Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De noodzakelijkheid van de belijdenis (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De noodzakelijkheid van de belijdenis (2)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Heere heeft aan Zijn kerk de Geest der waarheid geschonken om Gods Woord recht te verstaan. En van de beginne werd de kerk verplicht haar belijdenis als een banier en veldteken bekend te maken tegenover de leugen. Zo groeide de eenvoudige doopformule, in het zendingsbevel van Matth. 28 : 19 gegeven, uit tot de apostolische geloofsbelijdenis.
In de strijd met de ketters in de eerste eeuwen van de Nieuw-Testamentische kerk ontstonden de belijdenissen van Nicea an Athanasius.
In de strijd met de pauselijke kerk te Rome ontstonden in de 16e eeuw verschillende geloofsbelijdenissen. De Lutherse kerk in Duitsland had haar Augsburgse belijdenis en de Schmalkaldische Artikelen. In Zwitserland ontstonden de eerste en tweede Zwitserse Geloofsbelijdenis (1536, 1566). In Hongarije ontstond de Geref Confessie) Ezengerina en in Engeland de Westminster Confessie. De noodzaak van zelfverdediging dwong de kerk haar licht niet onder de korenmaat te zetten. De eer van de Koning noodzaakte de kerk haar stem te verheffen om de gezonde leer van Christus te verdedigen. De belijdenis was ook nodig tot behoud van de eenheid van de kerk zelf. Zo verklaart de Schotse belijdenis in 1 560 in haar inleiding, dat deze belijdenis uitgegeven wordt deels om de twijfel van die broeders weg te nemen, wier harten verwond waren en nog zijn door de dwaze verwijten van hen, die het rechte spreken nog niet geleerd hebben, deels om te schaamteloze lasteraars de mond te stoppen, die oordelen over wat zij nog niet eens gehoord. laat staan verstaan hebben.

Om de zuiverheid van de leer te bewaren en dit door te geven aan de nageslachten is de belijdenis noodzakelijk. Zo heeft Calvijn te Genève deze noodzaak direkt ingezien. Na de overgang van Genève naar de Reformatie bezat de stad geen konfessie, maar de predikanten werden door heilige noodzaak gedwongen er één op te stellen. In de voorrede van zijn Catechismus schrijft Calvijn, dat er nu wel een zuivere prediking was, maar dat daarmee de kerk niet kon volstaan. In verband met het Heilig Avondmaal moesten de gemeenteleden instemming betuigen met de opgestelde belijdenis, omdat er velen aan het Avondmaal kwamen van wie de predikanten niet wisten of zij met de belijdenis instemden of zelfs verdacht voorkwamen. Zo schrijft dan Calvijn: "Om nu de consciëntiën van de predikanten te ontlasten, hebben zij geen beter middel weten te bedenken dan het eisen van instemming met een publieke konfessie voor allen, die tot het lichaam van Christus wilden gerekend worden". Zo fungeerde de belijdenis van de eerste dagen der Reformatie af ook als formulier van zuiverheid.

