Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Michal

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Michal

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als nu David weder kwam, om zijn huis te zegenen, ging Michal, Sauls dochter, uit, David tegemoet, en zeide: Hoe is heden de koning van Israël verheerlijkt, die zich heden voor de ogen van de dienstmaagden zijner dienstknechten heeft ontbloot, gelijk een van de ijdele lieden zich onbeschaamdelijk ontbloot?

Maar David zeide tot Michal: Voor het aangezicht des HEEREN, Die mij verkoren heeft voor uw vader en voor zijn ganse huis, mij instellende tot een voorganger over het volk des HEEREN, over Israël; ja, ik zal spelen voor het aangezicht des HEEREN. Ook zal ik mij nog geringer houden dan alzo, en zal nederig zijn in mijn ogen, en met de dienstmaagden, waarvan gij gezegd hebt, met dezelve zal ik verheerlijkt worden.

Michal nu, Sauls dochter, had geen kind, tot de dag van haar dood toe.

2 Samuël 6:20—23.

Michal en de Godsdienst

2 Samuël 6 is het unieke hoofdstuk, waarin David en zijn volk de ark des HEEREN opvoeren naar Jeruzalem, nadat David een tent voor de ark gespannen heeft. Het is een hoofdstuk, waarin de bliksem van Gods heiligheid licht (Uza!) en waarin de troost van Gods genadige aanwezigheid de vreugde van vorst en volk voert tot de hoogste top. Hier is het vrome volk, dat in God verheugd, zal huppelen van zielevreugd. Hier zijn geschenken aan het volk gegeven en een zegen over het volk en offers voor God. Het eerste heiligdom wordt in de stad des groten konings, Jeruzalem, gesticht. Van nu voortaan zal van deze stad gezongen worden: Daar — woont — God Zelf!

Na de vorstelijke donatie van een broodkoek, een stuk, een schoon stuk vlees en een fles wijn aan elke man en aan elke vrouw, gaat David terug naar zijn huis, naar zijn cederhouten paleis, om °ok dat te zegenen. Lezen wij daar toch niet overheen! David komt in goede gezindheid thuis, hij heeft ook een zegen

v oor zijn eigen huis, voor zijn vrouw, voor 2ijn hofhouding. Wie in Gods nabijheid heeft verkeerd en wie echt God heeft ontmoet, die is in goede gezindheid, die heeft

een zegen bij zich ook voor thuis. De godsdienst is niet alleen een zaak voor de kerk, ook niet alleen voor het vrome volk, maar in de laatste en voornaamste plaats ook voor de eigen familie en voor het eigen personeel. Daar, waar wij dagelijks vertoeven, daar, waar wij werken en daar, waar wij ontspannen zijn, moet de godsdienst het meest functioneren. Daar moet ze haar rust vinden, daar moet zij zetelen. Die ons het naast zijn, mogen het meest delen in de zegen, die wij mee brengen uit de kerk.

David komt daar echter niet aan toe. Michal gaat uit, David tegemoet. Ze is blijkbaar niet mee geweest naar dit hoge feest. Ze komt ook nu niet, om alsnog haar belangstelling te tonen en te vragen hoe het geweest is. Dat weet ze wel: ze heeft het staan aanzien vanuit haar venster. De wereld neemt altijd nog wel goede nota van de godsdienst en is er zo, haars ondanks, wel van op de hoogte. De wereld ziet aan de vreugde des heils, maar zij heeft er geen deel aan en zij neemt er geen deel aan. Veelbetekenend noemt de Schrift haar „Sauls dochter". Zij is echt een dochter van Saul, zij is van haar vaders gezindheid. Godsdienst kan overerven, maar ongodsdienstigheid zeer zéker. Zij komt de zegen van haar man vóór! Er is een geslacht, dat niet gezegend wil zijn, dat van het goede niet wil horen, dat het goede niet wil hebben. David krijgt niet eens de gelegenheid om haar zijn zegen te geven en om haar mee te delen van het goede, wat hij gezien en genoten heeft.

