Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

CATECHISMUS, LEERBOEK VAN DE ORDE DES HEILS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

CATECHISMUS, LEERBOEK VAN DE ORDE DES HEILS

Zondag 14

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het gaat in zondag veertien om het treden van de Zone Gods in de staat der vernedering. En dat heeft trapsgewijze plaats gehad. Zodat het hier gaat om de eerste trap in de staat van Zijn vernedering als Borg, tegenover Gods rechtvaardigheid, omtrent de verzoening door voldoening en het recht ten eeuwige leven. Want het gaat niet alleen om de vloek, doch ook om het recht der wet, die is in het midden Zijns ingewands.

Gods eniggeboren Zoon, onze Heere, is ontvangen van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria. Waarin Gods ondoorgrondelijke wijsheid tot ons spreekt, door die weg uit te denken. En daarin heeft de Heilige Geest Zijn Goddelijke bereidwilligheid betoond, door werkzaam te willen zijn in het zaligen van zondaren. Het gaat hier om de gevende liefde des Vaders, de werkende liefde van de Heilige Geest en om de verdienende liefde des Zoons. Opdat vijandige zondaren staatsverwisseling zouden bekomen, door die liefde uit te storten in het hart. Wat uit Adam totaal onmogelijk was, is door de aanneming van onze menselijke natuur uit de maagd Maria, door de werking van de Heilige Geest, mogelijk geworden.

Uit souvereine liefde heeft de Zone Gods het Goddelijke verlossingsplan dat opkwam uit Zijn goedertierenheid, voor Zijn rekening genomen. Waarvan de dichter zong bij het blikken in het heil, dat is in degenen die Hem vrezen: „De goedertierenheid en waarheid zullen elkander ontmoeten; de gerechtigheid en vrede zullen elkander kussen.” En wat een grote menigte des hemelse heirlegers God deed prijzen, zeggende: „Ere zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in de mensen een welbehagen.”

Maar de eeuwige Zone Gods, Die waarachtig en eeuwig God is en blijft, is naar Zijn Goddelijke natuur ten volle in eer en heerlijkheid gebleven met de Vader en de Heilige Geest. Ja, bij het aannemen van de ware menselijke natuur, om borgtochtelijk te lijden en te sterven, heeft Hij van Zijn God en van Zijn engelen en van Zijn volk in het geloof, tot op de dag van heden eer en heerlijkheid ontvangen. En toch is Hij anderzijds bij de aanneming van de ware menselijke natuur gesteld in al de haat en smaad van het kwaad dat door ons moedwillig bedreven werd, alsof Hij het Zelf bedreven had, door het voor Zijn rekening te nemen. Het kwaad der ongerechtigheid waarin het vuur van Gods gramschap brandt, moest door Hem geblust worden. En wat zal dat een smart voor Zijn reine ziel geweest zijn, daar zij de goddeloosheid was hatende en de gerechtigheid liefhad ,als waarachtig mens.

De Zone Gods heeft die vernedering door de werkingen van de Heilige Geest aangenomen, en dat was een daad van Hem. Opdat wij het van Hem zouden leren, Hem aan te nemen als geschenk van de Vader, om ondertrouwd te worden in gerechtigheid en in gericht, en in goedertierenheid en in barmhartigheid, zoals de Schrift ons dat leert, tot de beleving des harten.

In het aannemen van de menselijke natuur was het aannemen van de toorn Gods tegen de zonde van het ganse menselijk geslacht begrepen, tot zaligheid van zondaren. En hiervan zegt Paulus: „Dit is een getrouw woord en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om zondaren zalig te maken, van welke ik de voornaamste ben.” En dat is een vaste en waarachtige belofte voor mensen die zichzelf kennen als de grootste der zondaren, tot een pleitgrond des gebeds.

Opdat Hij ook voor mij het ware Zaad Davids zij. En dat is, het zaad der wedergeboorte. Want in Hem is onze levendmaking, rechtvaardigmaking, heiligmaking en heerlijkmaking. En dat is tot onze beleving van de orde des heils, die door Zijn geboorte bij onze wedergeboorte aanvangt. Van Hem is dan ook gezegd: „Ik heb een verbond gemaakt met Mijn uitverkorene, Ik heb Mijn knecht David gezworen: Ik zal Uw zaad tot in eeuwigheid bevestigen en uw troon opbouwen van geslacht tot geslacht. Sela.” Op de weg des geloofs wordt het hart in Zijn heilsfeiten bevestigd, om de zegen van Zijn heilsweldaden te beleven tot verheerlijking van Zijn grote naam. Zodat de orde des heils is in het geestelijk kennen van de heilsfeiten, om zich daarin door het geloof, steeds meer te verdiepen. En daar buiten is ons innerlijk en geestelijk leven in verwarring, wat het ongeloof niet weinig in de hand werkt. Het heilig Kind Jezus is daartoe Zijn broederen in alles gelijk geworden, uitgenomen de zonde. Want Hij neemt de engelen niet aan, maar Hij neemt het zaad Abrahams aan.

