Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Psalmen zijn er om te zingen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Psalmen zijn er om te zingen

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Psalmen dienen gezongen te worden. Ze kunnen uiteraard worden gelezen en zelfs in stilte overdacht. Maar het zijn liederen en liederen moet je zingen. De vraag rijst: hoe moet je ze dan zingen? In onze kerkelijke traditie worden ze in een berijmde vorm gezongen. Dat wil dus zeggen dat het Hebreeuwse Psalmboek een lang traject heeft afgelegd. Het is begonnen met poëtische tekst. Die tekst is op een gegeven moment vertaald in velerlei talen, maar ook in een onberijmde vorm gezongen. In de 16e eeuw is er een strofische berijming van gemaakt die kon worden gezongen op daarbij passende melodieën.

Terug naar de bron

Vertaling plus berijming geven al aan dat er in dit proces heel wat veranderd is vergeleken met de brontekst. Wij zingen dus geen letterlijke tekst van psalmen, maar we zingen gezangen die min of meer de letterlijke tekst van de psalmen proberen weer te geven. Wie echt psalmen wil zingen, zo zuiver mogelijk, zal dat in het Hebreeuws moeten doen. Dan is het trouwens nog niet helemaal zeker of in dat geval de originele teksten worden gebruikt, maar dat is nog weer een ander verhaal. Nog steeds worden er in de synagoge psalmen in het Hebreeuws gezongen, niet alleen in Israël, maar ook in Amerika en, om maar een ander land te noemen: Nederland.

Hebreeuwse poëzie

De Hebreeuwse poëzie wordt niet gekenmerkt door rijm en rijmwoorden. Het poëtisch karakter van een tekst wordt vooral bepaald door het ritme van een tekst en door de lengte van de zinnen of zinsdelen van die tekst. Dat betekent dat de manier van zingen daardoor bepaald wordt. Hoe de psalmen in de praktijk geklonken hebben, is niet geheel te achterhalen. Al moet wel worden gezegd, dat in sommige landen er een hechte traditie heeft bestaan in het bewaren van melodieën en manieren van zingen. Sporen daarvan treffen we nog steeds aan in de muziek in de synagogen. Het is echter niet onmogelijk, dat er in de tekst van de Masoreten (een tekstuitgave, waarbij ook de klinkers worden genoteerd en veel andere aanwijzingen) muzikale aanwijzingen te vinden zijn. Suzanne Haïk Vantoura is daar intensief mee bezig geweest, en in haar spoor ook Maartje van Tijn. Of hun theorie helemaal klopt, is voor veel deskundigen nog wel een vraag, maar totaal onmogelijk is het niet.

De psalmen in de tempel en de synagoge

Oorspronkelijk werden psalmen gereciteerd of gezongen in de tempel. Voor iedere dag was er een eigen psalm, er waren morgen- en avondliederen. Voor de feestdagen was er een hele reeks psalmliederen. De psalmen werden ook volgens een doorgaand rooster op de sabbat gezongen, zoals ook het geval is met de lezingen uit de Thora. Dan zou bij Genesis 1 ook Psalm 1 gezongen worden. Het is zeker opvallend dat de Thora (Genesis tot en met Deuteronomium) in een doorgaand systeem van lezingen werd gelezen. Daar werd dan drie jaar over gedaan. Het Palestijnse rooster kent een aantal van 153 tot 167 gedeelten. Het Babylonische systeem kent aanmerkelijk langere lezingen, namelijk 54, zodat daar in één jaar de gehele Thora aan bod komt. Nu blijkt dat het boek der psalmen uit vijf onderdelen is samengesteld. Die verdeling (1-41; 42-72; 73-89; 90-106; 107-150) komt in omvang ongeveer overeen met de pericoopindeling van de corresponderende Bijbelboeken. In hoeverre deze overeenstemming resultaat is van redactioneel ingrijpen is nog steeds voorwerp van onderzoek. Over de praktijk van het psalmzingen is nog veel onduidelijk, maar enkele gegevens zijn wel helder. Bij de tempeldienst werden de psalmen waarschijnlijk door een priesterkoor gezongen en was er soms ook instrumentale begeleiding. In de synagoge was en is er althans in orthodoxe kringen geen begeleiding door instrumenten, terwijl daar de voorzanger (de chazan) de meeste psalmen reciteert. De gemeente neemt er wel actief aan deel, doordat soms instemmende woorden als ‘Halleluja’ of ‘Amen’ worden gesproken of gezongen. In een klein aantal psalmen treffen we een herhaling van verzen aan. Het bekendste is Psalm 136 met in elk vers een zin als weerkerend refrein.