Bits valt zij uit in woorden, die zij met knap verstand overdacht en gekozen heeft, om hem zo diep mogelijk te treffen en om de godsdienst van haar man zo laag mogelijk neer te zetten. Over de ark rept ze niet, hoewel ze die uit haar venster toch ook gezien kan hebben... en over God heeft ze geen woord. Hoe kan iemand over godsdienst spreken zonder over God te spreken?

Ze spreekt haar man niet aan in de tweede persoon, maar in de derde persoon, niet als gij, maar als hij, ze noemt hem niet David, maar de koning Israëls. Hoewel ze hem tegemoet komt naar buiten. niet om hem te verwelkomen, maar om hem hard voor het hoofd te stoten, om hem te verstoten, verklaart ze hem daar voor de poort tot een vreemde voor haar. Met nadruk spreekt ze tot tweemaal toe het woord „heden" uit. Daar is een heden der genade, daar is ook een heden van de ongenade, van de verwerping, van de vervreemding. En niet zelden is de godsdienst het punt, waarop het huwelijk kan breken. Iemand schreef bij vers 23: ..Misschien heeft David haar wel geheel verlaten."

Hoe is heden de koning Israëls verheerlijkt. Inderdaad is David nooit zo verheerlijkt als hier. Maar wat bij God eer is, dat maakt zij tot schande. Hieraan kunt gij de wereld van de ware christen onderkennen: de wereld schaamt zich de godsdienst. Let u er maar eens op, hoevelen zich de goede leer schamen, hoeveel leraren zich hun ambt schamen, hoevelen zich hun volk schamen. Daar zou veel over te zeggen zijn. Het is de Michalsgeest! Die komt ook naar voren in bijtende spot.

Michal zegt, dat David zich voor de ogen van de dienstmaagden zijner dienstknechten — kan dit volk lager neergezet worden: de dienstmaagden van dienstknechten? — ontbloot heeft, zoals het lede, het kwalijke volk dat doet. Zich onbeschaamdelijk ontbloten. In het Hebreeuws staat: zich geheel ontbloten. Zij zinspeelt blijkbaar op het feit, dat David èn zijn kroon èn zijn koninklijke gewaad heeft afgelegd en dat hij voor deze gelegenheid een linnen lijfrok, zoals de priesters die droegen, heeft aangetrokken.

Nu kan men van het priestergewaad, „de linnen lijfrok", zeggen wat men wil, maar dat die onbeschaamd, ontoereikend, zedeloos zou zijn, kan men zeker niet zeggen. Juist niet, zeker niet!

Maar zij zegt het toch maar. Hier hebt u haar verwijt: de godsdienst is niet deftig genoeg en ze is van bedenkelijk allooi. En het volk dat hem bedrijft is min volk. De godsdienst is armoedig, zedeloos en geschikt voor het laagste soort mensen. Hier hebt u het oordeel over de gods

dienst van Michal, de dochter van Saul. En dan het oordeel over de godsdienst in zijn hoogste en meest blijde vorm!

David en zijn God

„Maar David zeide tot Michal: Voor het aangezicht des HEEREN. Die mij verkoren heeft voor uw vader en voor zijn ganse huis, mij instellende tot een voorganger over het volk des HEEREN, over Israël, ja ik zal spelen voor het aangezicht des HEEREN."

Michal heeft alleen maar óver David tót David gesproken, in de derde persoon. Het ongeloof acht het geloof zelfs geen rechtstreekse aanspraak waard. Het erkent en kent de persoon niet eens. Het geloof richt zich tot de persoon: Michal is tenslotte „iemand" voor David. Zoveel was Michal David waard, dat hij de kroon niet aanvaard had. tenzij hij Michal wederkreeg, met wie hij wettig getrouwd was, maar die door Saul meer weer aan een ander gegeven was en die zich aan een ander had laten geven, namelijk aan Paltiël, de zoon van Laïs. Ook wreekt David zich niet op Michal. Hij verdedigt zich niet, zet niet recht wat Michal hem leugenachtig toegedicht heeft, maar belijdt alleen zijn God en verbindt zich opnieuw en nog nauwer aan Zijn dienst.

