Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE NOORDEN- EN ZUIDENWIND 3

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE NOORDEN- EN ZUIDENWIND 3

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ontwaak, noordenwind, en kom, gij zuidenwind, doorwaai mijne hof, dat zijne specerijen uitvloeien. O, dat mijn Liefste tot Zijne hof kwame, en ate Zijne edele vruch' ten. Hooglied 4:16.

Als die noordenwind bij vernieuwing gaat ontwaken, gaat de schuld de ziel weer aanspreken en wordt de ziel gewaar geen bestaan voor Gods recht en deugden te vinden. Ze zal daartoe in de klove der steenro'tsen geborgen moeten zijn. Dat wordt de ziel nader ontdekt. Daartoe is die noordenwind noodzakelijk en daar zal de ziel ook wel eens wat van mogen zien. En toch, die noordenwind is zo pijnlijk en smartelijk. Hier komt de subtiliteit, van 's mensen hart wel openbaar. Hij vraagt om het ontwaken van de noordenwind, maar hij bedoelt de' zuidenwind, want hij strekt zich uit naar wat er achter de noordenwind komt. En zeker, het is waar, dat de noodzakelijkheid er van zo klaar gezien kan worden, dat die noordenwind eens ontwaken zal, opdat God door de Geest des oordeels en der uitbranding dat hart eens zuiveren zal van al die verborgen arglistigheden en eigenrechtige zelfbedoelingen, maar toch kan de ziel er zich eigenlijk niet recht voor over krijgen omdat ze gevoelt dat dan haar leven er aan moet. O ze is toch zo bang van die noordenwind. En waarlijk, als die noordenwind gaat waaien, dan blijft er van binnen ook niets meer overeind staan. In het rijk der natuur kan het dan schijnen, alsof het alles aan de dood zal worden overgegeven. Maar hier wordt het eigenlijk een conflict van verschillende begeerten en genegenheden in de ziel. Enerzijds gevoelt ze het als noodzakelijk dat die noordenwind eens door zal trekken en anderzijds streljt ze zich toch uit naar de zuidenwind. En in die worsteling blijft toch eigenlijk de ziel verkeren totdat God ze waarlijk door de noordenwind eens op die plaats gebracht zal hebben, dat de zuidenwind zijn werk zal kunnen doen. Die noordenwind plaatst de zondaar waarlijk in de diepte van zijn gevallen staat voor God. O, het is niet te zeggen wat de noordenwind voor de dag brengt. Met één woord kan het wel gezegd worden en dat is dat de noordenwind de zondaar op een plaats brengt, dat hij het ten volle overnemen zal, dat er van die verdorven akkers zijns harten geen Vrucht meer zijn zal in der eeuwigheid.

Ue bruid heeft daarom nodig dat de noorden- en de zuidenwind des Geestes haar hof doorwaaien zal, opdat de specerijen uitvloeien. In de vorige verzen is door Christus Zelf gezegd welke specerijen er in de hof van Zijn bruid worden gevonden, als daar staat: llwe scheuten zijn een paradijs van granaatappelen, met edele vruchten, Cyprus met nardus; nardus en saffraan, kalmus en toneel, met allerlei bomen van wierook, mirre en aloë, mitsgaders alle voornaamste specerijen, yerg niet van me dat ik al die specerijen afzonderlijk geestelijk ga verklaren. In het kort kunnen we er door verstaan, al wat vrucht is van «et werk van Gods genade. En de bruid begeert dat door het doorwaaien van de hof met de noorden- en zuidenwind des Geestes, die specerijen zullen uitvloeien. Door het uitvloeien van die specerijen verspreiden die specerijen ook haar aangename geur. De genade die God verheerlijkt heeft, krijgt pas rechte waarde als God de ziel in de staat der genade bevestigen zal. Dan gaan de specerijen uitvloeien. Het geloof doet de ziel omhelzen al wat Cïiristus voor de Zijnen verworven heeft, ja, de volle zaligheid en dat uit loutere genade zonder enig werk van het schepsel. De hoop vindt een vaste ankergrond in het binnenste heiügdom, waar de Voorloper is ingegaan, niet met het bloed van stieren en bokken, maar met Zijn eigen dierbaar bloed. De liefde zal dan de weg mogen vinden tot in de binnenste kameren des Konings om op grond van een geestelijk huwelijksverbond in de dierbaarste en allernauwste gemeenschap met de Koning gebracht te worden. Dan gaat waarlijk de zuidenwind de hof doorwaaien en dan ook kan die zuidenwind, nadat de noordenwind zijn werk gedaan heeft, een liefelijke vruchtbaarheid in de hof doen openbaar komejii. Ja, dan koA de Koning Zelf tot Zijn hof, zoals het volgende hoofdstuk ons begint te zeggen, als we daar lezen: Ik ben in Mijn hof gekomen, o Mijn zuster, o bruid. Ik heib Mijn mirre geplukt met Mijn specerij; Ik heb Mijn honograten met Mijn honig gegeten; Ik heb Mijn wijn, mitsgaders Mijn melk gedronken. Eet, vrienden, drinkt, en wordt dronken, o liefsten!

