Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zaamslag

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zaamslag

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op 3 december 1985 nam ds. L.W. van der Meij afscheid van deze gemeente met de woorden uit Psalm 27 :14: Wacht op de Heere enz. Op 16 augustus j.l. verbond ds. J.H. van Dijk, gekomen van Doornspijk, zich aan Zaamslag met een preek over 1 Corinthe 9 :16. Ds. M. Vlietstra bevestigde hem tevoren in een dienst die om 3 uur begon.

Na votum en groet liet hij zingen Ps. 33:2. Hij las Mattheüs 14 : 13-21. Vervolgens werd gezongen Ps. 146 :5 en geloofsbelijdenis naar de 12 artikelen afgelegd. Ds. Vlietstra ging voor in gebed. De gemeente zong Ps. 23 :1 en 2.

De bevestiger preekte over Mattheüs 14:16c: Geeft gij hun te eten. Deze woorden zijn een opdracht van Christus aan Zijn jongeren met het oog op de scharen: 1. Waarom moet dat?, 2. Hoe kan dat?, 3. Wat belooft dat?

De discipelen keren terug na de eerste uitzending. De Heere Jezus trekt Zich terug om een weinig te rusten. De scharen laten Hem echter niet met rust en Hij is met innerlijke ontferming bewogen. De discipelen willen de scharen wegzenden om brood te kopen, maar Hij zegt: Geeft gij hun te eten. Ze hebben te weinig penningen om voldoende voedsel te kopen. Ze hebben voorts slechts 5

broden en 2 vissen. Ze kunnen aan deze opdracht niet voldoen. Het is voor mensen onmogelijk, maar mogelijk bij God, Die Zich van mensen wil bedienen. De Heere Jezus neemt de 5 broden en 2 vissen, breekt het brood en geeft het aan de discipelen, die het uitdelen aan de scharen. Twaalf volle korven blijven nog over. Dat is een teken. Het gaat niet alleen om voeding van het lichaam, maar er is sprake van een geestelijke betekenis. Velen hebben dat niet gezien. Het gaat niet om de spijze die vergaat, maar om de Spijs Die blijft tot in der eeuwigheid, Jezus Christus, Die gezegd heeft: Ik ben het Brood des Levens. Waarom moet dat? Omdat elk zondaar dit voedsel onmisbaar nodig heeft om getroost te leven en eenmaal zalig te sterven. Van nature hongert de mens niet naar dat Brood. We roepen om brood voor het lichaam. Ook in het leven van hen die een ander leven kennen is er zo weinig de gestalte van Maria: aan de voeten van de Heere Jezus.

De zielespijs is Christus. Hem hebben we nodig als het Brood des levens. Hij heeft gehongerd en gedorst en dat voor zondaren. In Hem alleen is er verzoening met een rechtvaardig God. Wat kan er een verlangen zijn naar die Christus, wanneer Hij wordt voorgesteld in Zijn Middelaars heerlijkheid en schoonheid, als de dood ons van alle kanten aangrijnst. Christus zendt Zijn dienstknechten uit met het bevel: Geeft gij hun te eten.

Wonderlijke opdracht. Van zichzelf hebben de discipelen geen brood. Hoe kan dat? De Heere wil Zijn Kerk bouwen en dat door het dwaze, het zwakke en het arme. God is jaloers op Zijn eer. De eer komt aan de Zender toe. De discipelen worden beproefd om eigen onmacht te doen zien. De Heere wil dat Zij n knechten nederig zullen buigen. Als we zwak zijn dan zijn we machtig. We hebben alleen door te geven wat ons uit Christus’ hand toekomt. Wee de dienstknecht die stenen voor brood geeft en Christus achterhoudt. Gods knechten zijn niets als de Heere niets geeft. Op het ootmoedig smeekgebed wil en zal Hij Zijn hand opendoen.

