Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

WAT GEEFT DE DOOP?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WAT GEEFT DE DOOP?

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat betekent het, dat wij gedoopt zijn? Met deze „wij" bedoel ik nu zowat alle lezers, die voor het grootste deel in hun jeugd de H. Doop hebben ontvangen.

Men zou kunnen denken, dat ik daar niet over behoef te schrijven, want dat bij iedere Doopbediening het Formulier van de H. Doop de gemeente hiervan onderwijst. Toch ben ik niet zo zeker ervan, dat dit onderwijs bij allen zijn doel bereikt of alle vragen wegneemt. Laat ik een paar dingen proberen te bespreken. Van Luther is bekend, dat hij bij zekere gelegenheid met krijt op tafel schreef: , baptizatus sum', d.i. ik ben gedoopt. Calvijn sprak op zijn sterfbed hetzelfde uit.

Betekent dit nu dat iedere gedoopte, wie hij dan verder ook zij, er vast verzekerd van kan wezen, dat hij in Gods gericht vrijuit zal gaan, omdat hij gedoopt is? Ik zou u willen bidden deze gedachte niet te koesteren. Met het gedoopt zijn op zichzelf is nog niets beslist. Alleen de gelovige kan en mag zich op zijn Doop, d.w.z. op de belofte Gods die daarin betekend en verzegeld is, verlaten. De kracht van de Doop werkt nimmer buiten het persoonlijk zaligmakend geloof om. Wij kennen geen werking zoals de roomse kerk deze leert ex opere operato, d.w.z. krachtens de kracht van de handeling. Ik weet wel, dat ook deze kerk aanneemt, dat de Doop niet onwederstandelijk werkt, doch dat de dopeling zijn werking kan verhinderen, maar de vereisten voor de goede werking van de Doop zijn daar toch wel heel anders dan in de H. Schrift en bij de reformatoren. De H. Doop baat niets buiten het geloof om. In dit opzicht heeft de Doop dezelfde kracht als de prediking van het evangelie. Deze prediking is krachteloos zonder het geloof.

Hebr. 4 : 2 zegt van het grootste deel van Israël, dat in de woestijn leefde en stierf: „het woord der prediking deed hun geen nut, dewijl het met het geloof niet gemengd was, in degenen die het gehoord hebben."

Zo kan het ook gaan met de Doop. Israël in de woestijn is hiervan eveneens een voorbeeld. De apostel Paulus houdt ons dit exempel voor in 1 Cor. 10: „En ik wil niet, broeders, dat gij onwetende zijt, dat onze vaderen allen onder de wolk waren en allen door de zee doorgegaan zijn, en allen in Mozes gedoopt zijn in de wolk en in de zee, en allen dezelfde geestelijke spijze gegeten hebben, en allen dezelfde geestelijke drank gedronken hebben: want zij dronken uit de geestelijke steenrots die volgde, en de steenrots was Christus. Maar in het merendeel van hen heeft God geen welgevallen gehad; want zij zijn in de woestijn ternedergeslagen." Het is dus mogelijk, dat iemand aan alle sacramenten of geestelijke weldaden Gods deel heeft en nochtans verloren gaat, omdat het ware geloof niet in hem woont.

Dat dit de grondoorzaak is van de ellende van Israël in de woestijn is duidelijk uit de verbinding van 1 Cor. 10 en Hebr. 4. Met de Doop zelf is dus nog niets beslist. De Doop schenkt de wedergeboorte niet en evenmin de Geest des geloofs.

Of een gedoopt kind deze weldaden op een bepaalde wijze deelachtig kan zijn laten we in het midden. Maar we hebben geen enkele reden om aan te nemen, dat een gedoopt kind altijd wedergeboren is door de Doop. Als dit zo was zou er geen enkel gedoopt kind verloren kunnen gaan. De wedergeboorte en het geloof kunnen nimmer ongedaan worden, gemaakt, daar is een volharding der heiligen. En wie eenmaal in Christus is ingeplant, van hem zegt de Heiland: Niemand zal ze uit mijn hand rukken (Joh. 10 : 28). Maar wat heb ik dan aan mijn Doop?