In onze tekst echter lezen we dat het de bede van de brudd nog is of dat haar I^iefste tot zijn hof zou willen komen. O, dat mijn Liefste tot Zijn hof kwame, zegt ze, en ate Zijne edele vruchten! Het zijn Zijne vruchten die Hij eten zal, als Hij tot zijn hof zal komen. En van die vruchten laat Hij ook Zijn bruid eten, als Hij zegt: Eet, vrienden, drinkt, en wordt dronken, o lief sten! Neen, van de bruid zelf is er niets bij. Ze zal het leren verstaan, dat Die Koning niet is gekomen om gediend te worden, maar om te dienen. En in de oprechte bekommeringen harer ziel, zal de bruid het ook steeds meer leren zien, dat als Die Koning Zelf niet tot die hof zal komen, dat er dan ook nimmer enige vrucht zal worden gezien. Zo is de noorden- en de zuidenwind des Geestes en de 'komst van de Koning nodig, zal er vrucht in de hof gezien worden en zullen de specerijen uitvloeien. En uit de drang der noodzakelijkheid kan het dan toch wel eens de innerlijke bede van de bruid worden: Ontwaak, noordenwind, en kom, gij zuidenwind, doorwaai mijne hof, dat zijn specerijen uitvloeien. O, dat mijn Liefste tot Zijne hof kwame, en ate Zijne edele vruchten! Ze wordt er toch met al haar eigen werk hoe langer hoe meer tussenuitgezet. Ze gaat het soms zo levendig gevoelen dat er geen nagelschrap van de mens in het zaligworden bij zal kunnen komen. Die hof is en blijft onvruchtbaar buiten de noorden- en de zuidenwind en buiten de komst des Konings. Die noordenwind zal haar van alles moeten afsnijden wat geen vrucht van de gemeenschap aan Christus is. Daar is die noordenwind zo noodzakelijk voor. Geen plaats is er voor het volkomen en volbrachte werk van de Middelaar, zolang de ziel nog op enig werk van zichzelf vastzit. Zo is de noordenwind er dus toe nodig om de vrucht in Hem te kunnen vin­ den. Zo zal de zuidenwind de specerijen kunnen doen uitvloeien. Dan vindt de ziel alles in Hem, Die de ganse zaligheid alleen verdiend en verworven heeft. In Hem vindt ze gerechtigheid en heiügheid, ja een algenoegzame volheid van leven en zaligheid. Jezus eet de vrucht van Zijn eigen verdiensten en bereikt Zijn doel in Zijn kerk, als Hij ze als een reine maagd zonder vlek en rimpel de Vader voor kan stellen. Daar vindt de Vader alleen een welgevallen in, hetwelk door de ziel gelovig zal worden ervaren.

