Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De vertroosting des Heiligen Geestes

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De vertroosting des Heiligen Geestes

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

III

Mattheüs 5:4: alig zijn die treuren, want zij zullen vertroost worden.

Vertroost te worden door de andere Trooster, de Heilige Geest, Vertroost te worden met het volbrachte werk van de volkomen Zaligmaker, met Zijn genade, met Zijn trouw, met het rijke: „Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en tot in der eeuwigheid."

Vertroost te worden aan het Vaderharte Gods, waaraan een opstandeling vrede vindt en vreugde. Vertroost te worden na weer zo afgedwaald te zijn, ver van God, na zo aanleiding gegeven te hebben, dat de naam des Heeren om uwentwille niet geëerd en geprezen, maar gesmaad en gelasterd werd. Dit vertroost te worden, dat is de énige troost beide in het leven en in het sterven. O, wat kan er in de dienst, in de nabijheid des Heeren, onuitsprekelijk veel genoten worden reeds hier op aarde!

Wij kunnen maar aanstippen. Gij treurende, die kennis hebt aan de zalige vertroosting des Heiligen Geestes, vul het zelf maar aan. Het is als een bron, die zich uitstort op de velden.

En als er hier nog zo telkens weer door uw eigen schuld reden tot treuren is, dan mogen wij elkander wijzen op de blijde toekomst van allen, die de Heere mogen vrezen, van allen op wie door genade van toepassing is het rijke woord van de Heiland: „Zalig zijn die treuren, want zij zullen vertroost worden."

Die hier bedrukt met tranen zaait, Zal juichen als hij vruchten maait.

Of ook dat ontroerende vers, dat al gezongen is door vele getrooste treurenden op hun ziekbed, dat gezongen is vele malen bij het open graf van een van Gods kinderen, en waarvan wij weten, dat het meermalen ten zegen is geweest voor die het hoorden. Gij hebt aan dat vers al wel gedacht:

Maar 't vrome volk, in U verheugd, Zal huppelen van zielevreugd, Daar zij hun wens verkrijgen; Hun blijdschap zal dan, obepaald, Door 't licht, dat van Zijn aanzicht straalt. Ten hoogste toppunt stijgen.

Ja, treurenden, bitterlijk bedroefden van ziel, zij kunnen door de vertroosting des Heiligen Geestes zo getroost worden, als zij bepaald worden bij het blij vooruitzicht, dat hen streelt.

Dan maakt een sterk gevoel van heimwee zich meester van uw hart. Het is in uw hart: wat zal dat niet zijn, als de apostolische zegen, die in de kerk zo dikwijls ook over mijn hoofd is uitgesproken, in 's Heeren naam is gelegd op het ware Israël, als die ook voor mij in volle vervulling gaat, als ik eeuwig zal mogen delen in de genade van de Heere Jezus Christus, in de liefde Gods, en in de gemeenschap des Heiligen Geestes!

Maar als een treurende al zo getroost kan worden met het vooruitzicht, met de verwachting, wat moet het dan niet zijn, als het woord onzer overdenking volkomen, en voor eeuwig, in vervulling gaat: „Zalig zijn die treuren, want zij zullen vertroost worden!"

Het is niet te zeggen, en niet te bezingen, wat er doorleefd zal worden, als er een einde komt aan de reis door het tranendal der wereld, als gij aan moogt komen, getrooste treurende, in het hemelse Sion. Dan en daar zullen droefenis en zuchting wegvlieden, en eeuwige blijdschap zal op uw hoofd zijn.

In dat hemelse Sion zullen de gevolgen der zónde niet worden gevonden. Daar zal de zónde zélf niet binnen komen: En in haar zal niet inkomen iets, dat ontreinigt, en gruwelijkheid doet, en leugen spreekt; maar die geschreven zijn in het boek des levens des Lams" (Openb. 21 : 27). Ja, zij zullen vertroost worden, als niet alleen de gevolgen der zonde, maar ook de zónde zelf hen niet meer zullen kunnen bereiken. Niet meer te kunnen zondigen, wat moet dat een troost, een diepe vreugde zijn!

Ja, de vertroosting des Heiligen Geestes is een eeuwige vertroosting. In het Vaderhuis met zijn vele woningen, daar is het niet meer: „elk huis heeft zijn kruis, en elk hart heeft zijn smart." Daar is geen huis met een kruis. Daar is geen hart in zijn smart. Daar is het ten volle: „en zij begonnen vrolijk te zijn." En dit begin is zonder einde. Daar gaat in vervulling: , , 'k Zal eeuwig zingen van Gods goedertierenheên."

Met een traan in het oog zijn de treurigen Sions misschien uit dit leven gescheiden, want Gods kinderen gaan als zondaars naar huis. De laatste snik is nog genade. Genade is nodig in het leven, genade is niet minder nodig in het sterven.

