Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Herkiesbaarstelling.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Herkiesbaarstelling.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onze Kerkenorde spreekt in Art. XXVII als algemeen beginsel uit, dat de diensttijd der ouderlingen en diakenen een bepaald aantal jaren moet duren en dat elk jaar een evenredig deel zal aftreden en de aftredenden dan door anderen zullen vervangen worden.

Een rechtstreeksch voorschrift dienaangaande in de Heilige Schrift hebben we niet. Zelfs lezen we nergens, noch in de Handelingen der Apostelen, noch in de Brieven, dat de ouderlingen of diakenen, na eenmaal in het ambt gekozen te zijn, daarna weer zijn afgetreden. Op zich zelf zou er daarom geen bezwaar tegen bestaan, jWanneer beide ambten, evenals het predikantsambt, voor het leven verleend werden. Wat God niet verboden heeft; staat de Kerk vrij.

Dat onze Gereformeerde Kerken toch, op het voetspoor van Calvijn, voor het ouderlingen-en diakenambt aftreding als regel hebben gewild en daarbij gevoegd hebben, dat de aftredenden dan door anderen vervangen behoorden te worden, berust op twee gronden. Vooreerst dat, waar de ouderlingen èn diakenen niet als de predikanten door de Kerk gesalarieerd worden, zoodat zij bij het kerkelijk ambt ook nog hun wereldsch beroep moeten waarnemen om te kunnen leven, het voor deze ambtsdragers te bezwaarlijk zou wezen, dit ambt al te lang achtereen te bedienen. Zoo het ouderlingen-en diakenambt goed bediend wordt, dan eischt het zooveel tijd en kracht, dat van deze ambtsdragers niet gevergd mag worden, dat zij meer dan twee of drie jaar dezen dienst waarnemen. Het is hun eigen belang, dat hun diensttijd is beperkt en zij daarna door anderen worden vervangen. Maar daarbij is steeds als tweede grond gevoegd, dat het aftreden van de ouderlingen en diakenen diende om alle kerkelijke tyrannie te voorkomen, die lichtelijk insluipt, wanneer zulke personen in het ambt blijven zitten en aldus een perpet ueel college vormen. De band met de gemeente blijft veel beter gehandhaafd, wanneer telkens nieuwe ambtsdragers in den kerkeraad worden gekozen.

Maar al is het om deze en andere practische redenen, dat de Kerkenorde het aftreden en veranderen van den Kerkeraad voorschrijft, toch heeft de Kerkenorde daarvan geen wet van Meden en Perzen gemaakt. Er staat uitdrukkelijk bij, dat afwijking van dezen regel geoorloofd is wanneer de gelegenheid en het profijt van eenige kerk eene herkiezing raadzaam maken. De Kerkeraad heeft dus de bevoegdheid, een of meer van de ouderlingen of diakenen, die aan de beurt van aftreding zijn, in het ambt te herkiezen. Alleen mag dit niet willekeurig geschieden, maar het belang van de Kerk moet dit vorderen.

In de nieuwe redactie, die de Utrechtsche Synode aan dit artikel gaf, wordt daaraan echter toegevoegd, dat dit dan geschieden moet bij de uitvoering van Art. 22 en 24 der Kerkenorde. De bedoeling daarvan is dan, dat de Kerkeraad niet maar eenvoudig besluiten kan, dat het aftredende deel zitten blijft, of zelfs dat één ouderling of diaken niet behoeft af te

treden, maar dat er dan althans een verkiezing noodig is volgens de regelen, die de Kerkenorde in Art. 22—24 voor de verkiezing der ambtsdragers aangeeft. Het beginsel, dat hun diensttijd afgeloopen is na het vastgesteld aantal jaren, wordt dus gehandhaafd. Ze moeten opnieuw gekozen worden. En deze nieuwe verkiezing kan nu óf geschieden doordat de Kerkeraad hen herkiest en dan ter appobatie aan de gemeente voorstelt, hl doordat zij op het dubbelgetal geplaatst worden en de gemeente hen herkiest. Maar in beide gevallen kan de Kerkeraad hierover niet alleen beslissen, maar moet de gemeente er in gekend. De gemeente moet óf de herkiezing approbeeren óf uit htt dubbelgetal den aftredenden ouderling zelf herkiezen. Een eenvoudig besluit van den Kerkeraad, dat de aftredende zitten blijft, zou met onze Kerkenorde in strijd wezen.

Er is dus zeker eenige vrijheid aan de Kerkeraden geschonken om over de herkiezing der aftredende leden te beslissen, maar die vrijheid is niet onbeperkt en aan bepaalde regelen gebonden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 maart 1920

De Heraut | 4 Pagina's

Herkiesbaarstelling.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 maart 1920

De Heraut | 4 Pagina's