Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

En in de breking des broods

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

En in de breking des broods

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

n En zij tmren voUmrdende. ... in de breking des broods. Handelingen 2.; 42c

r I f De tijd na de viering van het Pinkstergaf ons gerede aanleiding om met elkander ook te mediteren over het volharden in de gemeenschap. Het zou wel een zegen zijn, als ons gemeenschappelijk mediteren ook invloed uitoefende op uw persoonlijke overpein2mg en onderlinge gesprekken. Dan eerst is het goed, als de meditaties van „De Banier" niet maar voor u zijn de meditaties van deze of gene dominee, maar als ze meer en meer voor u mogen worden „onze meditaties", als gij ze mediterende leest, en als het van meemediteren wel eens mag k(Mneri tot voortmediteren. Daar heb ik in brieven wel eens iets van mogen merken, en daar heb ik dan de Heere wel eens voor mogen danken. Het is zo groot als Hij ons gebrekkige werk toch nog gebruiken wil om er Zijn werk mee te doen. Maar nu ook verder nog. Meemediteren en voortmediteren is een begeerlijke werk2aamheid, waarbij allerlei gedachten naar voren kurmen komen, die in de gedrukte meditatie niet eens zijn te vinden. Dat is een zegen, die de Heüige Geest geeft, want niemand kan het Woord van God uitputten. Daar zijn de fonteinen des heils. „En gijUeden zult met vreugde water scheppen uit de fonteinen des heus". Maar nu mag het ook bij mediteren niet blijven, en idaar zal het ook niet bij blijven als ons mediteren mag plaats hebben onder de leiding van de Heilige Geest. Dan, en dan alleen, zal er kraclit uitgaan van onze overpeinzingen. Dan is het niet een dromerig, een vromelijk, een zelfgenoegzaam mediteren. Neen, dan gaat er kracht van uit ia ons hart, in ons leven, in onze omgang, in onze gesprekken. Dan zal er b.v. door worden opgewdkt een begeerte, een jagen naar de gemeenschap der heüigen, naar de gemeenschap met de Heere Jezus Christus, en met allen, die Zijn verschijning hebben liefgehad. Och, dat wij toch eens meer laöt mochten krijgen, werkehjk last, van die dodigheid, van 'die liefdeloosheid, van dat cirkelen om ons eigen ik, en dat wij •neer schoonheid en bekoorhjkheid mochten zien in die geestelijke gemeenschap, en dat wij dan van ganser harte mochten zingen:

Ai ziet, hoe goed, hoe lieflijk is 't, dat zonen Van 't zelfde huis als broeders samen wonen, Daar 't liefdevuur niet wordt verdoofd. 't Is als de zalf op 's hogepriesters hoofd; De zalf waarmee hij is aan God gewijd. Die door haar reuk het hart verblijdt.

Als wij zo werkzaam mogen zijn met de gemeenschap, en vurig begeren volhardende te mogen zijn in de gemeenschap, de gemeenschap met Christus en met allen, die Zijn eigendom zijn, gekocht met Zijn dierbaar bloed, dan zal het ons niet verwonderen, dat op het „en in de gemeenschap" onmiddellijk volgt: „en in de breking des broods". Die twee, oe gemeenschap en de breking des broods, zijn onafscheidelijk, zijn op het allerinnigst met elkander verbonden. Als er waarlijk mag zijn gemeenschapsoefening in geloof en- in hoop en in liefde, gemeenschapsoefening allereerst met onze Heere Jezus Christus, met God de Vader en met de Heilige Geest, en dan ook met Gk> ds kinderen, dan kan de breking des broods ons niet koud laten, dan zal er bij tijden een sterk verlangen zijn naar de breking des broods en naar de gemeenschap, die daarin tot uitdrukking komt en daarin ook wel eens mag worden genoten. Ons Avondmaalsformulier zegt het zo schoon: „Want door Zijn dood heeft Hij de oorzaak van onze eeuwige honger en kommer, namelijk de zonde, weggenomen, en ons de levendmakende Geest verworven, opdat wij door die Geest — Die in Christus, als in het Hoofd, en in ons, als Zijn lidmaten, woont — met Hem waarachtige gemeenschap zouden hebben, en al Zijn goederen, het eeuwige leven, de gerechtigheid en de heerlijkheid, deelachtig worden.

Daarbenevens, dat wij ook door dezelfde Geest onder elkander, als lidmaten van één lichaam, in waarachtige, broederlijke hefde verbonden worden; gelijk de heilige apostel spreekt: „Eén brood is het, zo zijn wij velen één lichaam, dewijl wij allen ééns broods deelachtig zijn". . . ., alzo zullen wij allen, die door het waarachtig geloof Christus ingelijfd zijn, door broederlijke hefde, om Christus, onzes lieven Zaligmakers wil. Die ons tevoren zo uitnemend heeft liefgehad, allen tetezamen één lichaam zijn, en zulks rüet alleen met woorden, maar ook met de daad jegens elkander bewijzen".

Wat wordt ons hier een heerlijk ideaal voor ogen geschilderd! *Hoe droevig is het, dat de werkelijkheid hieraan zo weinig beantwoordt. Wij aanvaarden natuurlijk wel de woorden van ons Avondmaalsformulier. Wij zeggen zelfs telkens weer: „Wat is ons Avondmaalsformulier toch schoon en van innige teerheid. Hoe is het toch mogelijk, dat men bezig is op sluwe wijze, door er verschillende andere Avondmaalsformulieren naast te zetten, ook 'dit al weer weg te werken en zo de verwarring nog groter te maken": Ja, zo zeggen wij, en het is waar ook. Maar daarbij mogen wij toch niei vergeten de hand in eigen boezem te steken. Dan krijgen wij te zien, dat zij er melaats uitkomt, want ook wij staan schuldig aan dezelfde zonde, aJ is het dan ook op een andere wijze. Ook wij zetten ons veelgeprezen Avondmaalsformulier opzij, als wij het ideaal, dat daarin getekend wordt, naast ons neerleggen en vergeten. Als wij er niet naar jagen om het te grijpen. Als wij de broederlijke Hefde verzuimen, om zo langs elkander heen te leven, zonder met elkander mee te leven in droeve en in blijde dagen, zonder Christelijke handreiking waar dit nodig is, en zonder elkander te gedenken in de voorbede.

Och, dat het ideaal van de breking des broods, en van de gemeenschap, weer ideaal voor ons worde, en ons zo irmerüjk bekore, dat er waarHjk weer iets gevonden moge worden, al is het maar een klein beginsel, van de broederlijke liefde en van de gemeenschap der heiligen, zodat ook de wereld moet getuigen: „Ziet, hoe lief zij elkander hebben".

Zeist Ds. S. VAN DORP

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 augustus 1957

De Banier | 8 Pagina's

En in de breking des broods

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 augustus 1957

De Banier | 8 Pagina's