Maar, als zij het Vaderhuis (want zij gaan naar huis), worden binnengebracht, als dus in vervulling gaat de belofte van de Zaligmaker: „En Ik, zo wanneer Ik van de aarde zal verhoogd zijn, zal hen allen tot Mij trekken" (Joh. 12:32), dan worden de verloren, maar gevonden zonen en dochteren door God de Vader Zelf ontvangen. En het staat meermalen in Zijn Woord, b.v. Jes. 25 : 8, Openb. 7:17, Openb. 21:4, dat ontroerende, dat wonder tere, dat moederlijke: En God zal alle tranen van hunne ogen afwissen." Wat zal dat niet zijn! Het is nog maar een zwak beeld van zulk een sterke, tere liefde, als we lezen in de Evangelische Jesaja: Als een, die zijn moeder troost, alzo zal Ik u troosten."

Eeuwige vertroosting, daarop loopt uit de zaligspreking:

„Zalig zijn die treuren, want zij zullen vertroost worden." Wat dat inhoudt, daar kunnen wij maar van stamelen. Maar het weinige, dat wij er van zeggen kunnen, dat is al zo ontroerend schoon.

Stervende kinderen Gods worden er wel eens toe verwaardigd van deze dingen iets te zien en te horen. Dan raakt hun ziel in vervoering. Dan is het: „Hoort ge de engelen niet zingen? " Of ook: „Ik zie mijn Zaligmaker staan met geopende armen, om mij te ontvangen."

Als dit reeds zo groot is, wat moet het dan niet zijn in te gaan in die stad, die gouden straten en die paarlen poorten heeft! Wat moet het dan niet zijn om binnen te mogen treden in de troonzaal van de enige en drieënige God! van de Vader, Die verzekert: „Als een, die zijn moeder troost, alzo zal Ik u troosten"; van de Zoon, Die is gekomen om alle treurigen te troosten, Die de tranen van de wenende Maria Magdalena heeft gedroogd; van de Heilige Geest, de andere Trooster, Die bij u zal blijven in der eeu-

wigheid en Die u alles zal leren, en u indachtig zal maken alles, wat de Heere Jezus gezegd heeft.

O, mijn lezer, het is alles één bevestiging van de 2e der Zaligsprekingen: „Zalig zijn die treuren, want zij zullen vertroost worden." — Is het niet om jaloers te worden?

Zijn die getrooste treurenden niet de gelukkigste van alle mensen? Ja, zij hebben alle reden om te zingen, telkens weer:

Gij hebt m' in 't hart meer vreugd gegeven Dan and'ren smaken in een tijd, Als zij door aards geluk verheven. Bij koorn en most wellustig leven, In hunne overvloed verblijd.

Mijn lezer, hebt gij wel eens geproefd het bittere van de droefheid der treurenden? Hebt gij wel eens gesmaakt het zoet van de vertroosting der treurenden, van de vertroosting des Heiligen Geestes?

Neen? — Is dit alles u in de grond der zaak nog vreemd? Ja, gij hebt er natuurlijk wel eens van gehoord. Gij hebt er waarschijnlijk ook wel eens wat van gezien in mensen in uw omgeving, die geleid werden op de weg der ontdekking. Gij hebt dat misschien wel gezien in uw vader of moeder, of in beiden zelfs, in een broer of zuster, in een vriend of vriendin, misschien zelfs in een eigen kind, dat wellicht heerlijk is gestorven, of mogelijk ook nog leeft. Maar ik vraag u niet, of gij van die bittere droefheid, van die zoete vertroosting, wel eens iets hebt gehoord, of gezien. Ik vraag u op de man af, zo geheel persoonlijk: Hebt gij van dat gal-bittere treuren wel eens iets geproefd? Hebt gij van die honing-zoete vertroosting wel eens iets gesmaakt? Moet gij misschien nog antwoorden evenals die ernstig zieke, met wie ik over deze dingen sprak: „Neen, dat durf ik zo rechtuit niet te zeggen? "

Ach, dan mist ge het voornaamste nog. Dan leeft ge nog voort zonder het ene nodige! Moet ge dan zo aan op de dood en op de eeuwigheid?