De zin zijner woorden loopt niet. Sommigen menen dat achter de woorden „Voor het aangezicht des HEEREN" iets weggelaten is. Het is alleen maar een bewijs voor de betrouwbaarheid van de Heilige Schrift. David stottert slechts op de boze aantijging van Michal, hij maakt zijn zin niet af. De zin wordt dan dus met een herhaling: „Voor het aangezicht des Heeren..., ja ik zal spelen voor het aangezicht des Heeren."

Dat is het, wat David doen zal. Spelen voor Zijn aangezicht. Diepe ontroering klinkt er in Davids stem, als hij zegt voor het aangezicht Gods gestaan en gemusiceerd en gezongen en gehuppeld te hebben. Voor het aangezicht des Heeren! Zeidet gij voor het oog en tot behagen en tot verleiding van vrouwen, Michal? Voor het aangezicht des Heeren deed ik dit en zal ik het nog meer en nog veel meer doen.

Als het ongeloof ons de dienst des Heeren verwijt en als het onze dienst aan Hem belachelijk maakt en zelfs verachtelijk en verwerpelijk voorstelt, dan doen wij goed er ons des te meer op te werpen. Wij zullen die dienst niet nalaten voor een spotlach, wij zullen die dienst niet nalaten voor een kwalijke en leugenachtige uitleg, die er aan gegeven wordt. Wij zullen die dienst niet nalaten voor de verachting, die men er voor heeft. Wij zullen die dienst alleen maar krachtig voortzetten. God is heilig en goed. Zijn ark is heilig en goed en wij zijn niet onheilig, als wij Hem dienen naar Zijn Woord.

David zegt nog iets: „Voor het aangezicht des HEEREN. die mij verkoren heeft voor uw vader en voor zijn ganse huis, mij instellende tot een vooranger over het volk des HEEREN, over Israël." Wat ik hier gedaan heb is, dat ik God de plaats gegeven heb. die Hem toekomt, de hoogste plaats, de eerste plaats, dat heb ik gedaan omdat Hij mij verkoren heeft tot het koningschap. Dat ik met mijn volk. onder aflegging van al mijn waardigheid, Hem als God geëerd en gediend heb. dat is Hij waardig. In Zijn naam, op Zijn bevel en voor Hem bekleed ik mijn koningschap. Voor Zijn aangezicht leg ik al mijn koninklijke waardigheid af, voor Hem wil ik slechts zijn een nederige dienaar. En Michal, dat heeft uw vader en dat heeft zijn hele huis nagelaten, zowel uw vader als Isboseth. Zij hebben Zijn dienst verlaten. Ik heb mijn volk. dat Zijn volk is. voor te gaan in die dienst, zelf als een nederig dienaar en ik zal het voorgaan. Voor Zijn aangezicht zal ik alzo spelen. David kende niet alleen de dienst van zijn God. maar ook Zijn God zelf, Zijn genade, Zijn tegenwoordigheid. En gij, dochter van Saul, zijt niet mede uitgetogen tot die dienst, hebt u onder het volk niet bewogen, hebt zelf in uw verwijten Gods ark. Gods naam geheel verzwegen.

Ik zal, o HEER', die ik mijn Koning noem. De luister van Uw majesteit en roem Verbreiden, en Uw wonderlijke daan Met diep ontzag aandachtig gadeslaan.

Elks juichend hart zal Uw geducht vermogen. De grote kracht van Uwe arm verhogen; Ik zal mijn stem met aller lofzang paren En overal Uw grootheid openbaren.

