Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Joodse getuige van het Licht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Joodse getuige van het Licht

Eliëzer Kropveld

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tot op de dag van vandaag ligt een deksel op het hart van het joodse volk. Toch zijn er de eeuwen door individuele Joden geweest die Jezus Christus hebben leren kennen als de beloofde Messias. Een aantal van hen diende de kerk zelfs in het ambt van predikant. In ons land werd Salomon Duijtsch bekend. Ook Eliëzer Kropveld verkondigde de enige Naam die onder de hemel is gegeven tot zaligheid. In "Uit duisternis tot Licht" beschreef hij zelf wat daaraan voorafging.

Het oude stadhuis in de Kerkstraat in Coevorden verkeert in een vervallen toestand, als op de 8e juni van het jaar 1840 de Jood Kropveld aangifte doet van de geboorte van een zoon. Jarenlang is hij geplaagd door een kwaal aan de luchtwegen, maar nu gaat het een stuk beter. Uit dankbaarheid voor het herstel wenst de orthodoxe Jood zijn zoontje aan God te wijden. Daarom krijgt het kind de naam "Eliëzer". Met die naam wil de vader het Mozes nazeggen: „De God mijns vaders is tot mijn hulpe geweest, en Hij heeft mij verlost van Farao's zwaard."
In het gezin Kropveld gelden orthodox-joodse regels. Dat kan niet van elk gezin in de 125 leden tellende joodse gemeenschap worden gezegd. Bij hervormden en roomsen is dat trouwens net zo. Kropveld hoeft alleen maar te denken aan de koperslager Coelingh in de Friesestraat, waar "conventikels" worden gehouden, omdat men anders in de kerk geestelijk zou verkommeren.
Kort na de geboorte van Eliëzer keert de kwaal van Kropveld in alle hevigheid terug. Het kind is nog geen maand oud als vader de laatste adem uitblaast. Moeder Kropveld staat voor de bijna onmogelijke opgave haar zeven kinderen zonder de steun van haar man op te voeden. Toch weet ze het joods-orthodoxe karakter van het gezin te handhaven. Zo zal niemand met ongewassen handen aan tafel komen.

Wonder
Al op jonge leeftijd gaat de kleine Eliëzer mee naar de synagoge en volgt de godsdienstlessen op de "Chedar". Lager onderwijs krijgt hij gewoon op de stadsschool. De meester heeft erin toegestemd dat hij op school de naam van Jezus nooit zal uitspreken. Wel zit de joodse jongen bij de buren soms in het Nieuwe Testament te lezen.
Het is voorjaar 1855 als een zekere heer Denneboom bij zijn moeder op bezoek komt. Hij woont in het Duitse dorpje Emlenkamp, of zoals het officieel heet Emlichheim, en is op zoek naar een joodse jongen die hem kan helpen in z'n manufacturen- en kruidenierszaak. Hij woont als enige Jood in het dorp en het zou mooi zijn als de jongen tevens aan zijn kinderen wat godsdienstonderwijs zou kunnen geven. Eliëzer ziet het als een wonder. Ook zijn moeder stemt graag met het verzoek in.
Bij de familie Denneboom is de ontvangst bijzonder hartelijk. De jongen voelt zich er al gauw thuis. Ook de bewoners van het dorp blijken vriendelijke mensen te zijn. Al spoedig legt hij contacten met hervormde, roomse en alt-reformierte jongeren. Op zekere dag ontmoet hij de smidsknecht Schievink, met wie hij een gesprek aanknoopt. Het gesprek wordt heel serieus als Schievink Eliëzer op zijn joodse identiteit aanspreekt, en hem erop wijst dat de Messias al lang gekomen is in de persoon van de Heere Jezus Christus.

