Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DRIE SOORTEN VRAGEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DRIE SOORTEN VRAGEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er is een oud spreekwoord: „Qui, bene distinguit, bene docet = Wie op de juiste manier onderscheidingen weet aan te brengen, is een goede leraar". Dat geldt ook hier. Er zijn drie soorten vragen naar het waarheidsgehalte van Schriftuitspraken, die in het rapport over het Schriftgezag van de Gereformeerde Synode ter sprake komen. Dat zijn:

De vraag naar het literaire genre

Er zijn in de Schrift verhalen, die duidelijk gepresenteerd worden als werkelijk (geschiedkundig) gebeurd. Dan moeten we die ook als werkelijk gebeurd aanvaarden. (Nee, zegt het rapport, dat hoeft niet. Maar daar komen we aanstonds op terug).

Er zijn echter ook verhalen in de Schrift, waarvan de Schrift zélf zegt dat ze niet werkelijk zijn gebeurd, maar slechts worden gebruikt om een waarheid te verduidelijken.

Dat is b.v. het geval met de gelijkenissen. Zo vertelt Jezus over de zaaier, die zijn zaad uitstrooide. Dat hoeft niet precies te zijn gebeurd zoals Jezus dat verteld heeft. Dat was niet de bedoeling van Hem met die verhalen. Wat dan wél Zijn bedoeling was met de gelijkenissen, kunnen we o.a. lezen in Matth. 13 : 10-17.

Is het paradijsverhaal echte geschiedenis?

Maar is het mogelijk dat een verhaal van de Schrift eigenlijk als een gelijkenis is bedoeld, terwijl het op het eerste gezicht als een werkelijk gebeurde geschiedenis op ons afkomt?

Er zijn gelovigen die mét ons volledig het gezag van de Schrift erkennen en die daar met een ja op antwoorden.

Een van hen is prof. dr. B. J. Oosterhoff, hoogleraar aan de Theologische School van de Chr. Geref. Kerken in Apeldoorn. Hij heeft daar o.a. over geschreven in „Credo", nov. 1980. Hij schrijft: „Dat we hier (Gen. 1-3) met symbolische taal zouden kunnen te doen hebben als ook elders in de Schrift, zo bij de profeten en in het laatste bijbelboek, acht men aantasting van de Schrift. Maar bedoelt de schrijver hier werkelijk een letterlijk verslag te geven van wat aan het begin van de mensengeschiedenis zo heeft plaats gehad of worden hier de geweldige feiten van schepping en zonde in een schone beeldrijke taal verhaald, welke aan de feiten niet tekort doet, maar die juist des te treffender tekent? Het zou wel eens kunnen zijn dat we met een letterlijk nemen van de tekst van de Schrift soms juist aan de bedoeling van de Schrift voorbijgaan" (p. 10).

Is Oosterhoff DUS een kerter?

Ofschoon ik het hierin niet met prof. Oosterhoff eens ben, weiger ik beslist hem Schriftkritiek te verwijten. Waarom niet? Omdat hij heel uitdrukkelijk vraagt naar de bedoeling van de Schrift zelf.

Schriftkritiek is juist het tegenovergestelde. Dan erkent men dat de Schrift het anders bedoelt, maar men weigert wat de Schrift bedoelt, te aanvaarden omdat dit in strijd is met onze eigen verstandelijke overwegingen.

Prof. Oosterhoff meent echter op grond van argumenten, aan de Schrift zelf ontleend, dat Genesis 1-3 ook een soort gelijkenis is.

Persoonlijk meen ik dat die argumenten die Oosterhoff naar voren schuift, niet doorslaand zijn en daarom zie ik Gen. 1-3 als letterlijk zo gebeurd; mede ook omdat je dan zo gemakkelijk de weg opent naar de echte Schriftkritiek.

Wie versloeg Goliath?

Een tweede soort vragen komen op ons af, wanneer wij in de Schrift gegevens tegenkomen, die elkaar lijken tegen te spreken. Zo vertelt David in 1 Sam. 17 dat hij Goliath versloeg, terwijl we in 2 Sam. 21 : 19 lezen dat Elhanan Goliath versloeg. Je kunt twee houdingen daartegenover aannemen. De eerste is dat je zonder meer uitgaat van het geloof dat de Schrift zich werkelijk niet tegenspreekt. Dat is b.v. ook mijn houding.

