Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

LOTERIJEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LOTERIJEN

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

Het lot wordt in den schoot geworpen, maar het gehele beleid daarvan is van den HEERE (Spreuken 16 : 33). Diverse lezers zullen zich wellicht afvragen of het nu wel nodig is om een artikel over loterij op te nemen in In het Spoor. En inderdaad, onder de lezers van In het Spoor zullen zeer weinigen zich met loterij ophouden. Echter, als we ons oor hier en daar te luisteren leggen, dan blijkt deze zaak binnen de Gereformeerde Gezindte wel aan invloed te winnen. Daarbij komt ook dat we zeker in onze tijd niet meer kunnen volstaan met een bepaalde zaak af te wijzen door te zeggen dat we ons daar om principiële redenen verre van wensen te houden. Men verlangt ook uitleg waarom we ons van bepaalde zaken distantiëren.

Verder is een belangrijke reden om eens op dit onderwerp in te gaan, het feit dat we ongewild regelmatig met deze materie geconfronteerd worden, doordat we enveloppen in onze brievenbus vinden waarbij ons unieke aanbiedingen gedaan worden door diverse instellingen die zich met een of andere vorm van loterij bezighouden. Dit maakt het temeer noodzakelijk dat we regelmatig opgescherpt worden omtrent deze zaken om een zekere gewenning aan de zonde te voorkomen. Daarmee handelen we ook in de lijn van ds. P. Zandt die in de Tweede Kamer nogal eens het verwijt te horen kreeg dat hij steeds op hetzelfde aambeeld hamerde, dat wil zeggen, dat hij iedere keer opnieuw tegen dezelfde zonden kwam te waarschuwen. De apostel Paulus vond het niet bezwaarlijk om iets meer keren te zeggen. In Filippensen 3 : 1 zegt hij: Dezelfde dingen aan u te schrijven is tnij niet verdrietig, en het is u zeker. En tenslotte zien we ook in het vijfde boek van Mozes, Deuteronomium, hoe vaak Mozes daar het volk Israël oproept om de Heere te vrezen en Zijn geboden te onderhouden.

Gelet op de genoemde argumenten lijkt het ons goed om enige aandacht in In het Spoor te schenken aan het onderwerp loterij. Achtereenvolgens zullen we in dit artikel stilstaan bij de geschiedenis van de loterij, het geoorloofd gebruik van het lot en het ongeoorloofde gebruik. Steeds zullen we hierbij hoofdzakelijk Gods Woord en de geschriften van onze vaderen aan het woord laten. Aan het eind van dit artikel hopen we dan opnieuw duidelijkheid verschaft te hebben over de vraag hoe onze houding en ons standpunt ten opzichte van de loterij behoren te zijn.

Geschiedenis en huidige situatie

Loterij is niet iets dat pas in de laatste decennia of na de Tweede Wereldoorlog grote opgang binnen ons vaderland heeft gemaakt. In ons land bestaat de bekende Nederlandse Staatsloterij al ruim 270 jaar. Zij werd in 1726 in het leven geroepen onder de naam van "generaliteitsloterije". Zij had tot doel een einde te maken aan de vele particuliere, gewestelijke en stadsloterijen. Vóór 1726 hadden verschillende stadsbesturen reeds ontdekt dat er met loterijen geld te verdienen was. Om zoveel mogelijk deelnemers voor zo'n stadsloterij aan te trekken, probeerden de steden elkaar te overtreffen wat het prijzengeld betrof.

Van het feit dat er sinds enkele eeuwen binnen ons vaderland sprake was van loterij en kansspelen getuigen ook de waarschuwingen in de geschriften van onze oudvaders. De loterij valt nu in ons land onder de wet op de kansspelen. Overeenkomstig de huidige wettelijke voorschriften komt een belangrijk deel van de totale opbrengst van de loterijen ten goede aan een aantal stichtingen en verenigingen die werken aan een zogenaamde schonere en rechtvaardigere wereld. Deze verenigingen en stichtingen behartigen dus doeleinden van algemeen belang die gelegen zijn op het terrein van ontwikkelingssamenwerking, het milieubehoud en de humanitaire hulpverlening. Omdat het zogenaamd voor "een goed doel" is, wordt men vrij regelmatig aangespoord om mee te doen aan deze loterijen, ondanks dat hierdoor de winzucht bij het publiek wordt aangewakkerd en op deze wijze gelden onttrokken worden aan het huishouden in gezinnen waarin deze soms slecht gemist kunnen worden.