Diepgaande gesprekken
Eliëzer heeft niet voor niets de godsdienstlessen op de "Chedar" gevolgd en weet zich goed te verdedigen. Toch raakt hij onder de indruk van de parate bijbelkennis van deze eenvoudige smidsknecht. Veel van de verwijzingen naar bijbelgedeelten neemt hij goed in zich op, omdat die toch wel de moeite van een nader onderzoek waard zijn.
Het valt hem steeds weer op dat hij in het bijzonder met de AltReformierten diepgaande gesprekken heeft. Soms maakt hij zelfs een afspraak om op een avond nog eens terug te komen. Dan keert hij vaak pas laat terug naar huis. Soms vraagt hij zich in alle ernst af, waar hij mee bezig is. Op een avond is hij zelfs op weg naar de pastorie van de alt-reformierte dominee Moolhuizen. Het is het gevolg van een gesprek met een boer in de omgeving, die deze ontmoeting heeft voorbereid.
Het is geen onbekend adres voor Eliëzer, want voor Denneboom brengt hij er weleens een krant. Ook is hij er verscheidene keren voor zaken geweest. Toch staat hij wat onwennig aan de deur. Hij komt hier nu als Jood tegenover een christen. Een Jood die de sabbat houdt tegenover een christen die de zondag boven de sabbat stelt.

Zondagavond
De ontvangst is hartelijk. Al gauw zit Eliëzer vergenoegd te vertellen over zijn werk. Wanneer de predikant hem vraagt de komende zondagavond terug te komen, voelt hij daar wel voor. Een praktisch probleem is echter dat hij op zondagavond samen met Denneboom altijd de administratie bijwerkt. Zo komt het gesprek op de sabbat en de zondag. Ds. Moolhuizen probeert zijn bijbelkennis aan Eliëzer over te dragen. Die heeft als hij naar huis terugkeert veel om over na te denken, maar hij besluit zijn joodse afkomst nooit ontrouw te zullen worden.
Dan breekt de zondagavond aan waarop hij in de pastorie wordt verwacht. Tegenover Denneboom heeft hij er met geen woord over gerept. Het zou helemaal verkeerd uit kunnen pakken, want zijn patroon heeft de aantrekkingskracht van de Alt-Reformierten op Eliëzer al lang opgemerkt. De jongen kan zijn oren bijna niet geloven als Denneboom hem op de bewuste zondag vrijaf geeft. Hij is te moe is om de administratie nog te doen. Zonder rekenschap te geven van zijn plannen, gaat Eliëzer op weg naar de pastorie. Eerst voelt hij zich daar nog wat onwennig, maar als ze Psalm 105 gezongen hebben en ds. Moolhuizen hem persoonlijk in het gebed aan de HEERE heeft opgedragen, met de bede dat een zoon van Abraham naar het vlees ook een zoon van Abraham naar de geest mag worden, wijkt zijn schroom.

Jesaja 53
Het verbaast hem dat deze mensen zo openhartig met elkaar over hun diepste zieleroerselen spreken. Als hij om half tien opstapt, belooft hij het besprokene nog eens te overwegen. Ds. Moolhuizen wenst hem vriendelijk toe dat hij dat zal mogen paren aan de bede van David: Ontdek mijn ogen, opdat ik aanschouwe de wonderen van Uw wet!
Kort daarop koopt hij een Bijbeltje, waarin hij met interesse leest. Soms schaart hij zich in de gelederen van de alt-reformierte kerkgangers, om met hen over de diepste betekenis van het leven te praten. Sommigen vertellen hem dat hen de schellen van de ogen zijn gevallen, maar daar kan hij zich niet veel bij voorstellen.
Het is zijn vriend Reinink, die hem Jesaja 53 onder ogen brengt. Eliëzer kan zijn ogen bijna niet geloven en denkt dat hem een vervalsing wordt voorgehouden, maar bij thuiskomst leest hij in de Hebreeuwse tekst hetzelfde. Veel gesprekken met ds. Moolhuizen volgen. Ook met z'n patroon Denneboom gaat hij scherpe discussies aan. Die voelt zich min of meer verantwoordelijk voor de jongen en licht de familie in over deze ontwikkeling.

