Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In 2000 geen reformatorisch onderwijs meer?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In 2000 geen reformatorisch onderwijs meer?

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op 8 september 1986 aanvaardde Dr. N. L. Dodde het ambt van bijzonder hoogleraar in de geschiedenis van het onderwijs, in het bijzonder in de geschiedenis van het Nederlandse onderwijs in relatie tot maatschappelijke ontwikkeUngen, ideeën over volksontwikkeling en gevoerd onderwijsbeleid vanwege de Maatschappij tot Nut van het Algemeen te Utrecht.

REDE

Dodde stelde in zijn rede „De toekomst lijkt verleden tijd" dat de geschiedenis van het onderwijs te zien is als een conjunctuurbeweging. Als het ware op - en neergaande golfbewegingen, die zich uitstrekken over een bepaalde tijd. A.h.w. lange, middellange en korte , , golven". Dit beeld ontleende hij aan de economische wetenschappen en paste dit toe op de geschiedenis van het onderwijs.

Zo onderkent hij in de lange termijn vier historische perioden in de geschiedenis van het onderwijs. Hij neemt voor elke periode ongeveer 200 jaar en komt tot de volgende indeling: van 1200-1400, van 1400-1600, van 1600-1800 en vanaf 1800 - heden (2000). In elke periode domineert een bepaalde levens-en wereldbeschouwing.

VIER PERIODEN

Het onderwijs was in de eerste periode (1200-1400) volgens Dodde overwegend gericht op de religieuze vorming van het kind. In deze periode domineerde de roomse levens-en wereldbeschouwing. Kinderen leerden het Onze Vader, Ave-Maria's, gebeden en psalmen. De school moest als het ware de kerk helpen bij de christianisering.

De tweede periode (1400-1600) voegde aan deze religieuze vorming het kennisaspect toe. Het belang daarvan werd nadrukkelijk ingezien. De opkomst van de steden vergde meer administratie. Leerhngen kregen les in lezen, soms schrijven, altijd zingen en soms rekenen. Ook in deze periode domineerde de roomse levens-en wereldbeschouwing.

Het kenmerk van de derde periode (1600-1800) is de „leescultuur van de Calvinistische levens-en wereldbeschouwing". De leerlingen moesten de Bijbel leren lezen. Tevens aandacht voor andere vakken. Deze periode was een stimulans voor het volksonderwijs, zeker door het stichten van de armenscholen. Deze scholen kenden namelijk de verplichting tot schoolbezoek. Het analfabetisme werd hierdoor sterk teruggedrongen.

De periode vanaf 1800 wordt „gedetermineerd door een christelijk-humanistische levens-en wereldbeschouwing". Het onderwijs moet de algehele ontwikkeling van het kind bevorderen. Op den duur leidt dit tot rationahstisch onderwijs.

NA 2000

Dodde is stellig van mening dat de levens-en wereldbeschouwing voor de vijfde periode zich reeds heeft aangediend. Namelijk „een humanistische visie op mens en samenleving, die uitgaat van de relativiteit van het menselijk bestaan". In deze visie is geen plaats voor boven-en buitenmenselijke waarden en normen. Iedereen moet zich kunnen ontplooien overeenkomstig zijn mogelijkheden. Deze visie op de mens leidt volgens Dodde tot , , een vorm van onderwijs, waarin de continue ontplooiing en ontwikkeling van de afzonderlijke mens prioriteit verkrijgen".

Volgens Dodde kunnen alle leerlingen straks naar één school. Openbaar en bijzonder onderwijs kunnen goed samengaan, want „didactisch-methodisch gezien is het bijzonder onderwijs niet veel meer dan een protestantisering dan wel een katholisering van het openbaar onderwijs". Alsof de strijd voor het christelijk onderwijs om de didactiek of methodiek gevoerd is!

Aan de andere kant moet vastgesteld worden dat de richtingen vervagen. De secularisatie eist tol. Uit onderzoeken naar schoolkeuzemotieven is gebleken dat ouders een school niet per definitie kiezen om de richting. Maar Dodde meent op grond van dergelijke onderzoeken aanbevelingen te moeten doen voor de spreiding van scholen. Maar is de feitelijke keuze wel genoeg onderzocht? Bovendien dient de keuzevrijheid van ouders gerespecteerd te worden.

NAAR ÉÉN SCHOOL?

Dodde beveelt één nationale school aan. Dat is niets nieuws, want de Maatschappij tot Nut van het Algemeen huldigt sinds jaar en dag de opvatting van de „ideologie van de éne schoolbank", waarin „kinderen van orthodoxen en liberalen, roomschen en Israëlieten (. . .) naast elkander op ééne bank zitten, uit één boek lezen, naar dezelfde onderwijzer luisteren".

Het ware te wensen dat er inderdaad één nationale school zou komen voor b.v. kinderen van 4 tot omstreeks 12 jaar, maar dan een waarlijk gereformeerde school, die uitgaat van een gereformeerde overheid, waarop de gereformeerde kerk (Synode van Dordt!) een overwegende invloed zou kunnen uitoefenen. In dat ideaal herkent de SGP zich! Bij het ontbreken daarvan blijven het christelijk onderwijs op reformatorische grondslag een noodzakelijk alternatief.

De studiesecretaris

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 april 1987

De Banier | 20 Pagina's

In 2000 geen reformatorisch onderwijs meer?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 april 1987

De Banier | 20 Pagina's