Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DODENHERDENKING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DODENHERDENKING

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Helena Wolthers)

Mei, de schoonste maand van het jaar, de bloeimaand bij uitstek, is weer voorbij. Het wonder van de bloei is van korte duur. De dichter Boutens zong ervan

Buiten kleurt door lichte gaarden 't Korte wonder van den Mei Zijn blos vluchtige vermoeden Van een eeuwger lentetij.

De meimaand roept telkens herinneringen op aan het wrede geweld, dat als een stroom over onze landouwen spoelde.

Maar ook in de bloeimaand viel de dag van bevrijding en een zware last gleed van ons af. Wij konden het niet ten volle verwerken dat het werkelijkheid was: geen gevaar meer, geen gieren van granaten en geen inslag van bommen. En toen wij het wel móésten geloven, dachten wij aan hen, die deze blijde dag niet meer mochten beleven; die gevallen waren in de vreselijke strijd of verraderlijk werden doodgeschoten of verhongerden en verziekten in het een of ander kamp. Geen wonder dat onze gedachten naar hen moesten uitgaan, die zoveel voor de vrijheid hadden gedaan, maar de vruchten niet mochten plukken. Er kwam een dodenherdenking, een ogenblik, waarin de wonden weer worden opengereten, de wonden, die langzaamaan iets waren geheeld.

In het bundeltje „Reservaat" van Helena Wolthers (uitgave Pieters, Oostburg) vinden wij een gedicht met het opschrift „Dodenherdenking". De eerste strofe hiervan luidt:

De wanhoop is verdreven uit dit land en heeft zich elders neergelaten wellicht bij negers of bij aziaten anders van kleur, maar altijd als soldaten verblind marcherend naar de ondergang.

Deze regels spreken voor zichzelf: hier is geen wanhoop meer, maar in andere streken van de wereld zien wij soldaten, die zich spoeden naar het verderf.

Dan gaat de dichteres verder en zegt:

Het machteloos verdriet heeft zich teruggetrokken Op een andere vesting van de dood bewapend met een simultane woede - hier is niets meer dan een behoede welvaartsstaat, „ontworsteld aan de nood."

Het verdriet is niet van de aarde verdreven, want de dood heeft nog andere vestingen, die hij tracht in te nemen. De dood is bewapend met een simultane woede. Het woord simultaan betekent eigenlijk gelijktijdig; een simultaan-speler is aan elk speelbord in harde strijd gewikkeld. Hij probeert overal zijn slag te slaan. Zo gaat ook de dood in grote woede rond; gaat het hier niet dan daar misschien. Vandaar ook het woord „teruggetrokken". Het gaat als met het water in de zee: bij eb is de zee teruggetrokken, maar cle vloed kan straks het strand weer overstromen. Wij, wil de dichteres zeggen, zijn ontworsteld aan de nood, maar wij weten ni.et hoelang, al verkeren wij momenteel in een welvaartsstaat.

Nu gaat de dichteres verder met de derde strofe, waarin we lezen:

Het offer van hun sterven heeft ons niets verworven dan uitzicht op een nieuwe tijdwoestijn daarboven groeien monstrueuze paddestoelen; wij kunnen niets meer denken, niets meer voelen als wij op weg naar die gedenksteen zijn met vruchteloze woorden en pompeuze kransen.

Wij gaan cle slachtoffers herdenken. Wat heeft hun offer gebracht? Is de oorlog nu uit de wereld verbannen? Neen, een nieuw uitzicht doet zich aan onze ogen voor: een nieuwe tijdwoestijn. Een woestijn is een oord waarin geen leven mogelijk is; wij moeten sterven van gebrek en van de schroeiende hitte. En wat zien wij in deze woestijn? Paddestoelen als monsters zo groot. Wie moet hier niet denken aan de geweldige rookontwikkeling, in de vorm van een paddestoel, veroorzaakt door het ontploffen van een atoom-of waterstofbom !

Als wij dit voor ogen hebben, gaan wij wezenloos naar het gedenkteken voor de gevallenen: niets meer denken, niets meer voelen. Alles is niet voorgoed voorbij; het is maar een tijdelijke opluchting. Daarom zijn onze woorden vruchteloos; het zijn klanken die ons niets voor de toekomst kunnen geven. En de pompeuze kransen, zo fijntjes verzorgd met beeldige bloemen,

leggen we neer met een onvoldaan gevoel. Wat zegt ons de bloemenweelde bij het uitzicht op de gevreesde paddestoelen? Nu volgen de slotregels:

Wij zijn degenen die op zerken dansen zij zijn degenen die geborgen zijn.

Hierin zien we een schrille tegenstelling: wij, de overlevenden na de vreselijke oorlog, hebben reden om blij te zijn. De dag na de dodenherdenking is de bevrijdingsdag, de dag van blijdschap; wij kunnen wel dansen van vreugde, maar dat dansen is een dansen op zerken. Wij jubelen in het zicht van de dood: de grafzerken zijn heel dichtbij; er is maar één schrede tussen ons en de dood.

De anderen zijn zij, die in het graf liggen; die zijn geborgen, ook voor het komende geweld dat over d.e aarde, dan hier dan ginds zal gaan.

Als wij nu het gedicht in zijn geheel lezen, zal het beter aanspreken. En dan is het een gedicht dat de dodenherdenking ten volle weergeeft: alles is somber en troosteloos, in mineur geschreven.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juni 1966

Daniel | 16 Pagina's

DODENHERDENKING

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juni 1966

Daniel | 16 Pagina's