Dan zoek je net zolang tot je een enigszins bevredigend antwoord op die vragen hebt gevonden. Dat is hier gemakkelijk. Dr. W. J. Ouweneel wees daarop: „Er is een parallelplaats van 2 Sam. 21 : 19 in 1 Kron. 20 : 5, waar vermeld staat dat Elhanan niet Goliath, maar Lachmi, de broer van Goliath, verslagen heeft. Dat wijst er krachtig op dat in 2 Sam. 21 : 19 fouten zijn geslopen in de overschrijving van de bijbelhandschriften". En hij toont aan, hoe zulk een vergissing bij het overschrijven van juist deze tekst gemakkelijk zich kon voordoen.

Onderzoek je diepste motieven

Een andere houding kan zijn dat je toch maar liever gelooft dat de Bijbelschrijvers zélf die vergissing hebben gemaakt. Dat kan dan nog vrij onschuldig zijn, wanneer je uitgaat van de veronderstelling dat de Bijbelschrijver in twee verschillende bronnen twee verschillende, elkaar tegensprekende, berichten heeft gevonden en ze toen maar alle twee vermeld heeft, zonder zelf een keuze te doen.

Maar waaróm geloof je dat liever? In zulke zaken is het van groot belang onze diepste motieven te onderzoeken. De reden waarom je in zulk een geval liever gelooft dat de Bijbelschrijvers zich vergist hebben, kan heel verschillend zijn. Een voor de hand liggende reden is dat je niet als „fundamentalist" wilt uitgescholden worden d.i. als mensen die in een eenvoudig geloof altijd weer uitgaan van de zekerheid dat de Schrift geen enkele dwaling of vergissing bevat en die, als ze geen bevredigende oplossing voor die schijnbare tegenstrijdigheden hebben kunnen vinden, tenslotte zeggen: „Ik heb die bevredigende oplossing niet kunnen vinden, maar dat neemt niet weg dat de Schrift desondanks geen dwaling of vergissing bevat. Misschien zullen anderen ooit wél een bevredigende oplossing vinden".

Vroom bedrog

Maar er is ook nog een derde mogelijkheid. Dan gaat men aan de Bijbelschrijvers opzettelijke verdraaiing van feiten en verdichtselen toeschrijven. En dat gebeurt door dit rapport herhaaldelijk. En het rapport geeft ook de bedoeling van dat opdissen van onware verhalen aan: Ze willen hun eigen volk of een geliefd koning of een volksheld daardoor groot maken.

Het rapport is daarmee helemaal in de lijn van het antwoord van de synode op mijn bezwaarschrift tegen dr. Baarda (thans één van de mede-opstellers van het rapport). In mijn brief van 26 april 1971 had ik aan de synode gevraagd om tegenover de beweringen van Baarda uit te spreken:

„De Bijbelschrijvers hebben de woorden van Christus niet afgezwakt noch aangedikt, noch omgebogen in de richting van een wonder, terwijl er infeite geen wonder zou hebben plaatsgehad; de Bijbelschrijvers hebben niet gewerkt met vroom bedrog omprofetieën te doen kloppen, kortom ons tot de aanvaarding van het gezag van de Bijbel te brengen door gebruik te maken van onwaarheden; de Bijbel is niet een boek, waarin de schrijvers eikaars opvattingen bestrijden, zodat wij moeten uitmaken wie van hen gelijk heeft en wie ongelijk".

De synode sprak echter uit:„Zij ziet geen reden om aan te nemen datdrs. Baarda zich op de door ds. Hegger aangevochten punten buiten de grenzen van het belijden der kerk zou hebben begeven".

Schallende, leugenachtige propaganda

Volgens het rapport verschilt de Bijbel niet wezenlijk van de geschiedschrijving bij de omliggende landen destijds. Die geschiedschrijving was „bewust partijdig", „tendentieus". „Berucht zijn vooral de annalen van de Assyrische koningen, die duidelijk dienden tot meerdere glorie van deze wrede heersers". „Het kan niet volgehouden worden dat het Oude Testament geheel vrij zou zijn van zulke gekleurde berichtgeving" (p. 65).

De ouderen onder ons kennen die gekleurde berichtgeving uit de laatste wereldoorlog. Je kon toen walgen van dat voortdurend uitgeschalde: „Duitsland wint op alle fronten".

En met dit soort onwaarachtige berichtgeving vergelijkt het rapport de berichtgeving van de Bijbel: „De aantallen verslagen vijanden werden sterk overdreven en de eigen verliezen verkleind, zoals dat vandaag de dag nog steeds gebeurt in propagandistisch gekleurde militaire berichtgeving" (p. 65).

De Heilige Geest is verantwoordelijk voor de inhoud van de Schrift

Hiertegen moet ik opnieuw, zoals in 1971, met alle kracht protesteren, want zo ondermijn je, ook al bedoel je dat niet, het gehele christelijke geloof. Dan wordt de Schrift in haar geheel onbetrouwbaar.