Afschaffing van het loterij wezen zou een verlies van baten betekenen. Zulk een verlies aan baten kan men niet maken, zo redeneert men thans, omdat er vele nuttige instellingen zijn die uit de loterijen gelden ontvangen. Het doel heiligt de middelen, zegt men dan. Zo stond er eens in een rooms-katholiek blaadje een vraag van iemand of spelen in de loterij afgekeurd moest wor-

den als men een deel van de opbrengst aan de kerk zou afstaan. Het antwoord was dat men op dit goede voornemen de zegen kon verwachten. Men wordt opgewekt om mee te doen voor een goed doel; men legt de nadruk op het goede doel dat men op deze wijze ondersteunt. Maar het is in feite de zonde van begeerlijkheid, waarvan in het tiende gebod gesproken wordt, die zo gestimuleerd wordt. En tegen die zondige zucht naar rijkdom waarschuwt ook de apostel Paulus - er is dus niets nieuws onder de zon! - als hij schrijft aan Timotheüs: Doch die rijk willen worden, vallen in verzoeking en in den strik, en in vele dwaze en schadelijke begeerlijkheden, welke de mensen doen verzinken in verderf en ondergang; want de geldgierigheid is een wortel van alle kwaad (1 Tim. 6 : 9 en 10a).

Het geoorloofde gebruik van het lot

In Gods Woord kunnen we vele malen lezen over het gebruik van het lot. Benedictus Pictet (1655-1724) somt een aantal voorbeelden op als hij in zijn Christelyke Zedekunst antwoord geeft op de vraag of men zich van het lot kan bedienen zonder dat men Gods naam ij del gebruikt? Hij schrijft:

"dat men het lot in zommige gevallen, zonder misbruik van Godts Naame, mag gebruiken. Godt Zelf heeft het gebruik van 't lot ingestelt. Hy wilde dat de verdeelinge des landts van beloften door 't lot geschiedde; Numeri XXVI: 55. Door 't lot wierd de bok uitgekozen, die Gode moest geoffert worden; Levit. XVI: 8. de heilig schending van Achan ontdekt; Jozua VII: 14, 15. en Matthias tot het Apostelschap gekoren; Handel. I : 26. Ook zegt de wyze Koning, Spreuk. XVI : 33. 'Het lot wordt in den schoot geworpen, maar het gansche beleit daar van is van den Heere

Derhalven is 't geoorloft het lot te gebruiken, 'tzy in goedtscheidingen, of enige verkiezingen, om krakkeelen en kuiperyen voor te koomen, en in andere diergelyke gelegentheden "".

Het is interessant op te merken dat Pictet het gebruik van het lot bij erfeniskwesties dus goedkeurde. In de voorbeelden die Pictet uit Gods Woord aanhaalt, is er steeds sprake van een heilig gebruik van het lot dat op

"Het einde, om armen en kerken te onderhouden, kan de loterijen niet meer goed maken dan Sauls oogmerk om den Heere van het verbodene geroofde te offeren; men moet geen kwaad doen, opdat het goede daaruit kome, een goed einde moet ook een goede wijze, om dat te bekomen, hebben"

-Ds. Wilh. a Brakel, Redelijke Godsdienst, dl. 2, 1985, p. 102-

Gods bevel geschiedde en waarbij de naam des Heeren werd aangeroepen. In het werpen van het lot werd zo een beroep gedaan op de beschikking des Heeren. Het op deze wijze gebruik maken van het lot is zeker geoorloofd.