De reformatoren hebben de leus van de dopersen: "Alleen de Schrift" afgewezen en ook later zijn de gereformeerde vaderen in ons land voor het protest van de remonstranten niet geweken. Zij zagen in de gemeenschappelijke belijdenis ook een der uitnemendste middelen om eenstemmigheid in de leer te bevestigen en zo alleen de rechte eendracht in de kerk te handhaven. Predikanten en leden moeten staan op een gemeenschappelijke grondslag.
Ook in ons land is dat van meetaf gevoeld en in praktijk gebracht.
Reeds op de provinciale synode te Armentiers in de Zuidelijke Nederlanden werd besloten dat de ouderlingen en diakenen de Confessie, in deze landen aanvaard, zouden ondertekenen. In Embden (1571) wordt in art. 2 der Akta uitgesproken: "Om de eendracht in de leer te bewijzen tussen de Nederlandse kerken, heeft het de broeders goedgedacht de Belijdenis des Geloofs der Nederlandse kerken te onderschrijven; insgelijks ook de belijdenis der kerken in Frankrijk te ondertekenen om daarmede haar verbinding en enigheid met de Franse kerken te betuigen, zekerlijk vertrouwende, dat de dienaren der Franse kerken ook van haar kant de Belijdenis des Geloofs der Nederlandse kerken, tot getuigenis der onderlinge eendrachtigheid, onderschrijven zullen".
In de Zuidelijke Nederlanden hebben de kruiskerken de geloofsbelijdenis van Guido de Brés op de synode van Armentières aanvaard en haar ondertekening geëist. Ook in de Noordelijke Nederlanden stelde men op de eerste synoden de ondertekening verplicht. Opzettelijke binding aan de belijdenis, die door de kerk als akkoord van de kerkelijke gemeenschap aanvaard was, achtte men noodzakelijk voornamelijk voor de dienaren des Woords. De Kerk der Reformatie beleed dat de Heilige Schrift de enige regel des geloofs is, daarom stelde zij de belijdenis niet naast de Schrift, maar onder de Schrift, maar wel noemde zij de belijdenis "een repetitie der Heilige Schrift", een korte samenvatting van Gods Woord, waarmede zij te kennen gaf, dat zij de band met de Heilige Schrift nimmer verbroken wenste te zien. In de belijdenis zelf is met nadruk op de voorgrond gesteld, dat zij niets anders is dan een korte samenvatting van de waarheid.
De belijdenis spreekt dan ook uit dal men geen mensenschriften gelijk mag stellen met de Heilige Schrift, noch de gewoonte met de waarheid Gods, noch de grote menigte, noch de oudheid, noch de successie van tijden of personen, noch conciliën, dekreten of besluiten (art. 7 Ned.GeI.BeI.). Ook dat de Heilige Schrift geen bevestiging van mensen nodig heeft, ook niet van de kerk, omdat Gods Woord volle autoriteit heeft omdat God daar Zelf in spreekt. Gods Woord geeft zelf van zijn gezag genoegzame kennis. Verder zegt de belijdenis: de Heilige Geest geeft getuigenis in onze harten, dat de boeken van de Heilige Schrift van God zijn, om ons geloof daarnaar te regelen, daarop te gronden en daarmede te bevestigen (art. 7). De Reformatie sprak daarom ook van een gezag van de belijdenis omdat zij weergeeft wat in de Heilige Schrift geleerd wordt. De belijdenis bezit gezag binnen de gemeenten, die haar aanvaard hebben. De eenheid van belijdenis is de grondslag, waarop de kerkelijke gemeenschap van de gemeenten staat. Waar die eenheid van dezelfde belijdenis is, omdat men van harte instemt met de belijdenis, daar heeft de belijdenis als formulier dan ook geestelijk en kerkrechtelijk gezag. Omdat de belijdenis als uitdrukking van het geloof aanvaard is, zijn de kerk en haar leden aan haar gebonden. En al hebben de geref. vaderen het beroep van de belijdenis op de Heilige Schrift erkend, en daarmee beleden dat de belijdenis niet onveranderlijk is, zolang de belijdenis echter AKKOORD VAN KERKELIJKE GEMEENSCHAP is, zijn de kerk en haar leden aan haar gebonden.
De belijdenis die in de bloeitijd van de kerk ontstaan is, bezit niet het absolute gezag gelijk de Heilige Schrift, maar zij is toch een stuk van het leven van de kerk der Reformatie. Dit blijkt wel uit de historie en hoe zij ontstaan is.
Guido de Brés heeft in de drang der tijden, toen de gemeente Gods ten dode werd vervolgd, in de belijdenis uitgesproken wat in de zielen van Gods kinderen doorleefd en geloofd werd. Hij heeft dit getoetst aan het Woord Gods en vergeleken met wat andere Gereformeerden reeds beleden hadden. Deze belijdenis is toen aanvaard als de uitdrukking van het geloof waar de Gereformeerden één in waren.
Omdat de belijdenis met bloed gedoopt is, achtten de geref. vaderen het niet juist, en ze hebben er zich ook met klem tegen verzet om de belijdenis voortdurend te herzien, zoals de remonstranten wilden. Wettig ingediende gravamina tegen bepaalde uitspraken der belijdenis wilden de contra-remonstranten wel ten volle overwegen en aan de Schrift toetsen, maar zij wilden de deur niet openzetten om de belijdenis -zonder wettige redenen altijd herzienbaar te stellen. Zó hebben de geref. vaderen in de bloeitijd van de kerk zich uitgesproken. Dan moet men zeker in onze geestelijk arme tijd de oude belijdenis niet opnieuw willen formuleren. Het zal de deur openzetten voor allerlei ketterijen en juist in het begeren van het vernieuwen van de belijdenis spreekt men uit dat men van de oude rechtzinnige waarheid afscheid heeft genomen, tot schade en eeuwig verderf van kerk en leden.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 mei 1987

De Saambinder | 8 Pagina's

De noodzakelijkheid van de belijdenis (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 mei 1987

De Saambinder | 8 Pagina's