David wijdt ook zijn aandacht aan het volk, dat Michal zo laag had neergezet: de dienstmaagden zijner dienstknechten. Voor hen had David zich ontbloot. Zo maakt Michal Davids godsdienst onzedelijk. David zegt: Was u dit te nederig, dat ik de linnen lijfrok droeg? 'k Zal mij nog nederiger gedragen en 'k zal mij nog nederiger beschouwen in mijn ogen. En met die dienstmaagden, waarvan gij zeidet, zal ik verheerlijkt worden. Over de dienstknechten spreekt David niet, hij heeft Michal best begrepen.

En met deze, die ook God begeerden te dienen, die ook de waarde van de ark der verzoening kennen, die ook met andere woorden „in Christus zijn", met deze zal ik verheerlijkt worden. Van die mensen blijft gij af. Dat is geen onheilig volk. dat is het heilig volk. dat ook verheerlijkt zal worden. Hun wacht hier in dit leven de heerlijkheid der verzoening (de ark) en na dit leven wacht hun de heerlijkheid van het mèt God en bij God zijn. En dat wacht ook mij. Zelfs met de dienstmaagden zal ik verheerlijkt worden. Met een dienstmaagd, die God dient, zal ik verheerlijkt worden en zalig zijn, niet met een koningin, die Hem niet dient.

God en Michal

„Michal nu. Sauls dochter, had geen kind, tot de dag van haar dood toe." Het staat daar zo eenvoudig, maar er is een wereld van straf, van leed en van vereenzaming in. Sauls ongeloof en ongehoorzaamheid is geëindigd in troosteloze vereenzaming en ten slotte in 's afgronds donkere nacht. En Sauls dochter moet haar anti-godsdienstigheid boeten in eenzaamheid. Deze eerzuchtige vrouw wilde van haar man een koning maken ver boven het volk. los van het volk. zonder God en haar werd de eer van een vrouw, de eerste en hoogste eer van een vrouw, ontzegd. Dat betekende niet alleen eenzaamheid, maar dat betekende ook dat de wortel van de kerk, de groei van de kerk en de opbloei van de kerk — die toch in de gezinnen ligt — haar ontviel.

Zij had geen kind. Het is geen onschuldige zaak om tegen God te spreken of Gods naam en kerk en het geloof te negéren. Het is geen onschuldige zaak om de godsdienst laag neer te zetten en verachtelijk te maken, zelfs om die als onzedelijk voor te stellen. Het is geen onschuldige zaak om het volk Gods te verachten om hun geloof en godsdienst.

Daar komt een oordeel op. Nu heeft God duizend wegen om iemand te treffen en Hij weet ook iemand persoonlijk te treffen in dat, wat hem of haar persoonlijk het zwaarst weegt. Voor vele mensen zou kinderloosheid waarlijk geen oordeel zijn. Voor Michal was het dat wel. In Israël was het dat ook. Er zijn ongetwijfeld, ook in de bijbel, vrouwen geweest, echtparen qeweest, die in alle eer en deugd kinderloos zijn geweest. Overal is dat geen straf. Soms zijn die mensen zeer gezegend geweest. Dit heeft Israël goed geweten, dat Gód de baarmoeder opent of sluit. Dat recht hebben wij God niet te ontwringen. Daar is een medicinatie. die wij hoogst bedenkelijk achten. Dr. A. Kuyper noemde dat niet minder dan moorden aan de poort des levens. Wij hebben eerlijk en zuiver voor God te leven buiten en in het huwelijk. Wij hebben de strijd van het leven te strijden, maar wij hebben boven alles God Gód te laten. Hier zijn hoge gaven en niet minder hoge opgaven.

En Michal had geen kind. Het is aan deze dochter van Saul niet gegeven een troonopvolger te geven aan Davids huis. Het geslacht van Saul is afgesneden van de troon. Eenzaam gaat Michal de geschiedenis in. als een vrouw, die het huppelen voor de ark veracht heeft en als een vrouw, die met de dienstmaagden niet verheerlijkt is.

Zw.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 augustus 1968

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Michal

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 augustus 1968

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's