In de opdracht ligt ook een belofte. De Heere laat Zijn discipelen niet met lege handen staan: Ik zal hen door u te eten geven. Hij laat hongerigen niet ledig staan en heengaan. Dat is troostvol als het werk moeilijk wordt. De Heere Jezus vervult als de grote Hogepriester deze belofte. In Hem is de waarborg voor Zijn knechten. Het is een zegen, wanneer er in een gemeente gebed mag zijn, maar het gebed van de grote Hogepriester is veel meer. Hij zit aan de rechterhand des Vaders met Zijn doorboorde handen. Hij bidt daar altijd voor Zijn Kerk en voor Zijn ware knechten.

Daarna wendt de bevestiger zich tot ds. Van Dijk, kerkeraad en gemeente en zegt dan o.a.: Och, dat niemand onzer het vergete maar het ter harte moge nemen. Hij maakt het wel. Hongerigen vervult Hij met heilsgoede-ren; rijken worden ledig weggezonden.

Na het zingen van Ps. 67 : la en 3b leest ds. Vlietstra het formulier voor de bevestiging van dienaren des goddelijken Woords. Ds. Van Dijk beantwoordt de vragen duidelijk met: Ja ik, van ganser harte. De bevestiger spreekt ds. Van Dijk hartelijk toe. De gemeente zingt staande Ps. 119 : 9, gewijzigd. Ds. Vlietstra gaat voor in dankgebed. De gemeente zingt Ps. 111 : 3. Dan wordt de zegen op de gemeente gelegd. Hiermee is deze dienst beëindigd.

Velen komen van verre. Voor hen is er gelegenheid gebruik te maken van een broodmaaltijd in het gebouw “De Rank”. Daar ontmoeten velen elkaar. Er zijn er ook die van het prachtige zomerweer gebruik maken om zich te vertreden.

Om 7 uur begint de intrededienst, die evenals de vorige dienst in de Hervormde kerk werd gehouden. Voor de tweede dienst was nog meer belangstelling dan voor de vorige. Het kerkgebouw was geheel gevuld.

Na votum en groet en het zingen van Ps. 84 :4 wordt gelezen van de Dordtse Leerregels, hoofdstuk I, par. 1-3. De schare zingt Ps. 33 : 11. Gelezen wordt 1 Corinthe9 :1-17. Ds. Van Dijk gaat voor in gebed. Gezongen wordt Ps. 27 : 3, 6 en 7. De tekst is 1 Cor. 9 : 16: Want indien ik het evangelie verkondig enz.

Mogen we - aldus ds. Van Dijk - bewaard worden voor het gevaar meer aandacht te besteden aan de prediker van het Woord in plaats van aan de God van het Woord. Paulus gaf zijn leven voor het evangelie. Dan valt op: 1. een Godvruchtige ootmoed, 2. de sprake van een volvaardig gemoed.

Paulus is uit zijn brieven te kennen als een dienstknecht van Christus. De woorden uit 1 Corinthe 9 geven ons een blik in het hart van de gemeente, maar ook in het hart van Paulus. Hij werd bewaard voor hoogmoed en vertoonde het beeld van Christus.

De Naam des Heeren werd gelasterd door allerlei praat over het leven van de apostel. Dat bedroefde hem, dat krenkte hem. Maar meer nog werd Paulus gekrenkt vanwege het onteren van de Naam van Christus. Hij neemt het op voor Hem. Ootmoed klinkt in Paulus’ woorden door. Het is de taal van de waarachtige dienaar van het evangelie. Zijn leven werd doortrokken van de genade Gods en Christus. Op de weg naar Damascus was hij van de dwaalleer verlost geworden. Tevoren was zijn leven vol eigengerechtigheid. Toen kon hij niet langer staande blijven en moest hij gaan vragen: Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal? Paulus wilde niet de hoogste plaats in het kerkelijk leven innemen. Eén ding bleef hem over, te roemen in de Heere alleen. Deze roem stelde hij tegenover alle roem in mensen. De dood van de gekruisigde Christus werd zo voor Paulus het leven in Christus en het leven uit Christus. Vanaf zijn bekering wilde hij alleen horen naar het roemen in de vrije gunst die eeuwig God bewoog om ook naar hem om te zien.

Vanaf dat moment was hij geroepen om het evangelie van Christus voor alle mensen uit te dragen. En dat voor hooggeplaatsten zowel als voor de mensen in de straat.

