Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Barend en Johanna

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Barend en Johanna

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Johanna: Maar de Semieten, waar gingen die in hoofdzaak zich vestigen, want dat zal voor de geschiedenis van het Oude Testament wel het voornaamste zijn, ook in verband met Abrams wonen in Ur.

Barend: Sem's geslacht, dat dreigde ten onder te gaan door Nimrods dwinglandij, werd daarvan verlost door de spraakverwarring en God zonderde het af en deed het wonen in Syrië, Assyrië en Mesopotamië. In het noorden van Mesopotamië lag Uhr der Chaldeeën, en ook daar nam het heidendom steeds meer toe. De aanbidding van hemeltekenen en van het vuur werd algemeen beoefend, en zelfs in het familieleven van Abram vóór zijn roeping werden huisgoden geduld, aan welke men invloed toekende op het wel of wee der familie, gelijk we lezen kunnen in Joz. 24 : 2. Daardoor werd nieuwe afscheiding nodig, om algeheel bederf te weren. Samenwonen met afgodendienaars is uiterst gevaarlijk, heden nog net zo gevaarlijk als toen.

Johanna: Ja, het is later wel gebleken, want God zonderde eerst Israël af, door ze te doen wonen in Gosen, om niet tot vermenging te geraken met de Egyptenaren, en steeds was de bedoeling Gods, dat Israël alleen zou wonen. En de overgebleven Kanaänieten hebben hen veel kwaad gedaan en Israël verleid tot afgoderij en andere heidense gruwelen.

Barend: Ja, maar de bedoeling Gods met de roeping van Abram was niet alleen hem te bewaren voor afgoderij, maar ook om met hem Zijn verbond op te richten, gelijk later duidelijk blijken zal. Het genadeverbond was tot de tijd van Abram's uittocht uit Uhr particulier geweest en had alleen de moederbelofte als een lichtende ster aan de donkere hemel Maar toen het mensdom vermeerderde en zich over de aarde verspreidde wilde de Heere aan dat genadeverbond een andere openbaringsvorm geven en wel de patriarchale vorm, die een bijzondere familie insloot.

Johanna: Was die roeping van Abram de uitwendige roeping, of ook inwendig door de Heilige Geest tot zaligheid?

Barend: Vanzelf was het de inwendige, krachtdadige roeping tot zaligheid, waardoor hij werd afgezonderd van de wereld, die in het boze lag en dat uit kracht van de eeuwige verkiezing, waar hij door het geloof gehoorzaam geweest is, om uit te gaan naar de plaats, die hij tot een erfdeel ontvangen zou; en hij is uitgegaan, niet wetende, waar hij komen zou. Door het geloof is hij een inwoner geweest in het land der Belofte.

Johanna: Het is, dunkt mij, toch wel een zwaar bevel Gods geweest om het land zijner geboorte te moeten verlaten en alle banden met zijn familie te moeten verbreken, want hij was toch een mens van gelijke beweging als wij en zal toch ook met weemoed alles hebben moeten achterlaten?

Barend: Ja, ook Abram lag van nature, gelijk wij allen, gebonden aan het zienlijke, ook zijn ziel kleefde aan het stof, gelijk de onze. We leven er voor, hebben van nature niet anders, en het is onmogelijk om alles uit en van onszelf los te laten. Maar toen de Heere hem verschenen was, werd het alles zo geheel anders. Toen hij God leerde kennen in de glans Zijner deugden, viel alle glans en heerlijkheid der aardse dingen weg, en toen kreeg hij wat anders in het oog, toen had hij aan God genoeg. En toen Abram een valse zegen prijsgaf, schonk God hem betere zegeningen.

Johanna: Wat is er geworden van de stad, vanwaar hij uitgegaan is, en bestaat die stad, wellicht onder andere naam, heden nog?

Barend: Nu schijnt Uhr niet meer te zijn dan een puinhoop, genaamd Mukair, tussen Babel en de Perzische Golf; in het Noorden van Mesopotamië zou het dus gelegen hebben, indien geleerden zich niet vergissen.

Johanna: Maar Abram wist, dat God hem tot een groot volk zou stellen en dat God hem zegenen zou, en dat in hem zelfs alle geslachten des aardrijks zouden gezegend worden! Met zulk een belofte kon hij wel optrekken, en zal hem de scheiding van Uhr wel niet zwaar gevallen zijn?

Barend: Vanzelf is de belofte buitengewoon rijk van inhoud, maar om te kunnen optrekken had hij tevens behoefte aan een zéér sterk geloof in de belofte en een groot vertrouwen in de Belover. Tussen de belofte en de vervulling is een grote afstand en het zal hem zeker niet ontbroken hebben aan felle bestrijdingen van de zijde des satans.

Johanna: Maar daar lezen we toch niets van in de Schrift, en waarop grondt u dan de veronderstelling, dat Abram wel zal bestreden zijn?

Barend: Daarop, dat al Abrams geestelijk zaad onder de bijbelheiligen hun bestrijdingen hebben gehad, denk maar eens aan David in de psalmen. Evenwel, hij ging op zeventigjarige leeftijd uit Uhr met Terah, die mede het Goddelijk bevel opvolgde, benevens Sarai, zijn huisvrouw en Lot de zoon van zijn broeder Haran, en hij woonde eerst vijf jaren in Haran, waarna hij na de dood van Terah verder trok naar het land Kanaan.

Johanna: Abram gaf zijn maagschap prijs, om stamvader te worden van millioenen, en hij gaf zijn naam prijs in Uhr, en heeft een onvergankelijke naam gekregen. Wat maakt de Heere het met Zijn volk toch goed, hè?

Barend: Ja, de zegen des Heeren, die maakt rijk en Hij voegt er geen smart bij, al wordt die zegen door de blinde wereldling veracht en verworpen, Gods volk is een gezegend volk, want zij worden met alle geestelijke zegeningen gezegend in Christus, die de vloek wilde wegdragen.

Johanna: Ja, en zij zijn niet alleen zelf bevoorrecht als de gezegenden des Vaders, zij zijn ook nog tot een zegen voor hun medemensen, het zijn de steunpilaren van kerk en staat en maatschappij.

Barend: Ja, Gods volk moge die heerlijke weldaad, een gezegende des Heeren te zijn, maar veel met verwondering en aanbidding bezien, dan zal er zeker een verlangen zijn, om voor anderen tot een zegen te wezen. En dat niet alleen voor het eigen gezin, ook voor kerk en staat, met naarstig toezien, om de zegen Gods niet te verliezen door de zonde. Want al kan dat volk nooit geheel vervallen uit de gunste Gods, wel kan het vele zegeningen verliezen, door ver van God af te zwerven-.

Werkendam

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 juli 1951

De Saambinder | 4 Pagina's

Barend en Johanna

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 juli 1951

De Saambinder | 4 Pagina's