Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE PREDIKING VAN DE NADERE REFORMATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE PREDIKING VAN DE NADERE REFORMATIE

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij uitgeverij G. Kool te Veenendaal is kortgeleden een boek verschenen van R. Loonstra, getiteld: Perspectieven in de prediking der nadere reformatie. Het is een boek van rond 100 blz. De schrijver begint aldus :

"Een niet gemakkelijke onderneming.

Dr. T. Brienen heeft een proefschrift geschreven onder de titel: „De prediking van de Nadere Reformatie”. In zijn boek brengt de auteur veel ter sprake. Zijn onderzoek heeft betrekking op een periode van meer dan twee eeuwen. De eerste die besproken wordt is Jean Taffin, 1528 - 1602, en de laatste die aan de orde komt is Theodorus v. d. Groe, 1705 - 1784. Bestudering van bovengenoemde dissertatie is voor mij de aanleiding geweest om dit boek te schrijven. Het geeft in zekere zin een beoordeling van dr. Brienens werk.”

Na het lezen van dit begin zouden we verwachten, dat er ernstige kritiek op het proefschrift zou komen, maar dat is o.i. niet het geval. Loonstra is het niet in alle opzichten met Brienen eens. Dat laat hij wel uitkomen. Maar we krijgen toch de indruk, dat Dr. Brienen wel in hoofdzaak met het boek van Loonstra zal instemmen.

De schrijver volgt niet het boek van Brienen op de voet, gaat ook de hoofdzaken daarvan niet na om die daarna aan een principiële kritiek te onderwerpen, maar hij neemt als uitgangspunt de belofte van het evangelie. Hij haalt schrijvers uit de tijd van de Nadere Reformatie aan en uitspraken van Gods Woord en ook artikelen uit onze belijdenis.

Bij het lezen van het werk van Loonstra moesten we denken aan een kerkelijke vergadering, waarop ook over de beloften van het evangelie gesproken werd. Dat gebeurde aan de hand van de Dordtse leerregels. Een der aanwezigen maakte de opmerking dat deze leerregels nog meer uitspraken bevatten dan de inleider genoemd had, bij voorbeeld in hfdst I, waarin het gaat over de Goddelijke verkiezing en verwerping. Zonder dit eerste hoofdstuk kan niet over de volgende hoofdstukken worden gesproken of geschreven.

Dan komt ook beter tot zijn recht wat onze belijdenis zegt op grond van Gods woord. Dan komt immers ook duidelijk uit wat het woord der belofte is en tot wie het komt. We lezen daar in het eerste artikel: Aangezien alle mensen in Adam gezondigd hebben, en des vloeks en eeuwigen doods zijn schuldig geworden, zo zou God niemand ongelijk hebben gedaan, indien Hij het ganse menselijke geslacht in de zonde en vervloeking had willen laten en om de zonde verdoemen, volgens deze uitspraken des Apostels … Dan volgt in artikel 2: Maar hierin is de liefde Gods geopenbaard, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon in de wereld gezonden heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. In aansluiting daarmee lezen we in artikel 3: En opdat de mensen tot het geloof worden gebracht, zendt God goedertierenlijk verkondigers van deze zeer blijde boodschap, tot wie Hij wil, en wanneer Hij wil; door wier dienst de mensen geroepen worden tot bekering en het geloof in Christus den gekruisigde. Dan lezen we verder in artikel 5 van het tweede hoofdstuk: Voorts is de belofte des evangelies, dat ’n iegelijk, die in de gekruisigde Christus gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe; welke belofte alle volkeren en mensen, tot welke God naar Zijn welbehagen Zijn evangelie zendt, zonder onderscheid moet verkondigd en voorgesteld worden, met bevel van bekering en geloof.

De heer Loonstra noemt veel, maar naar onze mening zou hij zich hebben kunnen beperken tot het citeren van uitspraken van de schrijvers der Nadere Reformatie, die Dr. Brienen in zijn proefschrift bespreekt. Juist deze schrijvers laat Loonstra in hoofdzaak met rust. Dit komt ons voor als een groot verzuim. Er moet toch bij hen wel voldoende stof te vinden zijn om het oordeel van Loonstra over de predikers van de Nadere Reformatie te bevestigen. Wanneer dat niet het geval is vervalt daarmee het hele betoog van de schrijver.

We kunnen voor de zuiverheid van de belijdenis van een der voornaamste vertegenwoordigers van genoemde predikers verwijzen naar een werk van Willem Teellinck, getiteld: Nieuwe Historie van de oude mens. In de vorige jaargang van ons blad hebben we uit dit werk een en ander overgenomen. Daarnaar kunnen we nu verwijzen. Het is ons nu genoeg om te vermelden, wat Teellinck boven paragraaf 43 zegt: Dat diegenen slechts mogen en kunnen geloven, dat hun zonden en goddeloze streken van de „oude mens” vergeven zijn, die zichzelf verloochenen, met hun verkeerde streken breken en hun hart en ziel naar Christus begeven; kortom, die zich met de ware bekering ongeveinsd bezig houden. Het werk van Teellinck is zeer levenswaardig en laat ons zien hoe de predikers van de Nadere Reformatie — we mogen hem toch een goede vertegenwoordiger van die predikers noemen — over deze gewichtige zaken dachten. Blijkens zijn eigen werk is Loonstra het met deze predikers eens. Ja, hij verdedigt hen. Maar dan was het ook veel beter en juister geweest, wanneer hij in de opbouw van zijn werk en de wijze van zeggen zich aangesloten had bij deze predikers, die zich gronden op Schrift en belijdenis.

We hebben waardering voor de poging van Loonstra om het op te nemen voor de oude schrijvers, die door Gods Geest verlicht onderscheid konden maken tussen het goede en het kwade.

Maar we moeten er ons wel voor wachten uitspraken te doen, die we niet kunnen verantwoorden. Zo zegt Loonstra op blz. 64/65: „Het gehele kerkelijke en geestelijke leven, ook binnen de Gereformeerde Gezindte, vertoont een armzalige aanblik. De beste preek die ooit in onze tijd gehouden is, haalt niet bij de preken van de Nadere Reformatie. In het algemeen genomen vertegenwoordigt de Gereformeerde Gezindte de Nadere Reformatie — helaas — niet. Ook al schermt men nog zo met grote, gewichtige woorden. Deze woordenkramerij doen dienst om het onvermogen deze tere zaken naar Gods Woord uit de bediening des Heiligen Geestes te behandelen, te camoufleren. Het is hoog tijd de vinger op de wonde plek te leggen.” Dat er veel te veroordelen is en met zorg moet vervullen kunnen we wel met de schrijver eens zijn, maar dat de beste preek van nu niet haalt bij de preken van de Nadere Reformatie is ons wel een wat te krasse uitspraak en veel te weinig genuanceerd. Op de laatste bladzijde van zijn boek erkent Loonstra zelf, dat de prediking van de Nadere Reformatie niet het eind van alle tegenspraak is.

We willen eindigen met wat Loonstra zelf als wens uitspreekt en ons daarbij aansluiten :

„Moge dit geschrift ertoe dienen dat de belangstelling voor de nalatenschap van de oude schrijvers gewekt wordt en deze erfenis, biddend, grondig onderzocht wordt. De auteur is dan voor zijn moeite rijkelijk beloond.”

Het boek kost f 13,90.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 maart 1976

Bewaar het pand | 4 Pagina's

DE PREDIKING VAN DE NADERE REFORMATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 maart 1976

Bewaar het pand | 4 Pagina's