Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De pijn van een NSB-dochter

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De pijn van een NSB-dochter

"Wat konden die schapen eraan doen dat hun ouders fout waren?"

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Haar vader zat bij de NSB. Twee broers vochten voor de vijand. Zelf had zeverkering met een Duitse militair. Na de oorlog kwam de afrekening. Haar kastanjebruine haar werd gekortwiekt, haar eerbaarheid geschonden. Haar vader en broers verdwenen in een interneringskamp, haar moeder stierf,geknakt door verdriet. Nu is ze oma. Maar soms voelt ze het met menie aangebrachte hakenkruis nog branden op haar schedel. Dan zoekt ze troost in de Bijbel. Om de bitterheid tegen de '"helden" van mei '45 geen plaats te geven.

"Mijn vader is als invalide arbeider, zonder een cent uitkering, in 925 een winkeltje begonnen. Onderwijs had de man amper genoten. Met z'n tiende
jaar moest hij al gaan werken. Door de armoe van de jaren dertig is hij politiek in verkeerde handen gekomen. Van '34 tot '35 is hij ziek geweest. In het ziekenhuis lag ook een vooraanstaande NSB'er. Die heeft hem overgehaald om hd te worden. Vader heeft daar gewoon fout aan gedaan. Daar kom ik rond voor uit. Maar hij had er wel z'n redenen voor. De ellende van de crisisjaren ging hem enorm aan het hart. Net als de morele verwildering. Mijn vader was een zeer fatsoenlijk mens. Hij zei vaak, net als zo veel mensen vandaag: „Waar moet het heen met ons land, het wordt Sodom en Gomorra gelijk." Hij had de indruk dat de NSB een partij was van wet, orde en een fatsoenlijk leven. Van werk voor de werklozen. En niet te vergeten van ons Indië dat behouden moest blijven. Indië verloren, rampspoed geboren. Daar komt nog bij dat hij fel tegen het communisme was. Ik zal nooit vergeten dat de meester van de zondagsschool ons vertelde dat in Rusland een groep mensen was neergeschoten. Omdat ze clandestien kerk hielden. Toen we thuis aan tafel gingen, kon m'n jongste broer zich onder het bidden > niet meer goed houden. Zo'n indruk had dat verhaal op hem gemaakt. September '42 is hij als vrijwilliger naar het oostfront gegaan, om te vechten tegen de Russen. Daar was vader het volledig mee eens. Als er bekenden sneuvelden, hing hij de vlag halfstok. De beste vriend van m'n broer was er ook bij. Ik ben nog meegeweest om hem weg te brengen. Gek, hij gaf me een zoen. Dat deed-ie anders nooit. Na nog geen drie weken aan het front is-ie al gesneuveld. En dan was er de antipathie tegen Engeland. Je kende allemaal de boeken van L. Penning. De held van Spionkop, de overwinnaar van Nooitgedacht... Met tranen in je ogen las je die. Vreselijk wat de Engelsen de boeren in Zuid-Afrika hadden aangedaan.

Keurige mensen
De huidige generatie denkt dat de NSB'ers een zootje dakloze zwervers waren. Als je de prentjes moet geloven was een NSB'er een vent met een zwart pakkie aan, een paar oren als bloemkolen aan z'n hoofd en een enorme pet op. Net zoiets als de centrum-democraten van nu. Nou, mooi niet hoor. Er werd bij ons altijd in de Bijbel gelezen en we gingen trouw naar de kerk. Dat gold voor heel veel NSB-gezinnen. Onder de mensen die pas na de Duitse Blitzkrieg lid werden, waren er veel van wie ik dacht: dat is niet zo veel bijzonders. Maar in de groep die voor de oorlog al bij de NSB zat, zag je een heleboel keurige mensen. We hebben ook nooit een ouderling aan huis gehad, om m'n vader met de Schrift op tafel op het verkeerde van zijn inzichten te wijzen. Alleen m'n oudste zus ging dwars tegen m'n vader in. Ze was in de crisisjaren met haar man meegegaan naar de kant van de SDAP. Ik werd als te jong beschouwd om over politiek mee te praten. Lid van de NSBjeugdbeweging ben ik nooit geworden, maar m'n vader vond ik een respectabele man.