Paasdagen
Als de voorlaatste dag van het Israëlitisch Paasfeest samenvalt met de Paasmaandag van de christenen, bezoekt Eliëzer de kerkdienst van de Alt-Reformierten. Aan het eind van de dienst wordt het Heilig Avondmaal gevierd. De preek van ds. Moolhuizen volgt hij met grote opmerkzaamheid. De eerbied en de orde maken indruk op hem.
Ook 's middags gaat hij naar de kerk. Hij hoort er veel dat nieuw voor hem is. Onvoorwaardelijk stemt hij ermee in dat de straffen die Israël tot op dit ogenblik ondervindt, enig zijn in hun soort, en dat die straffen juist een aanvang hebben genomen enige jaren nadat de Heere Jezus aan de heidenen overgeleverd en aan het kruis genageld is. Hij moet ook toestemmen dat alle beloften die aangaande de Messias zijn gegeven, in de Heere Jezus zijn vervuld.
Als hij naar huis loopt, stelt hij vast dat deze Paasdagen goed voor hem zijn geweest, en dat er in een paar maanden veel bij hem is veranderd. Ook zijn huisgenoten merken dat. Zijn gebeden zijn ernstiger en zijn gesprekken zijn van inhoud veranderd. Ze beginnen hem van dweperij te beschuldigen en zien zijn bezoeken aan de AltReformierten niet meer als onschuldige nieuwsgierigheid.
Op 5 mei krijgt Ehëzer een expresse-brief uit Hardenberg, waaruit blijkt dat zijn moeder is overleden. Het bericht grijpt hem erg aan. Tijdens de rouwdagen denkt hij veel na over de leegheid van de joodse ceremoniën. De hele gang van zaken rond de begrafenis roept weerstanden bij hem op. Zijn veranderde zienswijze is bij de familie niet onbekend gebleven. Geen mogelijkheid wordt onbenut gelaten om Eliëzer van het christelijk geloof af te trekken. Een tante vertelt hem dat zijn moeder kort voor haar sterven de wens heeft uitgesproken dat hij in de godsdienst der vaderen blijven zou, om zo als een oprecht en godvruchtig Israëliet te leven. Hij wordt gewezen op z'n brave ouders. Vrome Joden, die hij door zijn gedrag te schande maakt.
Dan wordt het hem te veel! Het beeld van zijn onvergetelijke moeder komt hem ineens levendig voor de geest. Met een handdruk bekrachtigt hij dat hij zijn ideeën zal laten varen, niet meer met christenen over godsdienstige zaken zal spreken, en zich aan de godsdienst der vaderen zal houden. Grote vreugde in het gezelschap is het gevolg.

Besluit
De volgende dag vertrekt Eliëzer weer naar Emlenkamp. De reis valt hem zwaar. Wat zal hij moeten zeggen tegen al die mensen met wie hij zo veel over het geloof gesproken heeft? En als Jezus tóch de Messias is, wat dan? In Emlenkamp vraagt zijn patroon hoe het bij zijn familie is geweest. Eliëzer doet nauwkeurig verslag. Na afloop vraagt Denneboom hem op de man af of hij nu Jood of christen is. Beslist antwoordt Eliëzer: „Ik bèn Jood, ik blijf Jood, en ik sterf Jood!" Dan rent hij naar boven, grijpt zijn beide Nieuwe Testamenten, en verbrandt die voor hun ogen!
In de dagen die volgen voelt hij zich heen en weer geslingerd. Weliswaar heeft hij beloofd Jood te zullen blijven, maar toch kan hij de mooie momenten die hij bij de Alt-Reformierten heeft beleefd niet vergeten. Op zekere dag klopt hij bij ds. Moolhuizen aan, om die van zijn besluit op de hoogte te stellen. De reactie valt hem mee. Wel vraagt de predikant hem nadrukkelijk om de HEERE te vragen of Die hem verder de weg wil wijzen die hij zal moeten gaan. Vrij snel staat hij weer buiten, met de gedachte dat hij hier in het vervolg slechts voor zaken terug zal komen.

