Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Leer en Leven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leer en Leven

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

(35.)

II. Het Wezen GocV». (g.)

Wanneer we spreken over de Personen in het Drieënig Goddelijk Wezen, dan is de Vader in orde de eerste Persoon.

Wat het Wezen Gods betreft, zijn de drie Personen volkomen aan elkander gelijk; de onderscheiding en rangorde schuilt dan ook niet in het Wezensverschil, maar in het verschil van Personen. Immers, naar het Wezen gerekend, bestaan alle drie de onderscheidene Personen, Vader, Zoon en H. Geest, van Zichzelven. Als Persoon echter bestaat of is alleen de Vader van Zichzelven, aangezien Hij niet gegenereerd is gelijk de Zoon, en niet uitgaat gelijk de Heilige Geest. In deze betekenis sprak de Heere Jezus eenmaal van Zijn Vader, zeggende: e Vader heeft het leven in Zichzelven. (Joh. 5 : 26) Het Persoonlijk bestaan van de Zoon vindt zijn oorzaak in de eeuwige generatie van de Vader, terwijl het Persoonlijk bestaan van de Heilige Geest zijn

grond vindt in de Vader en de Zoon, wijl Hij van hen uitgaat. De Vader daarentegen is in oorsprong van Zichzelven. Hij is Bron en Oorzaak van eigen Personaliteit. Uitgaande van deze grondgedachte, hebben onze Godvruchtige Vaderen, in de lijn der Heilige Schrift, de Vader genoemd: de eerste Persoon in het heilig en Drieënig Goddelijk Wezen.

J In de verhouding van God tot de mens is de Vader ook weer in orde de eerste. Op het machtwoord des Vaders is de mens geschapen. Uit Z ij n mond is de Wet uitgegaan. Hij is de Rechter, Die voldoening eist en het vonnis uitspreekt. Maar Hij is ook de Oorsprong van 's mensen zaligheid. De gedachten des vredes zijn in het Vaderhart Gods opgeklom-

men. „Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die 'in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe." (Joh. 3 : 16) God de Vader riep in de stilte der nooit-begonnen eeuwigheid er van uit: n wie is hij, die met zijn hart borg worde, om tot Mij te genaken? (Jer. 30 : 21) Zo is dus de Vader de Bron en Oorzaak van de komst des Zoons op aarde. Hij openbaarde Zijn gedachten des vredes in de Zoon van Zijn eeuwig welbehagen.

En dit spreekt nog duidelijker tot ons, als we letten op een drieërlei Vaderschap, volgens Gods Woord. Dc Heidelbergse Catechismus legt hier in het antw r oorcl op vraag 26 ook al de nadruk op, waar gesproken wordt van:

le: de eeuwige Vader van onze Heere Jezus Christus;

2e: die hemel en aarde, met al wat er in is, uit niet geschapen heeft;

3e: mijn Gcd en mijn Vader is.

We spreken dus van het Vaderschap Gods in drievoudige zin, nl.:

1. Gocl is de Vader van de schepping;

2. God is de Vader van de Heere Jezus Christ u s, en

3. God is de Vader van Zijn uitverkoren volk.

Op Gods bevel zijn hemel en aarde uit niet te voorschijn gebracht. Elk schepsel, hetzij mens, dier of plant, ja zelfs de dode stof, heeft zijn ontstaan en bestaan te danken aan Gcd de Vader, omdat alles op Zijn Goddelijk machtwoord er gekomen is. Dit wil echter niet zeggen, dat God nu ook de Vader van alle mensen is in die betekenis, dat alle mensen nu voor kinderen Gods gerekend mogen worden. In geen geval! Dit zou zo geweest zijn, indien door de zondeval het ganse mensengeslacht, in Adam begrepen, de band met God niet had doorgesneden. Van nature zijn we nu geen kinderen Gods meer, maar doen de wil van onze vader de duivel. Dit neemt echter niet weg, dat God krachtens Zijn scheppende wil de Vader van heel de schepping is, die dan ook met recht aan Zijn schepsel vragen mag: en ik dan een Vader, waar is Mijn eer? (Mal. 1 : 16)

Letten we in tweede plaats op het Vaderschap over Christus. Inderdaad, reeds vóór de schepping was God de Vader van Zijn Zoon door eeuwige generatie; doch ten opzichte van de zaligheid des mensen noemen we eerst het Vaderschap over de schepping en daarna pas dat over Christus, omdat er voor het zaligmakende werk van Christus als Middelaar Gods en der mensen, hoewel van eeuwigheid daartoe voorbeschikt, eerst plaats was na de val des mensen. Hierin blinkt de heerlijkheid van het Vaderschap over Christus uit, dat de Vader met Hem het verbond der verlossing sloot, en Hij de Zoon aanwees, om in de tijd de gevraagde losprijs te betalen, en de Wet te vervullen voor al de Zijnen.

Over het Vaderschap Gods over Zijn volk hopen we de volgende maal nog iets te zeggen.

J. KRAMP.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juli 1951

Daniel | 12 Pagina's

Leer en Leven

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juli 1951

Daniel | 12 Pagina's