Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ALEXANDER COMRIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ALEXANDER COMRIE

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(III).

Bevestiging en intrede

Op zondag 1 mei 1735 werd Alexander Comrie tot predikant van Woubrugge bevestigd door Ds. Nicolaus Iloltius van Koudekerk a.d. Rijn. Deze deed dat niet als Comrie's vriend, zoals wel beweerd wordt (de vriendschap tussen Holtius en Comrie is pas veel beter ontstaan), maar als konsulent van Woubrugge. Hij bediende het Woord uit Joh. 3 : 14-15: En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, alzó moet de Zoon des mensen verhoogd worden, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe."

's Middags deed Comrie intrede met de in die dagen voor intree veel gebruikte, maar voor hem wel bijzonder toepasselijke tekst Zach. 6 : 15: En die verre zijn, zullen komen en zullen bouwen aan de tempel des Heeren; en gijlieden zult weten, dat de Heere der heirscharen mij tot u gezonden heeft. Dit zal geschieden, indien gij vlijtig zult horen naar de stem des Heeren, uws Gods."

Comrie in zijn gezin

Op 15 aug. 1737, dus twee jaar na zijn intrede te Woubrugge, trad Comrie te Middelburg in het huwelijk met mej. Johanna de Heyde, geboren te Middelburg in april 1710. Naar alle waarschijnlijkheid had hij haar leren kennen door middel van haar broer, Johannes Wilhelmus de Heyde, die tegelijk met Comrie te Groningen had gestudeerd. De Heyde werd in 1738 predikant te PurmerJand (bevestigd door Comrie), in 1743 te Zierikzee en in 1751 te Rotterdam, waar hij in 1787 is overleden.

Comrie's eerste huwelijk is zeer gelukkig, maar ook zeer kort van duur geweest. Nadat zijn vrouw op 17 okt. 1738 het leven had geschonken aan een dochter, die naar haar beide grootouders Rachel Cornelia werd genoemd, overleed zij aan een ernstige ziekte op 29 okt. 1738. Haar laatste woorden tot haar diepbedroefde echtgenoot waren: „God zal voor u zorgen, zoek Hem en dien Hem, Hij zal der wezen Vader zijn en der weduwen Man."

Hoe zwaar deze slag voor de jonge predikant was, vertelt Comrie zelf in de „Opdracht" voor het „ABC des Geloofs." Hij roemt zijn jonggestorven vrouw als „het sieraad cler vrouwen", als „een voorbeeld in zulk een bedorven eeuw", als een zorgzame en liefhebbende echtgenote, die veel belangstelling en begrip toonde voor het werk van haar man, daar zij „geoefend was in de Waarheid en machtig in de Schriften."

Geen wonder clat Comrie maanden na haar heengaan nog schreef: „Mij is bitter, ja onuitsprekelijk smartelijk; als ik aan haar denk, wordt mijn hart overstelpt. Vele smarten heb ik ondervonden, maar deze gaat alles te boven. Nog steeds kan men in verschillende levensbeschrijvingen van Comrie lezen clat Comrie na de dood van zijn vrouw nooit weer getrouwd is. Tot deze vergissing is men waarschijnlijk gekomen doordat Comrie voor elke nieuwe dmk van zijn „A.B.C. des Geloofs" de „Opdracht" heeft laten staan.

Over Comrie's tweede vrouw, mej. Maria van der Pijll uit Lexmond, met wie hij in 1741 verbonden wercl, is weinig bekend. Bijna 23 jaar heeft hij lief en leed met haar gedeeld; in 1764 werd Comrie voor de tweede maal weduwnaar.

In 1766 trad Comrie voor cle derde maal in het huwelijk, nu met Catharina de Reus uit Beverwijk. Deze vrouw, clie 16 jaar jonger was, heeft zijn oude clag veraangenaamd en haar man zelfs nog 34 jaar overleefd. In 1809 is zij in cle ouderdom van 87 jaar te Gouda overleden.

Comrie's tweede en derde huwelijk zijn kinderloos gebleven. Zijn enige dochter, Rachel Cornelia, trouwde in 1757 met cle Schiedamse koopman Gerhardus Boufy. Zij is in okt. 1774, twee maanden eerder dan haar vader, te Schiedam overleden, nog geen 36 jaar oud.

Bleef dus het verdriet Comrie niet bespaard, financiële zorgen heeft hij niet gekend. Door zijn tweede huwelijk was hij een vermogend man geworden: Maria van cler Pijll was eigenares van uitgestrekte landerijen en van een (voor die tijd) aanzienlijk kapitaal, waarvan Comrie na haar overlijden de enige erfgenaam was. De emeritus van Woubrugge liet dan ook bij zijn dood behalve een mooie inboedel met veel zilver en porcelein en een omvangrijke bibliotheek, een groot bedrag aan effecten en contanten na. Desondanks moet Comrie, naar het getuigenis van tijdgenoten, eenvoudig hebben geleefd.