En dan tast je de waarachtigheid Gods aan. Laat ik een voorbeeld geven. Wanneer ik een artikel zou ontvangen van iemand die om Zijn eigen kerk groot te maken, allerlei propagandistische leugens over de grootheid van zijn eigen kerk zou vertellen, en van de andere kant allerlei onwaarheden zou opdissen om andere kerken naar beneden te halen, - dan zou ik voor u een onbetrouwbare eindredakteur worden, wanneer ik zulk een artikel desondanks zou plaatsen.

„Een" zonde tegen de Heilige Geest?

Maar de inspiratie van de Schrift betekent toch op zijn minst dat de Heilige Geest ie eindredakteur is van de Bijbel. We belijden daarmee dat Hij achter alles staat vat in de Bijbel is opgetekend.

Maar het rapport zegt dat het verhaal van de twee dochters van Lot, die haar vader dronken voerden om door hem bevrucht te worden (Gen. 19 : 30-38), alleen maar JOU zijn: „volkse humor uit die tijd en we zouden deze vertelling beslist te serieus nemen als we er geschiedschrijving in zagen. Zo drijven overal ter wereld volkeren de spot met elkaar" (p. 66).

Dat betekent dus dat ook de Heilige Geest, als op zijn minst Eindredakteur van de Bijbel, daar ook aan mee zou doen. Hoe kan diezelfde Heilige Geest ons dan oproepen: „En wordt deze wereld niet gelijkvormig" (Rom. 12 : 2).

Dan kan de Schrift ook niet meer volhouden: „Doch God zij waarachtig, maar elk mens leugenachtig" (Rom. 3 : 4). God (de Heilige Geest) zou dan meedoen met leugens. Ik kan daar niet langs.

En die gedachte vind ik vreselijk. Ik heb destijds dan ook aan prof. Baarda voorgehouden: Realiseert u zich wel goed wat u zegt, wanneer u aldus aan de Bijbelschrijvers vroom bedrog toedicht b.v. met het vrome doel om profetieën te doen kloppen? Bedrijft u dan niet „een" zonde tegen de Heilige Geest, de eigenlijke Auteur van de Bijbel? Ik had er nadrukkelijk aan toegevoegd dat ik hem niet wilde verdenken van „de" zonde tegen de Heilige Geest (Matth. 12:31). Desondanks werd er tijdens de synodezitting voorgesteld om niet dr. Baarda, maar mij te vermanen, omdat ik openlijk zulke ernstige woorden had durven richten tot dr. Baarda als antwoord op zijn even openlijke geschrift: „De betrouwbaarheid van de Evangeliën".

En hoe kunnen de opstellers van dit rapport - nogmaals, ik twijfel niet aan hun goede bedoelingen - denken dan zij desondanks met kracht het éne onomstotelijke heilsfeit nl. van de opstanding van Christus kunnen verkondigen, nadat ze op deze manier de Bijbelschrijvers allerlei tendentieuze berichtgeving in de schoenen hebben geschoven?

Baarda b.v. zegt dat het verhaal over de opwekking en verschijning van de ontslapen heiligen na het sterven van Christus (Matth. 27 : 52-5 3) pure fantasie is, waarmee Mattheús alleen maar Christus wilde grootmaken. Maar als Mattheús er maar wat op los fantaseert in 27 : 52-53, welke reden heb ik dan om te geloven dat hij de waarheid spreekt in hoofdstuk 28, als hij daar vertelt over de opwekking en de verschijning van Jezus na Zijn dood? Ligt het dan niet volkomen voor de hand dat hij ook dat hele hoofdstuk maar verzonnen heeft, omdat hij nu eenmaal zijn Meester zoveel mogelijk wilde verheerlijken?

Nee, ondanks hun goede bedoelingen hebben de opstellers van dit rapport (en de synode die dit goedkeurde) de troepen van de twijfel laten oprukken tot aan dit laatste bastion van de vaste burcht van onze heilszekerheid nl. de opstanding van Christus. En het zal niet lang meer duren- ik weet dat dit een sombere profetie is of ook dit laatste bastion zal vallen.

Het „vlees" in ons - en daaronder rekent Paulus ook ons natuurlijke denken - zal niet eerder rusten dan nadat het volledig bevredigd is, d.w.z. nadat er geen enkel geloof in een wonder, dus ook niet het wonder van de opstanding van Christus, is overgebleven.

Dit artikel werd u aangeboden door: In de Rechte Straat

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 april 1981

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

DRIE SOORTEN VRAGEN

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 april 1981

In de Rechte Straat | 32 Pagina's