Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Flitsen uit een bijbellezing

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Flitsen uit een bijbellezing

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ezechiël 7.

Gij zult weten, dat ik de Heere ben in het gemis van uw vreugde, van uw macht, van uw moed, van uw kracht, van uw vrijheiden van uw vrede. Al de zegeningen, die de Heere aan Zijn volk had geschonken, hadden het geestelijk kennen van Hem ten doel. Opdat ze daardoor zouden weten, dat Hij de Heere is. Maar het had het voorgestelde doel gemist. Dat volk had door hun goddeloos gedraguitgesproken geen lust te hebben aan de kennis van Zijn wegen. Zij zullen evenwel weten dat Hij de Heere is, maar dan in het gemis van al die zegeningen. God heeft er een heilig vermaak in als Zijn volk Hem met vreugde dient. Zo was het geweest. Het vreugdegezang was weerkaatst langs de bergwanden bij de inzameling van de wijnoogst. Men had Zijn lof bezongen. Maar dat Gode verheerlijkende lied werd sinds lang niet meer gehoord. Zij zongen hun liederen bij de offerfeesten van hun afgoden. Maar ook dit lied zal verstommen. Er zal geen weerklank der bergen meer zijn. De roede van Gods verbolgenheid heeft gebloeid. Het einde is gekomen.

Wanneer Gods kind het gemeenschapsleven met Hem verliest door het hart aan de afgoden te verpanden, verstomt het lied, er is geen blijdschap meer in het dienen van de Heere, gemeenschap der heiligen wordt niet meer ervaren. De voorsmaak van het hemelleven niet meer genoten. Dan bloeit de roede van Gods kastijdende liefde. Dan worden zij in het gericht betrokken. Gods ongenoegen wordt ervaren. En zij zullen weten dat Hij de Heere is in het gemis van de blijdschap des Heeren, Die eens hun sterkte was. Dat volk zal ook gebroken worden in zijn macht.

Wat waren zij, wandelend in ’s Heeren wegen, een machtig volk. In elke strijd was de overwinning zeker. Maar ze zullen met machteloosheid geslagen worden. De macht van het leger zal verbroken worden. Geen overwinningslied zal meer gezongen worden. En waren zij tijdelijk ook verarmd, dan brak het jubeljaar weer aan. Maar ofschoon zij nog tot de levenden behoren, zij zullen tot het verkochte niet wederkeren. Dit alles zal een einde hebben. De vijand zal over hen heersen, en in hun machteloosheid zullen zij weten en bekennen, dat Hij de Heere is. In geloofsgemeenschap met Hem is ’s Heeren volk een machtig volk. Maar in het verlaten van Hem wordt het met machteloosheid geslagen.

Geen weerstand meer tegen de driehoofdige vijand. Geen overwinning wordt meer behaald over de zonde. Dan wordt niet meer gezongen: Met mijn God spring ik over een muur, en dring ik door een bende. Het jubeljaar is niet meer in uitzicht. En men zal in zijn machteloosheid weten, dat Hij de Heere is.

Alle handen zullen slap worden, en alle knieën zullen daar henen vlieten als water. Geen moed meer om te leven. De rechtvaardige is moedig als een jonge leeuw. Hun geeft Hij moed en krachten, die hopend op Hem wachten. Dat volk had geen gemeenschap gehad met de offerandenaar de instelling des Heeren, waarin de komst van de Messias wordt voorgesteld. Ze waren de afgoden gaan dienen. En als men dan met zijn afgoden teleurgesteld uitkomt, heeft het geen zin meer, dan is er geen verwachting meer.

Alleen in het verwachten van Christus’ komst in het vlees, van Zijn komst in het hart, van Zijn komst op de wolken des hemels, is er moed om te leven. Dan is het leven zinvol. Kent men die levensverwachting niet, dan zinkt men vroeger of later in moedeloosheid weg. Wat is erger dan moedeloosheid? Ze maakt zorgeloos omtrent de eeuwige dingen, onverschillig voor de aardse taak, gevoelloos voor de medemens, stelt God in beschuldiging en eindigt in zelfbeklag. En zij zullen weten en bekennen, dat Hij de Heere is. God had dit volk gezegend met geld en goed en een levendige handel. Dat is de innerlijke kracht van de welvaart van een volk, dat in de wet des Heeren gaat. Psalm 144: Welgelukzalig is het volk, die het alzo gaat. Welgelukzalig is het volk, wiens God de Heere is.

Maar zij hadden dit alles gebruikt in de dienst der afgoden. In de aankondiging van het oordeel zal hun dit alles ontnomen worden. Het geld zal waardeloos zijn, en er zal geen koopkracht meer zijn. Wanneer men zijn levenskracht zoekt en vindt in tijdelijke goederen, zal men in het oordeel met krachteloosheid geslagen worden, als dit alles ons zal ontvallen. Op de markt van vrije genade gaat het niet om geld en goed, maar om de vervulling van Gods beloften. Pleitend op de belofte, bekwam de worstelaar te Pniël de vervulling, en vond daarin zijn levenskracht. Zo wacht de nieuw-testamentische kerk op de wederkomst van Christus. Leven en pleiten op die belofte geeft draagkracht in alle verdrukkingen. Het afkerige volk had dit verzuimd en nu zal het in zijn kracht gebroken worden, en in hun krachteloosheid zullen zij weten dat Hij de Heere is. Het oorspronkelijke slavenvolk had God in vrijheid gesteld. Lange tijd hadden zij in die vrijheid geleefd, maar zij hadden die vrijheid gebruikt tot een oorzaak voor het vlees. Nu zullen zij van hun vrijheid worden beroofd. Vrijwillig de dienst des Heeren verlaten, waarin alleen de ware vrijheid te vinden is. Vrijwillig de afgodendienst verkozen, waarin zij meenden vrijheid te vinden. De vrijheid van godsdienst zal hun ontnomen worden. De overlevenden zullen gedwongen worden in het heidense Babel de afgoden te dienen.

Ware vrijheid is alleen in het wandelen naar de voorschriften van het Evangelie. Worden die verlaten, vervalt men in wettische dienstbaarheid, dat de ongerechtigheid in de hand werkt, dan vervalt men in slavendienst. En in het gemis van die vrijheid zullen zij weten, dat Hij de Heere is. Ze zullen de vrede zoeken, maar niet vinden. Alleen in geloofsgemeenschap met Hem zal er vrede in het hart zijn. De zonde is de verwoester van de vrede. Welk een kostelijke genade is de vrede. Een harmonische eenheid van het geestelijk en natuurlijk leven vanuit het heilige beginsel des geloofs. Vrede met God door onze Heere Jezus Christus, vrede met de gehele schepping. Die vrede was genoten in de onderhouding van de geboden Gods, in het wandelen in de vreze van Zijn Naam. In de uitvoering van het oordeel zal die vrede worden weggenomen. Dan zal men de vrede zoeken, maar niet vinden, en in het gemis van de vrede zullen zij weten dat Hij de Heere is.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 februari 1967

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Flitsen uit een bijbellezing

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 februari 1967

Bewaar het pand | 4 Pagina's