Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gedachten over beeldende vorming (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gedachten over beeldende vorming (2)

Bezinning

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding: Algemene doelen

In het vorige artikel zagen we hoe vanuit de omschreven visie de algemene doelstellingen voor de beeldende vorming werden afgeleid. Deze algemene doelstellingen, gerelateerd aan de algemene doelstelling van het christelijl< onderwijs zal de bouwstoffen voor de intellectuele, sociale, culturele en creatieve vorming moeten vinden op het vlak van het visuele, esthetische en taktiel-ruimtelijke.

Leerplandoelstellingen

De algemene doelstellingen en vakdoelstellingen bepalen zeer sterk het deelleerplan voor beeldende vorming. Zijn de algemene doelstellingen vrij abstract, de vakdoelstellingen worden konkreter.

In navolgende vakdoelstellingen zal eerst een klassificatie plaatsvinden in inzicht, houdingen en vaardigheden, waarna ze onderverdeeld zullen worden naar produktieve, reflektieve en kulturele aspecten.

1. Wat betreft het kennisaspect en de inzichtelijke vermogens van de leerling richt de beeldende vorming zich op:

1. het kennen van materialen, gereedschappen en technieken.

2. het kennen en herkennen van beeldende elementen.

3. het kennen en herkennen van beeldende problemen.

4. het ontdekken van mogelijkheden om beeldende problemen op te lossen en ontwikkeling van het voorstellingsvermogen.

5. inzien dat men beelden iets meegedeeld wordt.

6. inzien welke betekenissen ten grondslag liggen aan beeldende produkten.

7. inzien dat de werkelijkheid vanuit verschillende gezichtspunten te benaderen is.

8. het analyseren van historische achtergronden van de kuituur, waarvan men deel uitmaakt.

9. het kunnen analyseren van de stappen, die geleid hebben tot het tot stand komen van eigen produkt en dat van anderen.

10. het analyseren van de visuele wereld op haar esthetische aspecten.

11. esthetische normen kunnen hanteren bij beoordelingen van beeldende objecten.

2. Wat betreft de affectieve vermogens, de houdingen van de leerling richt de beeldende vorming zich op:

1. de gevoeligheid voor indrukken uit de natuur en de kuituur

2. de bereidheid hierop te reageren

3. het zich kunnen inleven in de beeldende vorming van anderen en het respekteren daarvan

4. het kunnen discussiëren met anderen over beeldende produkten

5. het kunnen luisteren naar anderen bij discussies

6. de bereidheid tot samenwerken

7. het zich willen inzetten voor anderen

8. de zelfstandigheid en verantwoordelijkheid in het omgaan met materialen, gereedschappen en beeldende produkten

9. het plezier beleven aan beeldende werkzaamheden en aktiviteiten

10. het stelling nemen tegenover beelden om dat het omgaan met en hanteren van beelden niet waardenvrij is.

3. Wat betreft de psycho-motorische vaardigheden van de leerling richt de beeldende vorming zich op:

1. vaardigheid in het hanteren van materialen, gereedschappen en technieken

2. het doelgericht waarnemen van beeld en vorm

3. de beleving van de materie en de vorm in natuur en kuituur

4. de vaardigheid in het ontwerpen en uitvoeren van beelden.

Inhoudscategorieën

/ Wat betreft het kennisaspect en de inzichtelijke vermogens:

Het kennen van materialen, gereedschappen en technieken.

PRODUKTIEF Het kunnen toepassen van geëigende materialen in het werk. Het op de juiste wijze hanteren van gereedschap; toepassing van technieken.

REFLEKTIEF Verzamelen van informatie over materialen, het kennen en onderhouden van gereedschap en weet hebben van toepassingsmogelijkheden, eigenschappen, ontstaanswijze, technieken.

KULTUREEL Het gebruik van materialen, gereedschappen en technieken in een bepaalde kultuurperiode onderzoeken.

Het kennen en herkennen van beeldende elementen.

Het kunnen toepassen van beeldende elementen in het eigen werk.

Het zoeken en verzamelen van informatie over beelden e.d. en het analyseren op het gebruik van beeldende elementen.

Nagaan welke beeldende elementen toegepast werden in een bepaalde kultuurperiode.

Het kennen en herkennen van beeldende problemen.

PRODUKTIEF Het hanteren van de uitdrukkingsmogelijkheden van beeld en materiaal.

REFLEKTIEF Het onderzoeken hoe beelden en objecten funktioneren als afbeelding (onderbouw) en verding (bovenbouw).

KULTUREEL De vormproblematiek in een stijlperiode bestuderen.

4. Het ontdekken van mogelijkheden om beeldende problemen op te lossen.

Het werkend onderzoeken of de geplande oplossingen tot de gewenste verandering of verbetering leiden.

Het onderzoeken of naast de voor de hand liggende oplossingen andere oplossingen gevonden zijn.