Comrie in zijn gemeente

Het is moeiijk, een indruk te krijgen van Comrie's pastorale arbeid. De acta van de kerkeraad van Woubrugge uit de 18de eeuw, aan de hand waarvan we ons een beeld van het kerkelijk leven tijdens zijn ambtsbediening zouden kunnen vormen, zijn verloren gegaan en ook Comrie zelf is schaars met zijn mededelingen over zijn ambtelijk werk. Vast staat, clat hij niet veel uitging. Zijn „Eigenschappen des Geloofs" droeg hij op aan zijn gemeente „om, " zo zegt hij zelf, „enigen van u hun klagen, clat wij zo weinig uitgaan, te doen staken. Dat wij zo weinig uitgaan, hopen wij, dat gijlieden ten beste zult nemen: wij hebben clat nooit tot een gewoonte gehad, gelijk sommigen clie dat doen tot veel stichting...."

Zijn meeste tijd en zorg besteedde Comrie aan de voorbereiding van zijn preken. Hij maakte er geen geheim van, dat hij in het winterseizoen de handen vol had aan drie preken en twee catechisaties per week (hij preekte gedurende de wintermaanden 's zondags tweemaal en éénmaal op woensdagavond).

Comrie's preken (althans de preken die hij het licht heeft doen zien) kenmerken zich door eenvoud en zakelijkheid. Naar zijn eigen getuigenis adviseerde zijn eerste vrouw hem altijd, toch vooral eenvoudig te preken; zij zei dikwijls: „gij kunt niet genoeg geloven hoe onvatbaar de mensen zijn." Comrie had een natuurlijke afkeer van het gebruik van vreemde woorden en van vertoon van geleerdheid op de kansel. Ook aan allegoriseren (vergeestelijken) maakte hij zich niet schuldig. Evenmin had hij de gewoonte (zoals velen van zijn collega's in die tijd), de gemeente te vermoeien met drie of vier verschillende opvattingen van een tekst om clan tenslotte de z.i. juiste te kiezen.

De inleidingen — bij andere schrijvers soms een preekje vooraf — zijn bij Comrie kort en direkt op de tekst gericht. De toepassingen zijn praktisch en op-deman-af, waarbij hij nooit de tekst uit het oog verliest. Comrie klaagt ergens, clat vele predikers maar één toepassing hadden, clie ze achter elke preek plakten, ongeacht het onderweq) van clie preek! De enige aanmerking die we op Comrie's preken zouden kunnen maken, is cle langdradigheid, een gevolg van zijn filosofische denktrant, die alles in schema's en punten wist in te delen.

Comrie moet een prediker geweest zijn, clie veel mensen trok. Zelf althans vertelt hij, clat „niet alleen zijn gewone toehoorders, maar ook anderen uit verschillende steden en dorpen kwamen om hem over sommige materiën te horen."

Het Avondmaal werd in Comrie's tijd viermaal per jaar bediend: in cle maanden januari, april (meestal op 1ste Paasdag), juli en oktober. In cle week van voorbereiding deed de predikant met een ouderling cle „omgang" door cle gemeente voor de „huisnodiging". Het huisbezoek, zoals dat in onze dagen gebruikelijk is, was aan onze vaderen onbekend. Uit het feit, clat er bij elke Avondmaalsbediening minstens vijf flessen wijn gebruikt werden, blijkt wel, clat praktisch alle belijdende leden aan het Avondmaal deelnamen.

Volgens cle nog bestaande doopregisters bediende Comrie dit Sacrament vrijwel ieder zondag. Meestal werden de kinderen twee of drie dagen na de geboorte al gedoopt, zodat alleen de vader aanwezig kon zijn. Hieruit kunnen we opmaken dat Comrie er een voorstander van was, de kinderen zo spoedig mogelijk te dopen (Zijn eigen dochter, die 17 okt. geboren was, werd door hem op 19 okt. gedoopt).

De strijd tegen bepaalde volkszonden, clie vele andere mannen van de Nadere Reformatie hadden te voeren, heeft Comrie niet gekend. Het burgerlijk en zedelijk leven stond in Woubrugge op hoog peil.

Éénmaal werd het dorp in onrust gebracht door een pyromaan, die in een week tijds zes boerderijen in vlammen deed opgaan. De brandstichter, die 's zondags in de kerk was, werd door het gebed van Comrie tot belijdenis van zijn misdaden gebracht. Ook is tijdens Comrie's pastoraat eens een inwoner van Woubrugge om voor ons onbekende oorzaak ter dood veroordeeld. Maar gevallen van overspel, openbare dronkenschap en dergelijke, die in die tijd op andere plaatsen zo veelvuldig voorkwamen, waren in Woubrugge zeldzaam.

Comrie had dus niet te klagen over openbare goddeloosheid, maar wel over onbekeerlijkheid. Toch heeft hij niet zonder zegen gewerkt. Zelf schreef hij: „Hoewel wij over velen reden tot klagen hebben, dat ze onze prediking niet hebben geloofd, zo moeten wij tot roem van Gods genade bekennen dat onze arbeid niet geheel ijdel is geweest, maar clat de Heere enigen tijd geleden de harten van sommigen hier en die ook van elders opgekomen waren, geopend heeft."

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 augustus 1960

Daniel | 8 Pagina's

ALEXANDER COMRIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 augustus 1960

Daniel | 8 Pagina's