heeft nagedacht over fundamentele theologische kwesties en de inrichting van de samenleving, en een groot aantal wetenschappelijke werken heeft geschreven. In omvangrijke werken als het werk van den Heiligen Geest (1888-1889), E Voto Dordraceno, de 'gelofte van Dordt' (1892-1894) en de Encyclopaedie der Heilige Godgeleerdheid (1893-1894) - met het laatste werk wilde hij het theologisch fundament van alle gereformeerde wetenschapsbeoefening vastleggen - ontvouwde hij zijn theologische denkbeelden waarbij hij zich schatplichtig aan Calvijn wist. Een geheel eigen plaats in zijn wetenschappelijk werk neemt De Gemeene Gratie (1902-1905) in. In tegenstelling tot eerdere geschriften werd hier minder de nadruk op de gebrokenheid van de wereld gelegd. In een breed opgezet betoog zette Kuyper uiteen hoe God, in Zijn grote goedertierenheid, ondanks de zondeval, mens en wereld voor een totale val had behoed en deze deelden in Zijn algemene genade. In hooggestemde bewoordingen schetste Kuyper in dit verband de betekenis van de kerk: "Al brandt de lamp der Christelijke religie alleen binnen de wanden van dit instituut, haar licht straalt door de vensters zeer verre daarbuiten uit, en werpt zich op al de geledingen en verbindingen van ons menschelijk leven. [...] Die bestraling zal des te doordringender zijn, hoe helderder die lamp des Evangelies in het kerkelijk instituut branden mag. [...] En daarom is het die kerk als organisme die zich ook daar openbaren kan, waar alle persoonlijk geloof afwezig is, maar iets van den goudglans des eeuwigen levens zich nochtans afspiegelt op de gewone gevellijnen van het groote gebouw van menschelijk leven". 19 Dit leerstuk van de algemene gratie opende de mogelijkheid tot samenwerking met anderen, aldus Koch. 20 Allen deelden immers in Gods algemene genade. Veel aandacht besteedt Koch ook aan de bekend en beroemd geworden Stone-lezingen, "Lectures on Calvinism" (Het Calvinisme, 1899), waarin Kuyper, verdeeld over zes voordrachten, in een groots en indrukwekkend betoog de wereldhistorische betekenis van het calvinisme als geestelijke stroming belichtte. Hierbij schroomde hij niet aan de Nederlandse Opstand (Tachtigjarige Oorlog) een wereldomvattende betekenis toe te kennen: "De bewondering waarmede in de tweede helft dezer eeuw de beste geschiedschrijvers zich telkens weer op de worsteling van Nederland tegen Spanje wierpen, als een der schoonste stoffen voor hun onderzoek, is dan ook alleen te verklaren uit de steeds veldwinnende overtuiging, dat, ware destijds Spanje's overwicht niet door het heroïsme van den Calvinistischen geest overhoop geworpen, de geschiedenis niet alleen in Nederland, maar in heel Europa, ja in heel de wereld, een even pijnlijk verloop zou hebben gehad, als dit verloop thans, dank zij het Calvinisme, hartverheffend en verblijdend was".21 Een visie die men niet hoeft te delen, maar waarvan men de grootsheid kan bewonderen.