Welke oplossingen zijn er in een bepaalde kultuurperiode gevonden voor dezelfde problemen.

Inzien dat met beelden iets meegedeeld wordt.

Het maken van beeldende produkten met een kommunikatieve waarde.

Het onderzoeken van beeldende produkten welke gevoelens en belevingen er aan ten grondslag liggen.

Het onderzoeken van vormgegeven emoties in de 19e en 20e eeuw.

6. Inzien welke betekenissen ten grondslag liggen aan beeldende produkten.

Het geven van betenissen aan het beeldend produkt.

Het analyseren van betekenissen die aan beeldende produkten ten grondslag liggen.

B.v. het analyseren van de invloeden van hoogbouw in de 20e eeuw.

7. Inzien dat de werkelijkheid vanuit verschillende gezichtspunten te benaderen is.

Dezelfde opdracht op verschillende wijzen uitvoeren.

Het onderzoeken hoe hetzelfde thema op verschillende wijzen is uitgebeeld.

Welke benadering van de werkelijkheid ontstaat er door kleurtoepassingen in de 20e eeuw.

8. Het analyseren van historische achtergronden van de kuituur, waarvan men deel uitmaakt.

Het kunnen begrijpen van de kultureel-maatschappelijke achtergronden van beeldende uitingen. Verbanden leggen tussen diverse stijlen en bijbehorende politieke en economische achtergronden.

Het kunnen analyseren van de stappen die geleid hebben tot het tot stand komen van eigen produkt en dat van anderen.

Het maken van een werkverslag.

Het doen van voorbereidende werkzaamheden, uitvoeren van opdrachten, het zoeken van informatie, het maken van schetsen ten behoeve van de totstandkoming van het beeldend produkt.

De voorstudies van kunstenaars bekijken naast het uiteindelijk produkt.

// Wat betreft de affectieve vermogens, de houdingen:

// Wat betreft de affectieve vermogens, de houdingen:

// Wat betreft de affectieve vermogens, de houdingen:

// Wat betreft de affectieve vermogens, de houdingen:

Stelling nemen tegenover de wijzen van uitbeelden n.a.v. esthetische normen.

Stelling nemen tegenover de wijzen van uitbeelden n.a.v. esthetische normen.

Stelling nemen tegenover de wijzen van uitbeelden n.a.v. esthetische normen.

Stelling nemen tegenover de wijzen van uitbeelden n.a.v. esthetische normen.

Esthetische normen gebruiken bij de beoordeling van een stijl.

1. De gevoeligheid voor indrukken uit de natuur en de kuituur.

Het noteren en ordenen van gegevens uit indrukken en onderzoek verkregen.

Bereid zijn om materialen, beelden en objecten te onderzoeken.

Onderzoeken hoe indrukken in kultuuruitingen zijn weergegeven.

2. De bereidheid hierop te reageren.

Vormgeven als resultaat van denken, voelen en handelen.

De indrukken verwerken en bereid zijn er vorm aan te geven.

PRODUKTIEF

REFLEKTIEF

KULTUREEL

3. Zich kunnen inleven in de beeldende vormgeving van anderen.

Het aanvaarden dat anderen een andere opvatting kunnen hebben als jezelf en dat capaciteiten en talenten verschillend kunnen zijn.

4. Het kunnen discussiëren met anderen over beelden en produkten.

Bereid zijn eigen mening weer te geven en zo te komen tot een dialoog.

5. Het kunnen luisteren naar anderen bij discussies.

Bereid zijn te luisteren naar wat anderen te zeggen hebben in woord en beeld.

De bereidheid samenwerken. tot

Uitvoeren van taken in groepsverband.

Gezamenlijk onderzoeken en bespreken van beelden en beeldende problemen.

7. Hetzich willen inzetten voor anderen.

Anderen helpen.

Bereid zijn anderen te helpen.

De zelfstandigheid en verantwoordelijkheid in het omgaan met materialen, gereedschappen en beeldende produkten.

Het zelfstandig omgaan met materialen en gereedschappen en beeldende produkten en het verantwoording afleggen over dit handelen.

Bereid zijn verantwoordelijkheid en zelfstandigheid aan de dag te leggen t.a.v. materiaal, gereedschap en beeldende produkten.

Het plezier beleven aan beeldende werkzaamheden en aktiviteiten.

Met plezier en spontaniteit zich inzetten bij beeldende werkzaamheden en aktiviteiten.

10. Het stelling nemen tegenover beelden omdat het omgaan met en hanteren van beelden niet waardenvrij is.

Normen en waarden toepassen bij de keuzemogelijkheden die leiden tot een beeldend produkt.

Bereid zijn stelling te nemen door het hanteren van normen en waarden bij het benaderen en hanteren van beeldende produkten.

PRODUKTIEF

REFLEKTIEF

/// Wat betreft de psycho-motorische vaardigheden:

1. Vaardigheid in het hanteren van materialen, gereedschappen en technieken.

Omgaan met materialen en gereedschappen en hierdoor l< omen tot een beeldend produkt.