Grietje
Ik kreeg pas moeite met de NSB toen de maatregelen tegen de Joden werden afgekondigd. Op een dag stond ik uit het raam een stofdoek uit te slaan. Aan de overkant zag ik Grietje schommelen, een verstandelijk gehandicapt buurmeisje, dat je de hele dag hoorde zingen. En aan het eind van de straat kwam een joodse vrouw aan, met een ster op haar jas en een jochie aan de hand. Precies op dat moment begint Grietje d'r volgende liedje te zingen. "Lof zij de God van Israël, de Heer die aan Zijn erfvolk dacht..." Dat verzin je niet in een film. Dat kan alleen echt gebeuren. Het sloeg bij mij in als een granaat. M'n vader had diep in zijn hart ook moeite met de Jodenvervolging. Ik liep 's met hem naar de polder, waar hij gras voor zijn konijnen ging snijden. Dan kwam je langs een boerderij waar ze joodse mensen hadden. Door de stalraampjes stonden ze naar buiten te kijken. „Die mensen zijn toch ook net opgejaagd wild", zei vader. „Breek dan toch met de NSB, als je er moeite mee hebt", zei ik. Maar hij was bang dat het hem dan net zou vergaan als een rooms-katholieke buurtgenoot. Die had in '43 bedankt, onder druk van z'n familie. Nadien werd-ie ontzettend gepest. „Nou het bij Stalingrad fout is gegaan met de Duitsers, ziet-ie de bui hangen. De ratten verlaten het zinkende schip." M'n vader wilde niet dat zelfde meemaken.

Verkering
Er waren mensen die vanwege z'n politieke kleur niet meer in het winkeltje kwamen, maar dat was maar een enkeling. De meesten mochten hem graag, want hij hielp iedereen. Zwarthandel was er al helemaal niet bij. Dat kwam zelfs niet "im Frage", om nou maar eens in de stijl te blijven. Zondags gingen we gewoon naar de kerk. Daar kon onze dominee enorm te keer gaan tegen de Duitsers en de NSB'ers. Wat dat betreft was het een moedige man, dat moet ik hem nageven. Maar hij deed het zo ontzettend hatelijk. Voor mij werd het er allemaal niet eenvoudiger op, toen ik in '42 een Duitse jongen van de Arbeidsdienst leerde kennen. Een serieuze, gelovige jongen, een mennoniet. Afkomstig uit wat nu Moldavië heet. Allerminst een Hitlervriend. M'n ouders waren er helemaal niet gelukkig mee, maar ondanks alle dreigementen ging ik met 'm. Later is hij naar Kreta gegaan, en konden we elkaar alleen maar schrijven. In 1944 is-ie gesneuveld, door een bombardement op het schip waarmee hij met verlof naar huis ging.

Kerktelefoon
In de kerk kwamen we er steeds meer buiten te liggen. Ik ben uit mezelf gestopt als hulpje op de zondagsschool. Later ben ik ook van catechisatie gegaan. M'n moeder was hartpatiënte en beluisterde de preken via de kerktelefoon. Tot er onverwachts iemand voor de deur stond om de lijn af te snijden. Terwijl m'n vader en ik zondags gewoon in de kerk zaten. Als we de dominee aan wilden geven, hadden we echt de kerktelefoon niet nodig. Moeder was helemaal van streek. Vanaf die tijd ging m'n vader niet meer naar de kerk. Ik bleef wel gaan. Elke zondag twee keer. En m'n broer als-ie met verlof was ook. M'n oudste broer ging begin '44 in Duitse dienst. Alleen de middelste was toen nog thuis. Die was net als vader bij de NSB. De jongste zat nog steeds aan het oostfront. Toen de oorlog vorderde en je steeds vaker hoorde dat er gesneuveld waren, zag je elke dag uit naar de postbode in de hoop dat die een brief zou brengen. En geen gele envelop van het oppercommando.

Jan Plezier
Mei 1945 was de oorlog eindelijk afgelopen. Tenminste, voor de meeste Nederlanders. Wij begrepen wel dat ons nog wat te wachten stond. Dat kon je op je klompen aanvoelen. Er was praktisch geen mens die gedag wou zeggen als je even over straat liep om wat boodschappen te halen. 8 mei werd ik opgehaald. Ik stond net af te wassen. Heel gek, ik weet nog dat ik een gezang aan het zingen was. "Wees goede Herder, wees geloofd. Uw hand is nimmer moe des gevens. Gij spijst mij met het brood des levens, en kroont en zegent mij het hoofd." Op hetzelfde moment verschijnt een hoofd voor het keukenraampje. Een man van de BS, met het geweer in de aanslag. Aan de voorkant van het huis stonden er ook een paar, met de stengun op het raam gericht. Of ze Göring kwamen arresteren. Ik moest mee, omdat ik met een Duitser had gegaan. Nou was ik niet helemaal op m'n mondje gevallen, dus ik zei: „Dan heb ik hetzelfde gedaan als prinses Juliana." Een van die kerels gaf me een enorme trap. Op zo'n dorp ken je elkaar allemaal, dus ik zag meteen wat voor helden het waren. De mensen die echt wat hadden gepresteerd, waren er niet bij.