Kent ge nog alleen het treuren van de droefheid der wereld? O, rampzalig zijn die treuren in deze droefheid! Misschien treurt ge wel, omdat ge de wereld niet kunt dienen en genieten, zoals ge zo gaarne zoudt willen. Hier is een zwakke, die treurt, dat hij of zij niet zo mee kan doen met andere jongelingen en jongedochters, omdat uw zwakke gestel het niet toelaat. Daar is er een, die niet als de verloren zoon heeft een goed gevulde geldbuidel, en die er over treurt daarom niet mee te kunnen doen met rijkere vrienden. Ginds is er een, die een vader en moeder heeft, die niet alles goed kunnen vinden, die waarschuwen: „ijdelheid der ijdelheden, het is al ijdelheid. Wat baat het een mens, zo hij de gehele wereld gewint, en lijdt schade aan zijn ziel? "

Mijn vriend, vergeet het toch niet, de dienst der wereld is zo duur. De verloren zoon heeft het ondervonden. Hij heeft in die dienst alles verspeeld. De dienst der wereld is zo duur. Menigeen is er al straatarm door geworden. Maar dat is nog het ergste niet. De dienst der wereld is zo duur, gij verspeelt er uw ziel mee.

De droefheid der wereld werkt de dood, de eeuwige dood! En in plaats van het eeuwig verderf zult gij het smartelijk ervaren tot in der eeuwigheid toe: ampzalig zijn die treuren met de droefheid der wereld, want aldaar zal zijn wening en tandengeknars. — Och, laat u toch waarschuwen. De Heiland Zelf komt nu nog tot u met Zijn: Och, of gij ook bekendet ook nog in deze uw dag, hetgeen tot uw vrede dient!" (Luc. 19:42). Moge het voor u maar niet zijn: Maar nu is het verborgen voor uw ogen." Moge deze ernstige waarschuwing van de wenende Heiland, van Wie er staat: Als Hij de stad zag, weende Hij over haar", moge deze u tot stilstand brengen. Moge deze u tot wenen brengen, tot wenen zoals de verloren zoon, die mocht zeggen: Ik zal opstaan en tot mijn Vader gaan, en ik zal tot hem zeggen: ader, ik heb gezondigd tegen de hemel en voor U, en ik ben niet meer waardig uw zoon genaamd te worden, maak mij als een van uw huurlingen" (Luc. 15:18 en 19).

En opstaande, ging hij tot zijn Vader! Wat is dat groot, als dit wonder gebeuren mag, als het mag komen tot kennis van zonde en ellende, tot een haten en vlieden van de zonde, tot een gevoerd worden met smeking en geween, tot een wederkeren met een verbroken hart en .een verslagen geest! •— Nog nooit heeft de Heere tot de huize Jakobs gezegd: „Zoek Mij te vergeefs."

O, gij treurende in ons midden met de droefheid naar God, die werkt een onberouwelijke bekering tot zaligheid, hoor nu tot uw bemoediging de nodiging en belofte van Hem, Die ook Zijn eigen Zoon niet heeft gespaard, die Hem heeft doen afdalen in dit tranendal, die Hem in Gethsémané heeft doen offeren gebeden en smekingen met sterke roeping en tranen. En welke is die belofte, waarin de nodiging is vervat? O, lees het nog eens na in Jesaja 54 : 11: Gij verdrukte, door onweder voortgedrevene, ongetrooste, zie. Ik zal uw stenen gans sierlijk leggen, en Ik zal u op saffieren grondvesten." Met al uw smart tot Hem in de Heere Jezus Christus, geleid door de Heilige Geest. O, gij hebt wel eens mogen delen in zoete vertroostingen, maar ge moet leren kennen de vertroosting, die is in de volkomen Zaligmaker, en door Hem in de verzoening met de heilige en rechtvaardige, met de enige en drieënige God. Moge het bij u spoedig komen tot de doorbraak des geloofs, waardoor gij de hand moogt leggen op de wenende Verlosser, juichend: Uw tranen, o dierbare Borg, zijn de vreugde der wereld, zijn ook mijn vreugde." Dan zult gij het ervaren: Zalig zijn die treuren, want zij zullen vertroost worden."

De waarheid van de 2de Zaligspreking moet telkens weer ervaren worden in het leven van Gods kinderen. En zij wordt ook telkens weer bevestigd. Na elke val, na elk dwalen in 't rond als een dwaalziek schaap, na zo vele twijfelingen en ongeloof, te midden van de aanvechtingen van satan, telkens in allerlei nood en dood, als gij door de ontdekking des Geestes weer komt tot uzelf, tot bittere smart en tot diepe schaamte, doet de grote Ontfermer u proeven het zoet van de vertroosting des Heiligen Geestes. Zo gaat het door vallen en opstaan, door droefheid en troost naar die plaats, waar het treuren een einde heeft, waar God Zelf de tranen afwist van de ogen, waar de vertroosting overblijft tot in eeuwigheid, want daar zal geen zonde meer zijn. „Aldaar zal geen nacht zijn!"

Z.

S. v. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 juli 1950

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De vertroosting des Heiligen Geestes

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 juli 1950

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's