Een teken en zegel van Gods genadige belofte voor u persoonlijk.

Waar gaat het om voor ieder zondaar? Dat hij Christus door een waar geloof ingelijfd wordt. Dan is de verdoemenis van ons weggenomen (Rom. 8 : 1) en zijn wij nieuwe schepselen (2 Cor. 5:17). Lijft de Doop ons in Christus in? Neen. Wel wordt in het gebed voor de Doop gebeden: „wij bidden U bij uw grondeloze barmhartigheid, dat Gij deze kinderen genadiglijk wilt aanzien en door uw Heilige Geest uw Zoon Jezus Christus inlijven." Het geschiedt niet door de Doop. Het kan alleen door de H. Geest.

Wij zouden ons en onze kinderen bedriegen als we zeiden: omdat je gedoopt bent, kun je er zeker van zijn, dat je wedergeboren bent en Christus ingelijfd.

Wat heb ik dan aan mijn Doop?

Het is de vraag wie of wat u bent. Bent u een natuurlijk mens, een onwedergeborene, een historisch gelovige? Dan hebt u nog niets aan uw Doop, want ten eerste hebt u de weldaden, die in de Doop zijn betekend en verzegeld, voorzover uw gevoel strekt, niet nodig en ten tweede liggen deze weldaden ongebruikt aan uw voeten. Zij liggen bij een dode. Bent u overtuigd van zonde en schuld en onwaardigheid? Dan ligt het anders. Voor uw gevoel hebt u ze nodig. Doch mogelijk ligt de Christus met al Zijn weldaden nog ongebruikt bij u. Wat is de Doop? Het is een teken en zegel van Gods beloften en van de schenking van Gods beloften.

Bij die woorden teken en zegel zullen we moeten blijven staan. Als zodanig is de Doop geladen met kracht, doch alleen voor de gelovige. Wat is een gelovige? Dat is iemand, die verlichte ogen des verstands heeft ontvangen en bij wie het wantrouwen is weggenomen en de wil overgebogen. Dat geschiedt in de wedergeboorte of in de inwendige roeping. Alleen de gelovige ziet de zaken die in de Doop uitgetekend of betekend worden en drukt het zegel aan zijn hart, dat hij op Gods beloften ziet. Hij alleen heeft oog voor Christus en zijn weldaden en Hij alleen begeert Hem volkomen. De Doop opent de ogen niet en buigt het hart niet over. Dat doet Gods Geest.

Wat doet de Doop dan wel? Betekenen en verzegelen wat van God geschonken is aan de gedoopte persoonlijk. De lezer kent het begin van het dankgebed na de Doop: „Almachtige, barmhartige God en Vader, wij danken en loven U, dat Gij ons en onze kinderen door het bloed van uw lieve Zoon Jezus Christus, al onze zonden vergeven en ons door uw Heilige Geest tot lidmaten van uw eniggeboren Zoon en alzo tot uw kinderen aangenomen hebt en ons dit met de heilige Doop verzegelt en bekrachtigt." Ook hier is het niet de Doop die iets werkt, hij verzegelt en bekrachtigt. De hele zin is verbondsmatig gedacht. Het is de belofte van het verbond: „Ik zal uw God zijn en de God van uw zaad."

De besnijdenis was daar een teken en zegel van voor Abraham en de Doop is daarvan een teken en zegel voor ons onder het Nieuwe Verbond. De kerk dankt voor wat zij heeft als gemeenschappelijk bezit. Het is geen waarborg voor Israël of voor Ezau of voor het merendeel in welke God geen behagen heeft gehad.

Men zou kunnen zeggen, dat deze weldaden aan de hele kerk geschonken zijn en dat deze schenking aan iedere gedoopte betekend en verzegeld is. Wil het goed zijn dan moet de deelachtigmaking hierop volgen. Het Avondmaalsformulier dankt dan ook God uit naam der gelovigen, "dat hun de weldaden niet alleen zijn geschonken, maar ook deelachtig gemaakt.