Verzetshelden
Met nog een paar andere meisjes werd ik in een Jan Plezier geduwd. Beschikbaar gesteld door een stalhouderij die grof aan de Duitsers had verdiend. Zo werden we door het dorp gereden en her en der te kijk gezet voor een joelende menigte. Na die rit zijn we naar de BS-kazerne gebracht. In een van de kamertjes zat een schoolarts, die me moest onderzoeken. Of ik geen geslachtsziekte had. Omdat ik verkering had gehad met een Duitser. Totaal naakt moest ik op een tafel gaan liggen. Eerst werd ik zeer vrijpostig betast door een oud-verpleegster. Daarna kon die arts z'n hart ophalen. Ik zou alles nog eens door willen maken, als ik dat ongedaan kon maken... Ik ben maar door een ding overeind gebleven: de wetenschap dat de Heere mijn hart kende. Hij wist dat ik me voor de omgang met die jongen niet hoefde te schamen. Toen die man eindelijk klaar was, moest ik plaats nemen op een stoel, om m'n haar af te laten scheren. Tussen twee ouderlingen van onze kerk, die allebei bij de BS zaten. Wie zat er toen niet bij de BS? Ik heb later een verzetsman eens horen zeggen: „Na de bevrijding moest je zwemmen om door de verzetshelden heen te komen."

Hakenkruis
Op m'n afgeschoren haar werd met oranje menie een hakenkruis gezet. Zo werd ik opgesloten. Tot m'n broer me kwam halen. „Al schieten jullie me dood", schreeuwde hij, „jullie geven haar mee." Ik vergeet nooit de ontzetting van m'n moeder, toen ze me aan zag komen. Ze is die klap nooit meer te boven gekomen. Een buurvrouw stuurde meteen een van haar kinderen om thinner. „Direct naar de schildersbaas en je komt niet terug zonder dat spul." Het meisje kwam inderdaad met een busje thinner thuis. Ik op m'n knieën bij de rioolput en de buurvrouw maar schrobben. Het beet verschrikkelijk, maar je was wat blij dat die zooi eruit was. Dezelfde buurvrouw heeft ook onze huisarts ingelicht. Een overtuigde anti-nazi, lid van de zuiveringscommissie. Maar hij was enorm verontwaardigd toen hij hoorde wat ze met mij uitgespookt hadden.

Wonderlijk
Twee dagen later was het Hemelvaartsdag. Ik wilde ondanks alles naar de kerk. „Oké kind", zei m'n vader bitter, „ga heen en toon uzelve de priester." Een vrouw die me binnen zag komen, sprong meteen op en liep huilend de kerk uit. „Het is een schande", riep ze tegen een paar gemeenteleden die bij de BS zaten. „Een schande wat jullie gedaan hebben met die kinderen." Mijn vader en m'n middelste broer werden diezelfde dag opgehaald. Ze zijn naar een provisorisch kamp in ons dorp gebracht en vandaar naar een groter kamp bij Leiden. Vader is later overgeplaatst naar Scheveningen. Februari '46 hebben ze hem laten gaan en heeft hij z'n winkeltje weer geopend. Wat er in Leiden met m'n broer gebeurd is, heeft hij nooit willen vertellen. Ik weet alleen dat hij gezond en wel wegging en dat we hem acht weken later meer dood dan levend in het Academisch Ziekenhuis terug zagen. Lange tijd is hij behandeld door een joodse arts. Die heeft zich geweldig voor hem > ingezet. Wonderlijk he. Deze elfde ervaring hebben m'n moeder en ik in die moeilijke zomer na de bevrijding opgedaan. De mensen die naar ons omzagen waren dezelfden als die in de oorlog Joden hadden verborgen.

Op bezoek
M'n jongste broer was januari '45 zwaar gewond geraakt en kort daarop door de Amerikanen krijgsgevangen gemaakt. In augustus is hij naar Vught gebracht, dat een interneringskamp was geworden voor mensen die fout waren geweest. Daar vond hij z'n oudste broer terug. De situatie in Vught was inmiddels gelukkig wat verbeterd. In het begin gedroegen veel bewakers zich geen haar beter dan het personeel in de Duitse concentratiekampen. Na een paar maanden mocht je ook op bezoek. De eerste keer stond je met z'n allen voor de kleine luikjes, met tralies ervoor. In de kooi erachter liep je familie. Met z'n allen stond je te schreeuwen en te zwaaien, naar je broers of je vader. Het was een beroerde situatie, maar je was overgelukkig dat je ze terugzag. Later mocht je ook even een gesprek voeren. Mei '46 overleed m'n moeder. Begeleid door twee bewakers kwamen m'n broers naar de begrafenis. De houding van de omgeving was inmiddels sterk veranderd. Na de begrafenis leek het wel een reünie. Iedereen wou de jongens een hand geven. Vijf maanden later stond de oudste ineens voor de deur. Hij was zomaar naar huis gestuurd.