Genade
Op de terugweg naar Emlenkamp nemen zijn gedachten de vrije loop. Plotseling bekruipt hem de gedachte dat het in de hel een afschuwelijke toestand moet zijn. Maar nee, hij blijft Jood en dus komt hij daar niet! Éénmaal zal hij met alle Joden het land der belofte beërven.
Alhoewel, is hij er niet van overtuigd geweest dat Jezus de Messias is? Wie dwalen dan, de Joden of de christenen? Als hij 's avonds de slaap niet kan vatten, verlaat hij onopgemerkt het huis en gaat naar ds. Moolhuizen om zijn hart uit te storten. Hij laat zich troosten door de woorden van deze herder. Nu weet hij dat de Heere hem vastgehouden heeft. Nu begrijpt hij de christenen als ze zeggen dat ze van genade moeten leven.
Vrijmoedig getuigt hij tegenover Denneboom over zijn Messias. Die reageert verontwaardigd met de opmerking dat hij de familie in Coevorden van deze nieuwste ontwikkeling op de hoogte zal brengen. Kort daarop krijgt Eliëzer het verzoek om in Coevorden te komen. Tot zijn verbazing treft hij bij zijn familie ook een van de Nederlandse opperrabbijnen aan. Die zet alles op alles om hem van zijn "dwaalweg" te overtuigen, maar veel tegenwerpingen van Eliëzer weet hij niet te beantwoorden.

Schoonebeek
In de weken die nu volgen leest hij veel in Bunyans "Christenreize", Hellenbroeks "Goddelijke Waarheden" en ander degelijk werk dat de vromen van Emlenkamp hem ter lezing aanbieden. Als Eliëzer weer eens naar de pastorie is geweest, blijkt bij thuiskomst dat Denneboom daar al van op de hoogte is. De woordenwisseling die volgt, loopt uit op het bevel om binnen 48 uur het huis te verlaten. Noodgedwongen vertrekt Eliëzer naar een logeeradres. Na een paar dagen keert hij op verzoek van zijn patroon terug. Als hij korte tijd later opnieuw wordt weggestuurd, breken moeilijke tijden voor hem aan. Wel kan hij nu iedere zondag in vrijheid de kerkdiensten bijwonen. Hij beaamt de woorden van de dichter die eens zei: „Een ziele die God zoekt, is reeds door Hem gevonden: God zocht de ziele eerst, eer zij Hem zoeken konde."
Op advies van ds. Moolhuizen vertrekt hij naar Schoonebeek, waar hij wellicht voor zichzelf kan beginnen. Hij wordt er hartelijk ontvangen door ds. Schoemaker, predikant van de kleine afgescheiden gemeente in deze plaats. Een diaken biedt hem gratis een woning aan. En in de eerste week raakt hij vrijwel z'n hele voorraad aan handel kwijt. Al spoedig neemt hij ook de verkoop van gist ter hand. Naast zijn dagelijks werk studeert hij bij ds. Schoemaker.

Belijdenis
Vrijdagavond 7 maart 1862 doet de joodse handelaar belijdenis van zijn geloof En in de biddagdienst, nog geen week later, wordt Eliëzer Kropveld door ds. Schoemaker gedoopt, nadat ds. Moolhuizen heeft gepreekt over de doop van de kamerling door Filippus. Vurig verlangt hij ernaar om als herder en leraar in Gods Koninkrijk te mogen werken. De weg wordt gebaand als mensen met wie hij door zijn werk contact heeft hem adviseren in Kampen theologie te gaan studeren en daarbij ook de nodige steun aanbieden. In 1870 rondt hij de studie af en trouwt met de vrouw die hij liefheeft, en die al die jaren met hem heeft gewacht en gebeden. Uit de vier beroepen die op hem worden uitgebracht neemt hij het beroep van de gemeente van Veldhausen aan.
In 1874 vertrekt hij met zijn vrouw en tweejarig dochtertje naar Koudum. Zes jaar later naar Minnertsga, waar hij z'n gelukkigste jaren beleeft. Daarna volgen nog de gemeenten van Alblasserdam, Driesum, Waddinxveen en Rijswijk. In 1887 publiceert hij zijn levensverhaal, onder de titel: "Uit duisternis tot Licht". De opbrengst is bestemd voor de Commissie voor de Zending Israël. Maar voor alles gaat het de joodse predikant erom door dit boek God te verheerlijken. De laatste woorden heeft hij vet laten drukken. Soli Deo Gloria. God alleen de eer.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 10 januari 1996

Terdege | 68 Pagina's

Joodse getuige van het Licht

Bekijk de hele uitgave van woensdag 10 januari 1996

Terdege | 68 Pagina's