Wat heb ik in mijn Doop, buiten het geloof om? Geen bewijs, dat ik zalig zal worden of dat ik wedergeboren ben of dat God mij de weldaden deelachtig zal maken of dat mij de H. Geest gegeven is. De Doop is een teken en zegel der belofte. Dat is heel veel. God schenkt in de belofte Christus en al Zijn weldaden aan iedere gedoopte. De Doop verzegelt en bekrachtigt deze schenking. Het is geweldig. Daarom heeft ieder gelovige met Calvijn en Luther aan zijn Doop genoeg. De gelovige immers is het geschonkene deelachtig en heeft in zijn Doop mogen zien het teken en zegel van wat hem geschonken is. Het is echter niet het natuurlijke verstand en hart dat deze dingen kan zien en aannemen. God alleen kan ons deelachtig maken, wat ons geschonken is en wordt in prediking en sacrament. Wij moeten wedergeboren worden om te zien wat ons geschonken is en om dat aan te nemen. Zonder de werking des Geestes kan onze Doop, zo wij niet grondig gewaarschuwd worden en deze waarschuwing ter harte nemen, ons kwaad doen. Wij kunnen dan veronderstellen iets te hebben of iets te zijn, dat wij nooit op de rechte wijze deelachtig zijn geworden, zodat we met ons natuurlijk verstand aannemen, dat we iets hebben, wat we hele-

maal niet op de rechte wijze hebben aangenomen. Zo krijgt men een groep mensen in de kerk, die over de muur zijn geklommen, doch niet door de enge poort zijn ingegaan.

Desniettemin blijft het waar, dat aan ieder gedoopte de Heere Jezus, de vergeving van zonden, het nieuwe hart en het kindschap Gods is geschonken in belofte. Het gaat er nu om, dat we de Persoon en de weldaden in de weg van wedergeboorte en zaligmakend geloof deelachtig worden. De natuurlijke mens nu vraagt wel naar eigen gerechtigheid, maar niet naar de gerechtigheid van Christus, al moeten wij er rekening mee houden, dat de farizeër van nu, de woorden van de tollenaar spreekt. De overtuigde zondaar vraagt naar de beloften Gods en die beloften worden hem ook in de Doop voor de voeten gelegd.

Aan de natuurlijke mens en aan de overtuigde zondaar moet die schenking gepredikt worden. Gelijk in Ezechiël 37 moet er gepredikt worden tot de dorre doodsbeenderen en tot de H. Geest.

Wat betekent mijn Doop? Dat mij in belofte alles geschonken is, dat wordt in mijn Doop verzegeld en bekrachtigd. In de weg van wedergeboorte kan ik deel krijgen aan deze schenkingen in geen andere weg. Hier geldt: „Strijdt om in te gaan door de enge poort." Maar de schenking is er.

En als nu een volwassene gedoopt wordt? Dan wordt aan hem de schenking, die in de prediking plaats heeft, betekend en verzegeld, eens voor goed. Als hij een gelovige is en deze geschonken genade deelachtig gemaakt, zet God zijn zegel op de ontvangen genade. Als het geen gelovige is. hoewel hij er voor gehouden wordt, zet God door de Doop een zegel op de schenking in belofte. Maar op zichzelf geeft de Doop, ook aan de volwassene, niet meer dan het Evangelie geeft. Alleen de gelovigen krijgen deel aan de weldaden van de Doop. Is dan de zaligheid niet aan alle gedoopten beloofd? Ja, maar op conditie van geloof en bekering, en God heeft niet beloofd, dat Hij deze aan allen zal geven. Doch wel aan allen, die Hem in waarheid aanroepen. Men kan in deze tere kwesties niet eenzijdig redeneren, men kan alleen de Schrift volgen, die twee lijnen voor ons uitstippelt.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 oktober 1970

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

WAT GEEFT DE DOOP?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 oktober 1970

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's