Bekeerd mens
De jongste heeft nog ruim een jaar gezeten. September '47 moest hij voorkomen. Een buurman is toen de hele buurt rond geweest, voor handtekeningen. Om hem vrij te krijgen. Heel veel mensen hebben getekend. Ze vonden het welletjes geweest. Twee dagen voor Kerst kwam hij thuis. Het jaar daarop ben ik getrouwd, met een kampgenoot van mijn broers. Wat dat betreft leverde ons verleden geen troubles op. Ik bleef m'n vader nalopen, die ziek en verpleegbehoeftig was. Veel moeilijker vond ik dat hij zo opstandig was. We hadden nog altijd dezelfde huisarts. Een echte christen. Ik zei wel 's tegen hem: „Ik ben zo bang dat vader wat overkomt, want zo kan hij toch niet sterven. Hij is zo verbitterd." Maar dan zei hij altijd: „God zal jouw vader zo niet laten sterven." En dat is ook uitgekomen, Gode zij dank. In 1954 is hij overleden als een bekeerd mens, die wist dat de Heiland ook voor zijn zonden gestorven was.

Joodse buurman
Het leven ging verder. We kregen kinderen, je had het druk en de herinneringen aan de oorlog raakten op de achtergrond. Dat veranderde toen we nieuwe buren kregen. Het klikte meteen. We kwamen regelmatig bij elkaar over de vloer. Daardoor kwamen we erachter dat onze buurman een Jood was, die Bergen Belsen had overleefd. Hoewel het voor ons verschrikkelijk moeilijk was, hebben we hen eerlijk verteld over ons verleden. En gezegd dat ze er maar eens rustig over na moesten denken, of ze contact nog op prijs stelden. Dat was voor hen geen vraag. Het zijn goede vrienden van ons gebleven. Maar door dat contact ging je wel steeds meer beseffen wat de Duitsers hadden aangericht. In de zomer van '60 kwam ik met een verstuikte voet te zitten. Dan heb je tijd om na te denken. Ik heb het toen ontzettend moeilijk gehad met wat de Joden was aangedaan. Daar waren m'n vader en m'n broers indirect ook verantwoordelijk voor. Je kunt wel met smoezen en uitvluchten komen, maar die hebben voor God geen waarde. Onze huisarts voelde dat heel goed aan. Die kwam niet met dooddoeners, maar met het Woord van God. „Indien ons hart ons veroordeelt, God is meer dan ons hart."

Bijbel
In 1980 zijn we voor het eerst naar Israël gegaan. M'n jongste broer zei: Ik zou er m'n ogen niet op durven slaan. En dat kan ik heel goed begrijpen. Bij ons eerste bezoek aan Yad Vashem hebben we bittere tranen gehuild. M'n leven lang heb ik tegen m'n kinderen gezegd: let op wat je stemt! Vandaag ben je mede-verantwoordelijk en morgen ben je mede-schuldig. Nooit zal ik de schaamte vergeten om het nummer op de arm van een huismoeder, een joodse vrouw met wie ik in ons hotel genoeglijk zat te breien en te kletsen. Wat is God goed he, eindeloos goed en onvatbaar groot. Dat een mens z'n leven zo wordt gestuurd en je ondanks je verleden zulke ontmoetingen mag hebben. Dat is vaak een wonder voor me. Toch is de pijn en de bitterheid nooit helemaal verdwenen. Pijn om wat verkeerd was aan onze kant. Verdriet om dat kereltje van zes jaar, van kennissen, dat overleed in het NSB-kamp. En om die baby van nog geen jaar, die daar ook moest sterven. Wat konden die schapen eraan doen, dat hun ouders fout waren? Als ik daaraan denk, raak ik weer van streek. Dan komt alles boven. De spot, de vernedering. Wat is het dan een voorrecht dat je de Bijbel mag hebben en daarin troost mag vinden. Waar zou een mens het moeten zoeken, als hij het Woord van God niet had?

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 4 mei 1994

Terdege | 80 Pagina's

De pijn van een NSB-dochter

Bekijk de hele uitgave van woensdag 4 mei 1994

Terdege | 80 Pagina's