Als we met Christus gekruisigd worden, leven wij niet langer, maar leeft Christus in ons. Het genadeleven werd gezien in de bediening van Paulus. Leven en leer zijn bij Paulus een onlosmakelijke eenheid. Paulus waarschuwt allen die nog buiten zijn, maar nodigt ook ons zich te bekeren. Het evangelie is alle aanneming waardig. De nood is Paulus opgelegd. Hij vat in het evangelie samen alles wat God gedaan heeft. Het gaat om het bloed der verzoening. God heeft geen lust in de dood van de zondaar, maar daarin heeft Hij lust dat de zondaar zich bekere en leve. Paulus wilde van geen ander evangelie weten dan van Jezus Christus en Dien gekruisigd. Hij had ook kennis aan zijn eigen hart en de zaden van boosheid in het hart, die ook bij iedere dienaar aanwezig zijn. Jezus Christus is het enige betrouwbare fundament. Wee de prediker die daar iets van zoekt af te doen. Kunnen we Paulus dit alles al nazeggen? Paulus droeg de noden van de gemeente op het hart.

Gemeente van Zaamslag. Dit is het evangelie dat ik onder u wens te verkondigen in de komende tijd, en geen ander, en dat naar de mate van de gaven die God mij om Christus wil verlenen zal. Op dit evangelie mag en moet u mij aanspreken, indien ik iets anders zou verkondigen onder u dan Jezus Christus en Die gekruisigd.

Hebben wij de ontdekking al gedaan, dat wij met al het onze buiten Christus voor God niet kunnen bestaan? Begeert u dit evangelie en geen ander te horen? Paulus zocht de kleinen in de genade op in hun nood en had ook een woord voor de meest bevestigde Christen. Hij kon fel zijn als er een andere waarheid verkondigd werd.

Spreker acht die prediker gezegend die door Gods genade de beproefde waarheid brengen mag. En de gemeente die niets anders begeert dan deze boodschap van Hem, Die tot ons gekomen is in de Naam des Heeren. Bij Hem is raad voor radelozen, hoop voor hopelozen, genade voor hardvochtigen. Bij Hem is er genezing van de geestelijke melaatsheid door het alles reinigende bloed van Christus.

Ds. Van Dijk spreekt de gemeente nog ernstig toe en komt dan aan het einde van zijn intredepreek. Hij gaat voor in dankgebed en nadat de schare Ps. 30 : 3 gezongen heeft legt hij voor het eerst als eigen herder en leraar de zegen op de gemeente.

Hierna worden, zoals gebruikelij k is, allerlei toespraken gehouden. Als laatste spreker komt ouderling J.P. Duerink aan het woord. Hij spreekt hartelijke woorden van welkom en laat de aanwezigen de predikant en zijn gezin staande toezingen Ps. 134 : 1 en 3. Ds. Van Dijk beantwoordt de sprekers in het kort. Tenslotte wordt er gezongen Ps. 133 : 3.

Het gebouw “De Rank” was haast te klein voor het begroeten van ds. Van Dijk en zijn gezin en het gebruiken van een kop koffie. Alles verliep toch in goede orde en in een goede sfeer.

Het bovenstaande hebben we overgenomen uit een verslag, dat opgemaakt is door ouderling Hamelink van Zaamslag. We zouden graag dit verslag in z’n geheel hebben opgenomen, maar dat zou te veel ruimte in ons blad gevraagd hebben. We willen br. Hamelink hartelijk dankzeggen voor zijn verslag en nemen het slot daarvan over:

De Heere mocht Zijn dienstknecht als nietig middel in Zijn hand willen gebruiken om uit het midden van de gemeente nog zondaren toe te brengen tot het getal dat eenmaal zal zalig worden en hem persoonlijk, ambtelijk en samen met zijn gezin en gemeente willen zijn een wolkkolom des daags en een vuurkolom des nachts.

Tot zover br. Hamelink.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 september 1989

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Zaamslag

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 september 1989

Bewaar het pand | 6 Pagina's