Het lot werpen in plaats van stemmen

In het boek De bijbellezingen over de profeet Jona van de eerwaarde heer Van Leeuwen kunnen we lezen hoe deze zelfs de voorkeur geeft aan een heilig loten in kerk en staat boven het stelsel van stemmen waarbij de meerderheid beslist. Hij zegt daarvan het volgende:

"Loten werpen. Oudtijds maakte men daar veel gebruik van, om de wille Gods te kennen. (..) Het is geoorloofd, mits het met diepen eerbied gebruikt wordt en geen andere beslissing mogelijk is, want het is God inroepen als scheidsrechter, Zijn uitspraak verwachten en dat dient alleen in 't uiterste geval, anders is het God verzoeken. (..)

Nog eens: waar geen andere beslissing kan gevonden worden, dan het lot onder aanroeping van den Naam des Heeren geoorloofd, dan heeft het meer grond in het woord dan ons stelsel van stemmen en de macht toekennen aan de helft plus één - dat is revolutionair en de heillooze vruchten blijven niet uit in Kerk en Staat. Noem dat nu een onpractische opvatting, ik heb er vrede mee, maar [ik] zie het niet anders, dan dat de hooggeroemde democratie zich verzet tegen de theocratie." 2 '

Ds. Wilhelmus a Brakel zegt in zijn Redelijke Godsdienst ook dat het lot wel gebruikt mag worden in situaties waarbij men in de gewone weg geen uitslag of uitkomst heeft. Na gewezen te hebben op Bijbelse voorbeelden (Lev. 16 : 8-9; Num. 26 : 55-56 en Hand. 1 : 26), schrijft hij:

"Het lot komt alleen te pas in gewichtige verschillen, in zake van groote aangelegenheid, waaraan de

welstand van de samenleving der menschen hangt, en komt te pas in zulke zaken, waaraan men anders ge enen uitslag kan hebben, of waarin de hand Gods uitdrukkelijk gezien moet worden, als: in de deeling des lands Kanaan, in de twee bokken, in de verkiezing van een twaalfden apostel: 'Het lot doet de geschillen ophouden, en maakt scheiding tusschen de machtigen', Spr. 18 : 18. 3>

In het lot verwacht met een uitkomst tot verheerlijking van God. Een voorbeeld uit de geschiedenis waarbij het lot geworpen werd en de uitkomst tot verheerlijking Gods was, vinden we beschreven in het bekende boekje Dertien ogen of een wonder Gods. De daarin beschreven historische gebeurtenis vond in de 17e eeuw in Duitsland plaats tijdens de regering van Friedrich Wilhelm.

Twee van moord verdachte mannen ontkenden de moord gepleegd te hebben, zelfs na de in die tijd gebruikelijke folteringen. Toen de rechters niet in staat bleken te zijn om achter de waarheid te komen, werd deze zaak aan de keurvorst voorgelegd. Nadat hij de beide mannen gehoord had en er ook niet uitkwam, beval hij dat de zaak door een Godsgericht moest worden beslist. "Zulk een Godsgericht was in die tijd nog gebruikelijk. De kinderlijke vrome zin onzer voorvaderen verwachtte, dat in duistere gevallen als deze God Zelf door een wonder de schuld, of de onschuld van een aangeklaagde, aan het licht zou brengen" 45, aldus de schrijver van het genoemde boekje. Na een godsdienstige oefening en onder aanroeping van de naam des Heeren worden de dobbelstenen gewoipen. De werkelijke dader gooit eerst en hij behaalt twaalf ogen. Het maximaal haalbare dus. Vervolgens is de onschuldige man aan de beurt. Hij is zo goed als zeker verloren, maar dan gebeurt het wonder. Eén van de twee dobbelstenen breekt middendoor. Boven liggen nu zes ogen van de éne helft, één oog van de andere helft en zes ogen van de dobbelsteen die niet gebroken is, tezamen dus dertien ogen! De Heere sprak hem vrij!

Het ongeoorloofde gebruik van het lot

Het meest voor de hand liggende voorbeeld van een ongeoorloofd gebruik van het lot is het deelnemen aan een loterij. Inleggen in een loterij is Gods voorzienigheid misbruiken; het is God verzoeken.