Och, mocht toch die noorden en zuidenwind des Geestes de hof van Zijn kerk nog eens doorwaaien! En och, mocht toch de Koning van Zijn kerk nog eens tot Zijn hof komen. Dat zou onze bede wel mogen zijn voor de kerk in haar geheel en dat tot geestelijke wasdom en vruchtbaarheid van elk der levende leden van die kerk in het bijzonder. Waarlijk, Gods Geest openbaart maar weinig Zijn ontdekkende en vruchtbaarma'kende werkingen meer. En Koning Jezus maakt zo weinig Zijn merkbare wandelingen meer in Zijn kerk. Vandaar dat Zijn edele vruchten zo weinig meer gevonden worden. Nu zien we wel veel vruchten, maar het zijn meest verdorven vruchten, vruchten van ons vlees. Het zijn geen edele vruchten. Het zijn geen vruchten van een goede boom. Ik zou hier op een uitgebreid terrein komen, lezers, als ik u zou moeten gaan noemen wat veelal als vrucht van onze akker in het bijzonder ook in deze tijden in Gods kerk openbaar komt. En ik zou ook op een uitgebreid terrein komen, als ik u moest gaan noemen, wat alleen maar vrucht van de gemeenschap aan Christus als de ware Wijnstok is. Gods Geest mocht de hof van Zijn kerk nog eens doorwaaien, opdat de wilde takken er maar meer en meer mochten aangaan en opdat er nog eens vrucht van Christus' arbeid in Zijn kerk mocht worden gezien. Zo zaT Sion nog reuk en geur van zich verspreiden. Zo zou Gods volk nog kunnen zijn als een Hchtend licht en een zoutend zout.

Zijn we no ggeheel vreemd van die ontdekkende werking des Geestes, dan hebben we ook nog nooit één goede vrucht voortgebracht. Hoeveel mest is er in de prediking van Gods Woord en in al de roepstemmen des Heeren al om de boom gelegd! Maar wat zal het dan ook zijn, als het straks zal gelden: houw hem uit; waartoe beslaat hij ook onnuttelijk de aarde? Gewis, die noordenwind zal eens moeten ontwaken, opdat we uit al de schuilhoeken van onze valse rust gedreven zullen worden. We zijn niet graag benauwd en we worden niet graag onrustig. We Hggen er dan ook voor bloot om ons oor te neigen naar zulk een leer waarin de verlossing ons aangeboden wordt. Maar als we het hier nooit eens benauwd zullen krijgen, dan zullen we het toch eens benauwd krijgen, maar als het te laat is. Verlossing is er in Christus voor de grootste der zondaren, maar dan moeten we ook door de noordenwind des Geestes de grootste der zondaren worden.

O, die noordenwind mocht in Zijn kerk nog eens ontwaken, opdat er ook nog geestelijke wasdom werd gezien. Hoe weinig plaats is er voor Christus en voor Zijn bediening meer in Zijn kerk. En hoe leeft men nog maar bij zijn eigen gebroken bakken en hoe weinig leven uit Christus wordt er nog gevonden. Vandaar hebben we nog wel de naam van een christen en de belijdenis van

een christen en maken we ook nog wel vertoning als een christen, maar mocht het leven van Christtus zich nog eens in ons openbaren en zich in de vrucht naar buiten doen zien. Zo mochten de specerijen nog eens geur verspreiden. Daar hebben we hier steeds de noordenwind nog maar toe nodig, opdat we waarlijk wat leren kennen en beoefenen van die geesteüjke armoede die ons vatbaar maakt voor de bediening uit de Heilsfontein, ook tot ware heiligmaking. En daartoe mochten we ook met de bede van de bruid onze overdenking besluiten: Ontwaak, noordenwind, en kom, gij zuidenwind, doorwaai mijne hof, dat zijn specerijen uitvloeien. O, dat mijn Liefste tot Zijne hof kwame, en ate Zijne edele vruchten! Amen.

Br.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 november 1954

De Wachter Sions | 4 Pagina's

DE NOORDEN- EN ZUIDENWIND 3

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 november 1954

De Wachter Sions | 4 Pagina's