De laatste twintig jaar

Ruime- aandacht schenkt Koch ook aan Kuypers jaren als ministerpresident (1901-1905). Het optreden van Kuyper en zijn kabinet werd door velen met wantrouwen bezien. Wantrouwen tegenover de partijman en oppositieleider die nu geroepen werd tot hoogste dienaar van de kroon en hoeder van het algemeen belang. Bijzonder succesvol bleek dit kabinet niet en de spoorwegstakingen van 1903 droegen het hunne bij tot de nederlaag van 1905. Koch vat het zo samen: "een visionair politicus, die ongeschikt was voor het concrete bestuur, hooggestemde idealen die het zich op de werkelijkheid beletten en een oppositie die bij voorbaat het regeringsgezag ter discussie stelde".22 Bijzonder scherp was het oordeel van partijgenoot en collega- minister Idenburg die Kuypers genialiteit weliswaar erkende, maar in duidelijke bewoordingen zijn gebrek aan werkelijkheidszin en aan tact en goede vormen constateerde. Na de verkiezingsnederlaag van 1905 ondernam Kuyper een grote reis door Zuid- en Zuidoost Europa en door de Oriënt, waartoe het uitgestrekte Ottomaanse Rijk en de Franse koloniën in de Maghreb behoorden. Ook het Heilige Land was in deze reis opgenomen. De neerslag van deze reis werd vastgelegd in Om de oude wereldzee (1907-1908). Kuyper was natuurlijk geen gewone reiziger. Slechts weinig reisverslagen zullen met zoveel geleerde beschouwingen overgoten zijn. Het is boeiend Kuyper op zijn reis in een zo geheel andere dan de Westerse wereld te volgen. Een wereld die Kuyper, met al het gevoel voor het eigene ervan, steeds tegen de achtergrond van eigen levens-en wereldbeschouwing plaatste. Hoogtepunt van zijn reis was natuurlijk het Heilige Land. Koch schrijft hierover tamelijk neutraal, volgt Kuypers verslag daarbij ook op de voet, maar de goede lezer proeft dat de auteur - hoezeer hij ook Kuyper probeert te begrijpen en steeds probeert hem in de lijst van zijn tijd te plaatsen - werkelijke affiniteit met Kuypers religieuze gevoels- en gedachtewereld mist. Het laatste hoofdstuk ten slotte is gewijd aan Kuypers laatste levensjaren. Al was Kuyper nog partijvoorzitter en hoofdredacteur van De Standaard en bleven het aanzien en de bewondering die hij in eigen kring genoot bijzonder groot, zijn eigenlijke rol in het politieke leven was uitgespeeld. Zijn omgeving, de top van de Antirevolutionaire Partij, zag dit eerder en beter in dan hij en was ook niet van plan hem nieuwe kansen te geven. Kuyper heeft dit moeilijk kunnen aanvaarden. Zijn werkkracht bleef echter lang ongebroken en op bijna tachtigjarige leeftijd publiceerde hij nog het groots opgezette tweedelige werk Antirevolutionaire Staatkunde (1916- 1917), een werk waarin, aldus Koch, herkerstening van de natie weer het centrale thema was. De laatste levensjaren waren moeilijk. Sinds zijn ziekte begin 1917 was schrijven en studeren bijzonder moeilijk geworden. Naar door Koch aangehaalde woorden van zijn dochters is dit het grote lijden van zijn levensavond geweest. Woorden die elke geleerde goed zal kunnen begrijpen. Kuyper stierf op 8 november 1920 en werd op 12 november begraven. Aan zijn graf betuigde zijn zoon dat zijn vader gestorven was als een arm zondaar die door het geloof vrede in Christus had gevonden. Reacties Deze biografie heeft vele reacties opgeroepen. Inmiddels befaamd geworden is de recensie van Van Deursen, die het boek typeerde als een libertijns pamflet, en constateerde dat Kuyper en zijn wereld Koch vreemd zijn gebleven, waarbij de auteur het calvinisme ongeveer benadert als de superieure negentiende-eeuwse westerling die glimlacht over de dwaze afgoderij van primitieve inboorlingen,23 terwijl Vree, die meerdere studies over Kuyper op zijn naam heeft staan, de biografie in theologisch en kerkhistorisch opzicht pover en soms zelfs misleidend noemde,24 en Aalders moeite had met de toon en zich gestoord had aan de soms raillerende opmerkingen!25 Anderen daarentegen waren positiever. Langeveld sprak van een formidabele presentatie26 en in zijn recensie in het Nederlands Dagblad spreekt Koen van Bekkum eveneens met veel waardering over Kochs boek. Hij acht de biografie in een aantal opzichten buitengewoon goed geslaagd, roemt de stijl en de compositie, constateert dat deze voorlopig de enige complete Kuyperbiografie lijkt, maar concludeert wel dat de behoefte aan een meer invoelende theologische levensbeschrijving is gebleven. Kochs boek ademt vooral afstand tot Kuypers geloof, waarvan het wezen hem vreemd is gebleven, terwijl het tevens de vraag is of hij de complexiteit van Kuypers karakter wel op het spoor gekomen is.27 Positief en vrijwel zonder voorbehoud is Trouwrecensent Kuyk die Kochs Kuyperbeeld min of meer lijkt over te nemen.28 Zeer waarderend is ook de recensie van K. de Jong Ozn. in Het Goede Leven. Naar zijn mening heeft Koch met een voor een buitenstaander bewonderenswaardig inlevingsvermogen Kuypers bekering en wedergeboorte beschreven.29 De reacties lopen dus nogal uiteen: van afwijzend tot onder voorbehoud waarderend en zeer lovend. Komen wij tot een eigen beoordeling.