Zich in waarheid aan de voorzienigheid onderwerpen kan alleen in het ware geloof. Het tegenovergestelde zien we bij een Goddeloos gebruik van het lot, wat uit het ongeloof voortspruit. Naar aanleiding van Zondag 10 merkt ds. G.H. Kersten in zijn verklaring van de Heidelbergse Catechismus het volgende hierover op:

"Over het lot gaat de voorzienige besturing Gods (..). Er is nu een gebruik van het lot, dat heilig is; als het namelijk niet in spel om eigen geluk en voordeel, doch om de wil en de beslissing Gods te doen zij, te Zijner heerlijkheid. Maar vervloekt is het spel, dat onheilig speelt met Gods voorzienige besturing. En het klaagt onze regering aan bij God, dat steeds nog in ons land een staatsloterij wordt in het leven gehouden, die het volk op de kwade weg doet wandelen." 5)

Ook ds. P.J. Dorsman keerde zich tegen het onheilig gebruik van het lot. Hij schreef dat bij de priesters

"... elke dagorde maar één week in het halfjaar in het heiligdom des Heeren werkzaam was; de overige tijd des jaars moesten zij in de plaats hunner inwoning het volk onderwijzen in de rechten en in de inzettingen des Heeren, om in dat alles de wet Gods te handhaven. En wanneer nu zulk een dagorde was opgegaan, dan werd elke priesterlijke arbeid bij loting aangewezen. Dat was dus een heilig gebruik van het lot, waar het lot in de schoot geworpen wordt en het ganse beleid daarvan is van de Heere. Dat is wat anders dan het onheilig misbruik, waarin een mens het aanwendt tot zijn geluk, spottende met Gods aanbiddelijk voorzienig bestel (vet; MdB), in allerlei vormen van loterij, die een schande zijn voor ons vaderland! Maar hier is het alleen om de beslissing des Heeren te doen." 6>

Eveneens wijst ds. Wilhelmus a Brakel in zijn Redelijke Godsdienst ons erop dat het deelnemen aan loterijen spotten met Gods voorzienigheid is en voortkomt uit een zondige begeerte naar rijkdom. Hij schrijft onder andere:

"Het lot is een buitengewoon middel om in een zeer gewichtig geval Gods wil te weten. In het lotspel nu is geen gewichtig geval, geen zaak des verschils; men zoekt daardoor niet den wil Gods te weten, om zich dien te onderwerpen; dies is het lotspel een verzoeken van God, dat verboden is: 'Gij zult den Heere, uwen God, niet verzoeken' (Matth. 4:7). Verzoeken is den gewonen weg, ons voorgeschreven, te verlaten, en wat buitengewoons van God begeeren. 't Is spotten met Gods Voorzienigheid, en Hem te maken tot een dienaar van hunnen dwazen wil (..). Uit het gezegde blijkt ook dat de publieke loterijen,

van de overheden ingesteld tot onderhoud van armen of kerken, ongeoorloofd zijn. Want:

1. De lotspelen en de loterijen zijn van dezelfde natuur; is 't één ongeoorloofd, het andere ook (..). 2. Door de loterijen wordt het den eenen onttrokken, en de andere krijgt het (..). 3. Het inleggen in de loterijen komt voort uit een hart, dat niet vergenoegd is met zijnen staat, dat rijk wil worden, en daardoor in dwaze begeerlijkheden valt; een ieder gaapt naar den hoogsten prijs"! (..). 7 '

In strijd met het derde en achtste gebod

Loten in een loterij is feitelijk op een onheilige wijze de Heere aanroepen of Hij ons in Zijn voorzienig bestel gunstig wil beschikken. Indirect is het dus een ijdel gebruiken of misbruiken van Gods naam. Terecht beschouwt ds. Wilhelmus a Brakel het deelnemen aan een loterij dan ook als een overtreding van het derde gebod. Hier sluit een man als ds. Bern. Smytegelt zich geheel bij aan. 8)

Ds. Smytegelt acht bovendien het loten, dobbelen en spelen te zijn in oog lopende overtredingen van het achtste gebod.