„Waarom Hij in alles de broederen moest gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en een getrouw Hogepriester zoude zijn in de dingen die bij God te doen waren, om de zonden des volks te verzoenen.” En dat geldt de aanneming van de ware menselijke natuur, doch zonder zonde, want Hij was uit de Heilige Geest. Wat de apostel in Hem deed roemen: „Want wij hebben geen hogepriester die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden, maar die in alle dingen gelijk als wij, is verzocht geweest, doch zonder zonde.” Wat ons vervrijmoedigt in het schuilen bij Hem.

En nu gaat het om de nuttigheid die u bekomt door de heilige ontvangenis en geboorte van Christus. Het is de nuttigheid die onze verdorvenheid raakt, waarin wij ontvangen en geboren zijn. Want wij moeten niet blijven staan in de klacht over onze verdorvenheid, daar dat juist de verdorvenheid in de hand werkt. De verdorvenheid des mensen vindt 't heel niet erg als daarover gejammerd wordt, want dat geeft haar tijd om er in voort te leven. De Middelaar is niet alleen geschonken voor de staat der genade, om dan in de stand van het leven buiten Zijn bediening voort te leven. Want dat maakt de zaak twijfelachtig, want dan weerspiègelt de staat der genade niet in het standelijke leven.

Als Paulus spreekt van de praktijk der godzaligheid en de eerbaarheid, dan zegt hij in dat verband: „Want dat is goed en aangenaam voor God onze Zaligmaker, Welke wil dat alle mensen zalig worden en tot kennis der zaligheid en tot kennis van de waarheid komen.” En dan spreekt de apostel uit de wil van Gods bevel. Maar die daaraan voorbij gaan, komen niet tot het verheerlijken van God in het geestelijk kennen van de zegeningen van Zijn besluit, die is in de vastigheid van Zijn verbond. De praktijk der godzaligheid is tot eer van de Heere en tot zegen voor het hart, maar is ook noodzakelijk voor de naaste,” opdat die er door voor Christus gewonnen zou mogen worden. Want daar is één God, daar is ook één Middelaar Gods en der mensen, de mens Christus Jezus.” En dat raakt alle mensen, tot hun grote verantwoordelijkheid. Maar voor de verdorvenheid van ons bestaan is geen vergeving, want die onzalige fontein van boosheid en bitterheid is er en blijft in u, al deelt u tot roem van Gods genade in de zaligste vertroostingen voor uw hart. Wat nooit door ons uit het oog verloren mag worden, daar dat kwaad van bedekking is in de onschuld en volkomen heiligdag tot dag Zijn bedekking nodig heeft. En die heid van de Middelaar Jezus Christus, door Zijn heilige ontvangenis en geboorte. Want Zijn middelaarsbediening vangt aan waar de zonde haar bestaan in ons verkregen heeft en dat is bij onze geboorte uit Adam en zijn ongerechtigheid. En dat kwaad kan alleen bedekt worden voor Gods heiligheid en rechtvaardigheid door de heilige ontvangenis en geboorte van Christus. Zodat Hij, al zijn wij in ons bestaan nog zo verdorven, Zijn liefde en vrede kan en wil laten vloeien in ons hart tot versterking in het geloof.

Maar die bedekking dient ook tot onderdrukking van ons verdorven bestaan. Het licht van Gods vriendelijk aangezicht heeft door de bedekkende gerechtigheid van de Middelaar, Die tussen de Heren ons verdorven bestan gesteld is, ook een dodende kracht tot onderdrukking van het verderf dat opwelt uit die onzalige fontein van ons verdorven bestaan. Waarmede door ons maar al te weinig rekening gehouden wordt. En daarop doelde de dichter in zijn ootmoedige dankzegging: „Heere, Heere, sterkte mijns heils, Gij hebt mijn hoofd bedekt ten dage der wapening.” De Heere kwam hem te bewaren van allerlei zondige en boze gedachten. Zodat de onzalige fontein van zijn verdorven bestaan er niet boven uit kon komen. De Heere kwam als met Zijn hand dat kwaad te onderdrukken, om dapper te strijden tegenover de driehoofdige vijand.

Soest.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 februari 1977

Bewaar het pand | 4 Pagina's

CATECHISMUS, LEERBOEK VAN DE ORDE DES HEILS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 februari 1977

Bewaar het pand | 4 Pagina's