Vroege kerk en de middeleeuwen

Dat er blijvend psalmen zijn gezongen is niet verwonderlijk. De eerste gemeenten waren vertrouwd met synagogale gebruiken, en daarbij zal het in de Grieks sprekende gemeenten vooral om psalmteksten in de Griekse taal zijn gegaan. Op den duur is in de westerse kerk ook het psalmboek in het Latijn vertaald. In de hoofddiensten werden er delen uit de psalmen gezongen, en dat betrof veelal de intredepsalm en de graduaalpsalm, tussen de beide schriftlezingen. Daarvoor zijn er trouwens verschillende lokale of regionale roosters opgesteld. In de kloosters ging het er anders toe. Daar werden complete psalmen gezongen, met als afwisseling de antifoon, een kerntekst uit de psalm. Die psalmen werden zo verdeeld over de diensten, dat ze alle 150 een keer per maand aan de orde kwamen. De eenvoudige melodieën waren geschreven in de klassieke kerktoonsoorten. Ze werden eenstemmig gezongen en zonder instrumentale begeleiding. De verwantschap met het gregoriaans is duidelijk, zij het in een eenvoudiger vorm. In de parochiediensten werden de psalmteksten voluit in het gregoriaans gezongen, met alle wendingen en melismen die eigen zijn aan het gregoriaans.

Reformatie

Ook na de Reformatie is het zingen van de onberijmde psalmteksten in de protestantse wereld niet geheel uitgeblust, maar wel sterk teruggedrongen. Dat komt mede door het wegvallen van het kloosterleven. Immers, in de praktijk werd het psalmzingen vooral uitgevoerd door de kloosterlingen, en de manier van zingen kon je je eigen maken door gaandeweg mee te zingen. In de reguliere parochiediensten werd nauwelijks meer door het volk gezongen. Een koor had die taak overgenomen. Het is een gouden greep geweest van vooral Luther en Calvijn, dat het zingen in de volkstaal en de volkszang werd ingevoerd. Daartoe werd het model van het strofelied gehanteerd. Latijnse hymnen werden in een berijmde vorm vertaald, en dat gebeurde ook met de psalmen. De overweging was vooral ook dat de mensen zich daardoor gemakkelijker de liedteksten eigen konden maken. Bovendien was gemeentezang die de structuur van een metrum volgde, gemakkelijker te leren. Toch betekende dat niet een radicale breuk met het verleden. Wie het Geneefse Psalter bekijkt, ontdekt dat een aantal psalmen een sterke verwantschap met het gregoriaans vertoont. Daarnaast werd een groot aantal originele melodieën gecomponeerd. Dat de psalmwijzen oorspronkelijk volksdeuntjes waren, kan gedocumenteerd naar het rijk der fabelen worden verwezen. Behalve het Geneefse Psalter zijn er ook andere berijmingen en melodieën gemaakt. Luther heeft zich ermee bezig gehouden. Maar in later tijd is er in Duitsland een project geweest, waarbij alle psalmen op een klein aantal gemakkelijk zingbare wijzen gezongen konden worden. Andere muziek en berijming treffen trouwens ook aan in het project ‘Psalmen voor nu’.

Onberijmd

Het zingen van onberijmde psalmen was echter vrijwel in onbruik geraakt, behalve in de Kerk van Engeland. Dat komt mede doordat de breuk met Rome op een wat andere manier is verlopen. Het had alles te maken met de politieke aspiraties van Hendrik VIII. Die waren niet zozeer op veranderingen in de kerk gericht, maar veel-meer op ontworsteling aan het pauselijk gezag. Dat betekende enerzijds dat de kloosters werden opgeheven. Maar de monastieke gebruiken verdwenen niet geheel en werden aan de geestelijken opgelegd. Dagelijks dienden zij de gebedsdiensten volgens het Book of Common Prayer in te richten, zoals in de kloosters het brevier een handleiding voor dagelijks gebruik was. Daarbij hoort ook het zeggen of zingen van de onberijmde psalmen, zodanig dat in één maand alle psalmen aan de beurt zijn gekomen. Verdeeld over het morgengebed (mattins) en avondgebed (evensong) betekent het dat er in één dienst twee à drie psalmen gereciteerd of gezongen worden. Iets dergelijks treffen we ook aan in de Lutherse kerken. Daar wordt sterk vastgehouden aan de ‘psalmodie’, een toonzetting die zeer verwant is aan het gregoriaans: wanneer het gezongen wordt gebeurt dat éénstemmig en zonder begeleiding van een orgel, laat staan andere instrumenten. In de Engelse traditie is het een koor dat de psalmen vierstemmig zingt, volgens toonzettingen die variëren van barok tot eigentijds en dan met orgelbegeleiding. Wanneer er geen koor is, worden de psalmen door de voorganger gesproken.