De Heidelbergse Catechismus wijst ons in Zondag 42 erop dat tot "dieverij" ook behoort "alle boze stukken en aanslagen, waarmede wij onzes naasten goed denken aan ons te brengen, hetzij met geweld, of een schijn des rechts" (..), of door enig middel, van God verboden." Nu met betrekking tot het geld dat ingelegd wordt in bijvoorbeeld een loterij, zegt ds. Smytegelt letterlijk:

"De menschen ontstelen het zichzelven en hunnen vrouwen en kinderen, of vrienden. Die winnen of verliezen, zij ontstelen het zichzelven, of hun naasten. Dat is niet alleen eene zonde tegen het derde, maar ook tegen het achtste gebod." 9 '

Kortom, een loterij "is geen middel om rijk te worden, en verkrijgt gij er wat door, gij kunt er God niet voor danken " 10)

Misbruik van Gods gaven

"Alle misbruik en verkwisting Zijner gaven", rekent de Heidelbergse Catechismus in Zondag 42 eveneens tot de zonden tegen het achtste gebod. Wat is nu het aankopen van loten anders dan een verkwisten en verspillen van het inkomen dat de Heere ons doet toekomen? Van al hetgeen de Heere ons schenkt, zal verantwoording afgelegd moeten worden! Niet door loterij en alle andere vormen van goklust dienen we ons bezit te verwerven, maar door wettelijke middelen, namelijk door getrouwe arbeid.

Loterijen bevorderen de goklust en worden ons als iets onschuldigs voorgehouden, maar de geest van onze tijd wordt er mede door bedorven, daar ze de hebzucht, het egoïsme en de afgunst bevorderen. Noodzakelijk is dat een andere geest met ons is waarvan we lezen in Gods Woord in Numeri 14. We lezen daar dat de Heere van Zijn knecht Kaleb zegt dat een andere geest met hem is geweest en dat hij volhard heeft om Hem na te volgen.

De oude SGP-voormannen en de loterij

Nu we de belangrijkste argumenten tegen deelname aan loterijen genoemd hebben, willen we nog gaan bezien hoe mannen als ds. Zandt en ds. Kersten in de politieke praktijk tegen loterijen stelling namen. In hun geschriften en in de Tweede Kamer hebben zij hun standpunt over het loten duidelijk naar voren gebracht en uiteengezet.

In de tijd van ds. Kersten en ds. Zandt treffen we in de Eerste en Tweede Kamer diverse kamerleden aan die hun mond vol hebben over de sociale nood onder bepaalde groepen van ons volk. Zij wensen op te komen voor de zogenaamde "minima". Maar dat er onder deze groepen van de bevolking zich ook personen bevinden die hun geld vergokken in staatsloterijen, voetbaltoto's of totalisators, dat deert hen niet; daar hebben ze geen

boodschap aan. Ds. P. Zandt daarentegen heeft namens de SGP meermalen in de Tweede Kamer ernstig aangedrongen op een wet waarin afschaffing van de staatsloterij werd beoogd. Hij wees de regering erop dat geld verdienen door middel van het lotspel in het wezen van de zaak zondig is, daar het bij vele mensen de kwade begeerte tot hebzucht om ongeoorloofde winst binnen te halen prikkelt. Daarbij citeerde hij eens het oude volksrijmpje: "loterij en spel baant er menigeen den weg naar de hel." n) En in een van zijn redevoeringen in de Tweede Kamer zei Ds. Zandt onder andere het volgende:

"Bij de loterij aanbidt men het fortuin boven den levenden God. De drie stomme afgoden, fortuin, noodlot en toeval, die de oude Engelsche theologen te recht des duivels drie-eenheid hebben geheeten, worden hierbij niet weinig aangebeden. Men spreekt toch bij die loterijen, dat bij het winnen van den prijs de fortuin welgezind was, of bij het gestadig trekken van een niet, dat het noodlot achtervolgt. Het is toch zonneklaar, dat bij de loterijen de zucht om door de fortuin, dat is door het geval, door een kans rijk te worden, bij den deelnemer voorzit. Juist dat aanvaarden van deze machten in de plaats van den levenden God als Beschikker en Bestuurder van ons lot en bestaan is niet anders dan de wortel ener schrikkelijke afgoderij. Een geweldig kwaad, dat niet scherp genoeg kan afgekeurd worden. In het leven van een Christen dient vóór alles gevraagd naar de gunst en goedkeuring van den levenden God. Het weinige in Zijn gunst is beter dan de overvloed der goddeloozen. Huis en hart, spijs en drank uit de hand van Gods gunst te mogen ontvangen is of althans behoort een der eerste zorgen voor een Christen te zijn. Niet hoe bekom ik grooteren en meerderen rijkdom, maar bezit ik, hetgeen ik bezit en verkrijg onder het welgevallen des Allerhoogsten, dient de voornaamste vraag te zijn. Met deze vraag wordt bij de loterij geenerlei rekening gehouden. (..). Om kort te gaan, in heel die geldloterij zien we niets dan een kwaad, dat de Overheid nu al jarenlang in de Staatsloterij duldt en dat hoe eerder hoe beter den kop in moet worden gedrukt." n)

Totalisator

Behalve tegen de staatsloterij is ook tegen de totalisator (wedden in paardensport) door de voormannen van de Staatkundig Gereformeerde Partij het woord gevoerd. Sociaal en moreel ligt dit in hetzelfde vlak als de staatsloterij. Bij de behandeling van de ontwerptotalisatorwet in 1948 in de Tweede Kamer sprak de heer C.N. van Dis namens de SGP zijn sterke afkeuring uit over deze wet. Deze wet zou het publiek in de gelegenheid stellen om te wedden of te gokken. De regering behoort daar niet de gelegenheid toe te geven, volgens Van Dis. Verder merkte de heer Van Dis op:

"Het hazardspel (= ka? isspel; MdB) toch prikkelt bij duizenden de kwade begeerte tot hebzucht om ongeoorloofde winst binnen te halen. Het wekt bovendien verkeerde hartstochten bij het volk op, doordat het de lust tot gokken en de verderfelijke zin tot speculeren voedt. (...) In plaats van deugden te kweken, werkt het de zonde en de ondeugd in de hand. Het is dus een kwaad, dat scherpe afkeuring verdient en onder geen enkele voorwaarde door de Regering mag worden geduld en - zoals hier bij dit wetsontwerp geschiedt - gereglementeerd. Ook dus niet om een ander kwaad, dat zich bij harddraverijen en wedrennen voordoet, door het optreden der zg. bookmakers door het toestaan van de totalisator, te bestrijden. Dit zou er toch op neerkomen, dat men het ene kwaad met behulp van een ander kwaad wil gaan keren, dat men de ene zonde door een andere zonde tracht te dekken, hetgeen door Gods Woord ten scherpste wordt veroordeeld." 13 '

Anno 1998

Behalve de Nederlandse Staatsloterij treffen we binnen ons vaderland tegenwoordig een heel scala van loterijen aan die alle worden ingedeeld onder de wet op de kansspelen. Zo kennen we onder meer de postcodeloterij, de bank- en giroloterij, de sponsorloterij, de totalisator, de voetbaltoto en de casinospelen.

Regelmatig vallen er dan ook brieven en pamfletten bij ons door de brievenbus waarin ons unieke aanbiedingen en beloftes gedaan worden ten aanzien van prijzen en winnende nummers. Het wordt ons daarbij erg gemakkelijk gemaakt, daar men via zijn bank- of gironummer aan de loterij kan meedoen. Bovendien gaan steeds meer loterijen gebruik maken van het medium Internet, zodat men zelfs vanuit de huiskamer kan inleggen! Bij al deze vormen hebben we te maken met gokzucht en geldverkwisting. In 1997 werd in ons land ruim twee miljard ingelegd bij de officiële loterijen! 14)

Wanneer we zo de lijnen doortrekken naar onze tijd, dan dienen we te bedenken dat onder de rubriek "misbruik van het lot" eveneens vallen: de kaartspelen, sommige kinderspelen (monopolie, mens-erger-je-niet e.d.), sommige onderdelen op verkopingen van zen-

"Alle loterij is hier veroordeeld; en voorts alle spel, dat toeval en geluk de beslissing in handen geeft. Het kaart- en dobbelspel; de verloting en tombola, tot in z.g.n. Christelijke kringen voor 'goede' doeleinden zo dikwijls gebruikt. Laat ons toezien, in huis en rondom ons; toezien ook, opdat onze kinderen aan het kwaad niet gewennen, ook niet met kinderspelen, waarbij met dobbelstenen geworpen of op andere wijze het 'geluk'te baat geroepen wordt."