Het ontwikkelen van motorische handelingen bij het omgaan van materialen, gereeschappen en technieken.

De ontwikkeling van het doelgericht waarnemen van beeld en vorm.

De waarneming kunnen omzetten in tastbare vorm.

Het ontwikkelen van de visuele en taktiele waarneming bij het hanteren van beelden en vormen.

3. De beleving van de materie en de vorm in natuur en kuituur.

De beleving zichtbaar kunnen maken in een beeldend produkt.

Het ontwikkelen van de tastbare en zichtbare beleving van materie en vorm, die natuur en kuituur hebben voortgegebracht.

4. De vaardigheid in het ontwerpen en uitvoeren van beelden.

Vaardigheid verkrijgen in het hanteren van materialen, gereedschappen en het tot stand brengen van beelden.

Het ontwikkelen van de vaardigheden om ontwerpen te maken van beeldende produkten.

Misschien is de vraag bij u gerezen welke doelstellingen bij welke leeftijd of klas gerealiseerd moeten worden. De leerlingen dienen een bepaald leerdoel op een steeds hoger niveau van verfijning te realiseren waarbij de "oefentijd" en het "inzicht" een belangrijke rol spelen. Ook moeten we bedenken dat er leerdoelen zijn die n/ef vooraf aangegeven kunnen worden, maar die pas achteraf kunnen worden bepaald.

Leerstofgebieden

Onder het opschrift "De plaats en de betekenis van de kunst in de beeldende vorming" heb ik al willen aangeven dat het leerstofgebied voor de beeldende vorming, naast de door God geschapen werkelijkheid het gebied van de kunst Is. In dat gedeelte heb ik een ruime kunstopvatting gehanteerd. Nu wil ik in hoofdlijnen uiteenzetten, wat daar onder valt.

a. het kunstambachtelijke

Het is het gebied waar gebruiks- en siervoorwerpen gemaakt worden. Er vindt een kunstzinnige bewerking of verwerking van materialen plaats. Alleaktiviteiten zijn in één hand. Het handwerk vertoont vakmanschap.

Prof. dr. L. van Gelder en J.E. van Praag in grondslagen van de handenarbeid, zeggen er het navolgende van: "In vroeger tijden was de ambachtsman, die de gebruiksvoorwerpen maakte, tevens de maker van het kunstwerk. Het gebruiksvoorwerp werd versierd en gemodelleerd", en het "handwerk bereiktezo'n hoog niveau, dat de resultaten van dit handwerk tot de kunstwerken worden gerekend".

Onderwerpen als de keramische tegel, sieraden, speculaasplanken e.d. moeten tot deze categorie gerekend worden. De beeldreflektie richt zich op historische traditie, technische verworvenheden en interne kwalitatieve aspecten als diversiteit, zuiverheid, duurzaamheid, bevalligheid en optimale benutting van de eigenschappen der materialen.

Het tweede gebied dat samenhangt met het kunstambachtelijke is de utilistische

design. Door de invoering van machinale werkmethoden verliest de handwerker de mogelijkheid zich lange tijd met zijn werkstuk bezig te houden. Er treedt een scheiding op tussen kunstwerken handwerk. Het ambachtelijke wordt uit de kunst verbannen. In de utilistische design gaan kwantiteit en economische vereisten een rol spelen. Het moet goedkoop zijn, een minimum aan materiaalgebruik hebben, gemakkelijk te verwerken zijn met zo weinig mogelijk toegepaste vaardigheden. Het richt zich op de funktie, noviteit van de objecten en de smaak van de kopers. De beeldreflektie richt zich op de industriële vormgeving en bebouwde omgeving. Onderwerpen als woning, bekers en mokken, slabesteke.d. moeten tot deze categorie gerekend worden.

b. De kunstnijverheid

Prof. dr. L. van Gelderen J.E. van Praag schrijven hiervan: "In de kunstnijverheid zijn in onze tijd de tradities van de ambachtelijke kunst overgedragen. De beoefenaar van de gebonden kunst is niet in de eerste plaats de vervaardiger van het werkstuk, maar de ontwerper, die zijn ontwerp door de technische vakman laat uitvoeren". Het is dus toegepaste kunst; het ontwerp van de kunstenaar wordt machinaal of in serieproduktie uitgevoerd. De relatie met de ambachtelijke beeldende vorming is groot, met dit verschil dat de reflektie zich richt op de beeldende kunsten en de stijlperioden daarin.

c. De vrije kunsten

Kenmerkend hierbij is het experimentele onderzoek. De reflektie richt zich dan ook op de methoden, technieken en middelen van de vrije kunsten: schilderkunst, beeldhouwkunst en bouwkunst.

C. Notenboom.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 april 1986

De Reformatorische School | 68 Pagina's

Gedachten over beeldende vorming (2)

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 april 1986

De Reformatorische School | 68 Pagina's