Van kerktaal naar volkstaal

Mede onder invloed van de liturgische beweging uit de eerste helft van de vorige eeuw is er in de Rooms-Katholieke kerk, maar ook in de protestantse kerk een grotere aandacht ontstaan voor de begrijpelijkheid van de gesproken en gezongen taal. De volkstaalliturgie heeft veel in beweging gezet, ook op het gebied van Bijbelvertalingen en vertalingen van kerkliederen. Om ons wat te beperken tot het zingen van de onberijmde psalmen: de Franse priester Joseph Gelineau heeft halverwege de vorige eeuw een aantal psalmen vanuit het Hebreeuws vertaald in de volkstaal en van eenvoudige melodieën voorzien. Deze psalmen zijn ook in het Nederlands vertaald en hebben enige bekendheid verkregen. In het Abdijboek treffen we psalmteksten aan uit de vertaling van Marie van der Zeyde en Ida Gerhardt (ook geplaatst in de eerste druk van de Willibrordvertaling). Ze worden gezongen op eenvoudige melodieën die in de oude kerktoonsoorten staan. Een bijzonder project is ontstaan rond de Schola Davidica, die in de Choral Evensongs gebruik maakte van de vertaling van Pieter Oussoren (De Naardense vertaling), waarbij Gert Oost vierstemmige chants heeft gecomponeerd die ontleend zijn aan het Geneefse Psalter. Er bestaan ook mogelijkheden om Nederlandse psalmteksten te zingen op bestaande Engelse chants. Daartoe kan zowel de Statenvertaling, de NBG-vertaling en zeker ook de NBV gebruikt worden.

Praktijk

Het zingen van berijmde psalmen raakt helaas wat in onbruik. Wie de liedborden in kerken bekijkt, of orden van dienst uit omroepgidsen, ziet met verbazing, dat er soms hooguit een enkele psalm wordt opgegeven, en dan ook nog een overbekende. Terwijl de muziek van het Geneefse Psalter van zeer hoge kwaliteit is. Het zingen van onberijmde psalmen is in de praktijk ook voor ongeschoolde en ongeoefende zangers goed mogelijk. Het is echter aan te bevelen voor niet al te grote groepen. Een paar honderd mensen is al te heftig, denk ik. Niet zonder reden heeft het wel degelijk een goede plaats gekregen in de kloosters, tijdens de getijdendiensten. Dat kan uiteenlopen van twee tot zeven gebedsdiensten per dag. Ook buiten de kloosters zou het een plek kunnen krijgen. Bijvoorbeeld in de huisgodsdiensten van het gezin of van een instelling. Het kan functioneren aan het begin of einde van (kerkelijke) vergaderingen of verenigingsavonden, bij dagopeningen of avondsluitingen tijdens conferenties.

Als de psalmen maar gezongen blijven. Natuurlijk zijn er veel andere mooie en minder mooie liederen. Maar laten we wat ons vanuit Gods Woord wordt aangereikt niet verwaarlozen, en laten we ook het goede uit een eeuwenlange traditie niet veronachtzamen. De opdracht vanuit de Psalmen zelf: ‘Zingt de HERE een nieuw lied’ ( Ps. 96 en 98) betekent niet alleen dat we hijgerig ons beperken tot uitsluitend modieus gezang, maar mag ook vertaald worden met: ‘Zingt de HERE opnieuw een (bestaand) lied’. Over de psalmen heeft Willem Barnard iets moois gezegd: ‘Psalmen verbinden ons met de synagoge, met de Schriften, met de Messias. Aan het begin van elke dienst hoort een psalm – al was het alleen maar om ons duidelijk te maken: wij komen hier niet om te getuigen van òns geloof; niet om te laten horen wat er in òns omgaat, maar om een dienst gaande te houden, om een traditie te dragen, om adem te lenen aan de woorden van ouds. Niet om te uiten, maar om te innen komen wij. Het is er, maar wij komen erbij’. (Op een stoel staan 2, pag. 91).

Ds. Ruiter is sinds 15 mei 2011 emeritus predikant en lid van deputaten eredienst.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 2016

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's

Psalmen zijn er om te zingen

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 2016

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's