Beoordeling

Kochs biografie is een in sommige opzichten een goed en verdienstelijk boek. De samenvatting van Kuypers denkbeelden, we stipten dit hierboven al even aan, lijkt in zakelijk opzicht correct en het is duidelijk te merken dat de auteur zich heeft verdiept in sommige van Kuypers geschriften. Tevens plaatst hij hem op verantwoorde wijze in het raam van zijn tijd. Duidelijk wordt ook de receptiegeschiedenis van Kuyper: de zeer verschillende beoordelingen van zijn persoon en optreden. Evenals anderen willen wij Koch dan ook een zekere waardering niet onthouden. Toch kunnen we deze biografie als geheel onmogelijk een goed en geslaagd boek noemen en is zij beslist geen invoelende beschrijving van Kuypers persoon en werk. Daarvoor heeft de auteur - door heel het boek heen blijkt dit in alles - teveel afstand tot de christelijke gevoels- en gedachtewereld en dus ook tot Kuyper. Afstand die niet overbrugd kan worden door intellectuele kennis pur sang. Wat Koch ten diepste mist is werkelijke affiniteit tot Kuyper en zijn wereld. Affiniteit die men ook niet kan verwachten van een van huis uit rooms-katholiek historicus voor wie bovendien, naar eigen zeggen, het geloof reeds lang verdampt en verdwenen is.30 Dit gemis aan affiniteit doet zich vooral gevoelen in de toon. Naast nauwgezet onderzoek mag van geschiedschrijving, zeker als zij over personen handelt, ook een goede, zuivere en serieuze toon worden verwacht, waarbij de auteur zich onthoudt van al te persoonlijk en vooringenomen en al of niet geestig (geestigheid is een valkuil van velen) bedoeld commentaar. Aan deze goede toon ontbreekt het echter in hoge mate. De vaak badinerende en raillerende toon, waarop ook door anderen is gewezen, doet geen recht aan de ernst van het christelijk geloof van Kuyper en zijn omgeving en in breder verband aan heel het ernstige klimaat van de negentiende eeuw. Hierboven is al een enkel voorbeeld daarvan gegeven. Thans nog enkele meer.

Voorbeelden

Schrijvende over de briefwisseling met zijn verloofde geeft Koch hierop als commentaar: "De wereld draaide weer om Kuyper zelf".31

Na een citaat uit de afscheidsrede van Beesd, waarin Kuyper de gemeente oproept een voorpost van het Evangelie te zijn en haar de middelen daartoe voorhoudt, voegt Koch hieraan toe: "Zo ging het nog even door".32

 Naar aanleiding van Kuypers bekering en wedergeboorte en zijn uiting hiervan: "Zonde, nederige onderwerping, genade en uitverkiezing, aangedikt met de dramatische symboliek van de bijbel - dit alles versterkte de grote gebaren waar hij als romanticus in kon zwelgen".33

 Over heel de werkelijkheid beschouwen vanuit eigen persoonlijke geloofsovertuiging: "Te gemakkelijk leidde religie zo, ondanks alle nadruk op de machteloze zondaar voor Gods genade, tot grenzeloze morele zelfverheffing, temeer daar een sociale ethiek vervangen werd door een religieuze ethiek".34

 Het woord genade lijkt in dit verband overigens niet juist. Bedoeld zal zijn aangezicht. Over een voordracht over onderwijsvrijheid: "Het was een waterval van grote woorden vol interne tegenspraak".35

Betreffende Kuypers missie tot herkerstening van Nederland: "Het was een fantastische constructie".36

 Over de onduidelijkheid of het nu om heel de natie of alleen om het orthodox-calvinistische volksdeel ging: "Die verwarring werd een blijvend kenmerk van zijn wollige, romantische en religieuze bespiegelingen over de Nederlandse natie".27

 De gedachtewisseling tussen Groen en Kuyper over de keuze voor het Kamerlidmaatschap van de laatste, waarbij Groens tot driemaal toe herhaalde verklaring Kuypers persoonlijke bezwaren (waarover alleen met het oog naar Boven kon worden beslist) te zullen respecteren, omschreven wordt als zijnde te vallen in: "de categorie geestelijke massage in protestantse stijl. In de christelijke voorstellingswereld behoorde de geroepene nu eenmaal te worstelen met zijn opdracht; in de bijbel was het niet anders".38

 Commentaar op een citaat uit een brief aan Groen, waarin Kuyper een politiek conflict in verband brengt met zijn persoonlijk lijden: "Wellicht zweefde Kuyper weer op de rand van overspannenheid en vergde hij te veel van zichzelf. Maar hier was ook sprake van een poging tot het verzilveren van ziektewinst, habitueel versterkt door de christelijke cultivering van persoonlijk lijden".39