-Ds. G.H. Kersten, De Heidelbergse Catechismus, 1983, p. 113-

dingskransen en vrouwenverenigingen (een sprei, een schemerlampje of iets anders door het lot aan iemand toewijzen) en het speculeren op de geldmarkt. Men is er niet mee klaar door er een Christelijk etiket op te plakken en dan te menen: het is geoorloofd. Door op deze wijze voor allerlei Christelijke doelen gelden binnen te halen, daar kan geen zegen op rusten. Wanneer we een indruk hebben van wat loterij inhoudt, dan zullen we ons daar verre van houden. Als er liefde in het hart is voor een bepaald doel, dan gaat de portemonnee vanzelf open.

Ten besluite

Uit hetgeen we hiervoor hebben opgemerkt kunnen we thans wel concluderen dat op grond van de Heilige Schrift het lot soms geoorloofd is. Maar ook hier zien we weer, hoe een geoorloofd gebruik van iets door de mens als gevolg van zijn diepe val in zijn hondshoofd Adam in het Paradijs het gebruik van het lot tot een zondig gebruik kan maken. En dat geldt natuurlijk niet alleen voor het gebruik van het lot, maar voor vele andere zaken waarmee we in het dagelijks leven geconfronteerd worden. Daarbij denken we dan aan het gebruik van telefoon, radio, televisie en internet. In het Paradijs wilde de mens als God zijn en onafhankelijk van God zijn. De kiemen van de val van de mens lagen in zijn hoogmoed en zijn begeerte naar macht. Uit dit principe komt ook de loterij voort, welke de hebzucht en het egoïsme van de mens stimuleren. Het lot dient derhalve heilig gehouden te worden en van misbruik dienen we ons verre te houden. Zonde dient zonde te blijven, ook ten aanzien van de ongeoorloofde loterij. Tenslotte, noodzakelijk zal het zijn voor een ieder onzer, wil het wel zijn, om die Geest tot ons deel te hebben van Wie David zegt in Psalm 119:9 (ber.):

En dat Uw Geest mij ware wijsheid leer', Mijn oog verlicht', de nevels op doe klaren; Dat mijne ziel de wond'ren zie en eer', Die in Uw wet alom zich openbaren.

Noten:

1) Benedictes Pictet, De Christelyke Zedekunst, ...., vertaald door F. Halma, dl. 1, derde boek, 1780, p. 218-219 2) W. van Leeuwen, Bijbellezingen over het boek Jona, 1979, p. 92-94 3) W. ä Brakel, Redelijke Godsdienst, dl. 2, 1973, p. 100 4) Dertien ogen of een wonder Gods, 1996, p. 10 5) G.H. Kersten, De Heidelbergse Catechismus, 1983, p. 113 6) P.J. Dorsman, Zalig op rechtsgronden, z.j., p. 11 7) W. ä Brakel, a.w., p. 101-103 8) B. Smytegelt, Verklaring over den Heidelbergschen Catechismus, z.j., p. 489 9) B. Smytegelt, a.w., p. 568 10) B. Smytegelt, a.w., p. 489 11) Handelingen Tweede Kamer, 1934-1935, 16 november 1934, p. 380 12) Handelingen Tweede Kamer, 1934-1935, 16 november 1934, p. 380 13) Handelingen Tweede Kamer, 1948-1949, 30 september 1948, p. 90 14) "Nederlanders geven 2 miljard uit aan loterijen", in: Reformatorisch Dagblad, 1 september 1998, p. 3

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 1998

In het spoor | 48 Pagina's

LOTERIJEN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 1998

In het spoor | 48 Pagina's