 Naar aanleiding van een brief aan zijn vrouw over zijn diepe lijden: "Het was kommer en kwel, vermengd met zondebesef". 40

Commentaar op Kuypers ontboezemingen aan zijn vrouw over diepe persoonlijke vernedering en zijn hierop volgende overgave: "Van zijn strijdlustig geloof was weinig meer over; het ontstane vacuüm werd nu, overeenkomstig de gereformeerde gevoelshuishouding, opgevuld met de gewetensknaging van de boetvaardige zondaar". 41

Over het vrijzinnig protestantisme van negentiende- eeuwse liberalen: "Hun christendom cirkelde niet om de zware begrippen van zonde en genade...42

Betreffende een deputatenrede in het verkiezingsjaar 1891: "Wat volgde, was een christelijk-politieke opwekking in het licht van de jongste dag, al klaarde de apocalyptische wolkenhemel halverwege de voordracht gelukkig enigszins op".'43

 Commentaar op een, in verband met het Avondmaal, verzoeningsgezinde gestelde brief van Kuyper en een collega-hoogleraar aan De Savornin Lohman: "Een fraai staaltje geritualiseerde hypocrisie volgde". 44

Na beschrijving van Kuypers emoties in de Hof van Olijven: "Het duizelde de ontvankelijke reiziger nog" 45

Na een citaat uit een brief van Idenburg aan zijn vrouw, waarin hij Kuypers grote en geniale kwaliteiten erkent, maar in bedekte bewoordingen ook de zwakheid van hem als mens ziet: '"Het genie versus het schepsel - dat was nog eens een subtiel onderscheid, zelfs voor wie thuis was in de finesses van de reformatorische dialectiek". 46

Slotconclusie

Al deze voorbeelden maken duidelijk dat het Koch in hoge mate ontbreekt aan affiniteit met en respect voor de persoon van Kuyper en het christelijk geloof, en hij de grenzen van eigen geseculariseerd levensgevoel niet heeft weten te overschrijden. Daarom schiet zijn boek ernstig tekort, al willen we niet zover gaan te spreken van een mislukt boek. Kuyper had echter een betere biograaf verdiend. Een biograaf die voldoet aan de fundamentele historische eis van recht doen aan het verleden. Van recht doen aan dode mensen. Te hopen valt dat een volgende biografie van Kuyper door een invoelende geestverwante historicus zal worden geschreven.

Noten

1) P. Kasteel, Abraham Kuyper. Kampen 1938, G. Puchinger, Abraham Kuyper. De jonge Kuyper (1837-1867. Franeker 1987.
2) J. Koch, Abraham Kuyper, een biografie. Amsterdam 2006, blz. 61.
3) Ibid., blz. 42
4) Puchinger, Abraham Kuyper, blz. 60.
5) Koch, Abraham Kuyper, blz. 62.
6) Ibid., blz. 190.
7) Ibid., blz. 194.
8) Ibid., blz. 221.
9) Ibid., blz. 235.
10) Ibid., blz. 274-275.
11) Ibid., blz. 277.
12) Ibid., blz. 290.
13) Ibid., blz. 292-293.
14) Ibid., blz. 295.
15) Ibid., blz. 298-299.
16) Ibid., blz. 389.
17) Ibid., blz. 436.
18) Ibid., blz. 437.
19) Ibid., blz. 399.
20) Ibid., blz. 403.
21) Ibid., blz. 421.
22) Ibid., blz. 489.
23) Reformatorisch Dagblad, 17 mei 2006.
24) Ibid., 23 mei 2006.
25) Ibid., 23 mei 2006.
26) Ibid., 23 mei 2006.
27) Nederlands Dagblad, 19 mei 2006.
28) Trouw, 20 mei 2006.
29) Het Goede Leven, 19-26 mei 2006, blz. 5.
30) Reformatorisch Dagblad, 17 mei 2006.
31) Koch, Abraham Kuyper, blz. 51.
32) Ibid., blz.60.
33) Ibid., blz.64.
34) Ibid., blz. 65.
35) Ibid., blz. 87.
36) Ibid., blz. 106.
37) Ibid., blz. 107.
38) Ibid., blz. 115.
39) Ibid., blz. 134.
40) Ibid., blz. 165.
41) Ibid., blz. 165.
42) Ibid., blz. 200.
43) Ibid., blz. 361.
44). Ibid., blz. 384-385.
45) Ibid., blz. 507.
46) Ibid., blz. 549.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 augustus 2006

Protestants Nederland | 28 Pagina's

Grenzen van een moderne biografie: Koch over Kuyper

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 augustus 2006

Protestants Nederland | 28 Pagina's