Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT HET DOOPFORMULIER

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET DOOPFORMULIER

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het nummer van 3 januari jongstleden schreven we over de drie verbonden, waarover we ook reeds in vorige nummers onze opmerkingen hadden gemaakt. \V doelt men met de drie-verbonden-leer en waarin ligt het voornaamste onderscheid tussen de voorstanders van twee verbonden? a t

Dit onderscheid ligt hierin, dat de laatsten stellen, dat het verbond der genade en het verbond der verlossing hierin overeenkomen, dat in beide alleen uitverkorenen, zijn begrepen.

De aanhangers van de drie-verbonden-leer nemen echter veel meer personen in het verbond der genade op dan er in het verbond der verlossing begrepen zijn. Volgens de laatsten zijn allen, die in aanmerking komen om gedoopt te worden op gelijke wijze in het verbond der genade.

Prof. Schilder schreef dat in het verbond der genade gelijkelijk zijn, die door God bemind en die door Hem gehaat zijn. Op dat gelijkelijk komt het aan. Want ook de voorstanders van de leer der twee verbonden geven toe, dat de niet-uitverkoren gedoopten ook in het verbond betrokken zijn. Maar dan maakt reeds Paulus dit onderscheid, dat sommigen er in zijn als kinderen des vleses en anderen als kinderen der belofte.

Nu ga ik hier niet verder in dit artikel op door, want ik heb iets anders te behandelen. Maar vooraf moge ik twee opmerkingen maken. In het artikel van 3 januari j.1. staat in de eerste kolom halverwege: , , Dit was de algemene gereformeerde leer. Comrie en Brakel hebben hier een wijziging in aangebracht". Men gelieve voor Brakel, Braké te lezen. Dit wil niet zeggen dat vader Brakel een voorstander is van de drieverbonden-leer. Het wil alleen zeggen, dat hij het verbond der verlossing en het verbond der genade niet vereenzelvigde. Ik merk dit nadrukkelijk op, omdat een lezer mij er opmerkzaam op maakte dat Ds. Jongeleen in zijn , , Lesboek over de gereformeerde Godsleer" leert, dat W. a Brakel en Witsius en Ds. I. Kievit en anderen het verbond der Verlossing en het verbond der Genade als twee verbonden aanmerkten. Dit kan tot misverstand aanleiding geven. De genoemden maakten wel onderscheid tussen de genoemde twee verbonden, doch leerden niet, dat het genadeverbond gelijkelijk met uitverkorenen en verworpenen was opgericht.

Men heeft dus in de gereformeerde theologie twee stromingen. Sommigen vereenzelvigen het verbond der verlossing en het genadeverbond anderen hebben tegen deze vereenzelviging bezwaar. Maar de laatsten zijn daarmee geen voorstanders van een wezenlijk onderscheid tussen de twee genoemde verbonden. Hiernaast zijn dan de mannen van de derde opvatting, volgens welke uitverkorenen en verworpenen op dezelfde wijze in het genadeverbond zijn. Misschien dat er echter onder z.g. voorstanders van de drie-verbonden-leer ook weer verschillen zijn. Ik stel mij voor, dat er daar weer onder zijn, die alleen maar willen leren, dat alle kinderen der gelovigen, kinderen der verbonds zijn, zij het niet allen op dezelfde wijze. Het is niet goed dunkt mij zo maar direkt iemand te veroordelen, omdat hij iets zegt of schrijft, dat als een drie-verbonden-leer kan uitgelegd worden. Men kan beter zichzelf eerst eens rekenschap geven van de moeilijkheden, die er liggen. Het is nog niet zo gemakkelijk om de Heilige Schrift nauwkeurig en getrouw weer te geven en uit te leggen.

En nu de vraag van vandaag. Naar aanleiding van het artikel in het nummer van 22 november 1958 zond iemand een brief, waarin hij het Doopformulier ter sprake brengt. Hij verstaat het zo, dat daarin geleerd wordt, dat aile gedoopten zalig worden. Maar dat kan hij toch niet aanvaarden. Hoe moet het nu?

Bij de schrijver is klaarblijkelijk een misverstand ten aanzien van de betekenis van het Doopformulier. Daarin wordt uiteengezet, wat de inhoud van de beloften van het Evangelie is, die door de Heilige Doop worden afgebeeld en verzegeld. De Vader richt een verbond der genade op, de Zoon wast in Zijn bloed, de Heilige Geest heiligt. Aan en bij wie worden deze dingen gewerkt? Het is heel goed te begrijpen, dat onze lezer het Doopformulier zo leest, dat hier geleerd wordt, dat aan iedere gedoopte betuigd en verzegeld wordt, dat de Vader met hem of haar een verbond der genade opricht en hem of haar tot zijn kind aanneemt. Voorts dat de Zoon hem of haar wast in zijn bloed en rechtvaardig voor God stelt. Vervolgens verzekert dat de Heilige Geest hem of haar wil heiligen en toe-eigenen hetgeen hij of zij in Christus heeft.

Zo is het Doopformulier nooit bedoeld. De Kerk heeft er niet aan gedacht dit te leren. Want dat zou betekenen, dat God verzekert in de Doop, dat allen die gedoopt zijn, zalig zullen worden. Dit heeft God nooit beloofd, want dan zou het gebeuren. De opstellers van het Doopformulier wisten ook heel goed, dat niet aile kinderen des verbonds zalig worden. Maar wie zijn dan die ons, waar telkens van gesproken wordt en die een eeuwig verbond der genade met God hebben? Dan moeten wij vragen, wie hier aan het woord is. Wie anders dan de Kerke Gods, zoals deze beschreven staat in artikel 27 als een „heilige vergadering der ware Christgelovigen, alle hun zaligheid verwachtende in Jezus Christus, gewassen zijnde door Zijn bloed, geheiligd en verzegeld door de H. Geest". Deze ware Christgelovigen zijn hier aan het woord. Zij vertellen wat er in de H. Doop begrepen is. Daar is eerst de vermaning in begrepen van de noodzakelijkheid der wedergeboorte. De Kerk wordt daarvan onderricht, dat niemand enige weldaad krijgt dan in de weg der wedergeboorte.

De Doop betuigt en verzegelt de noodzakelijkheid van het zoeken onzer zaligheid buiten onszelf. Voorts dat deze zaligheid bij een drieënig God te vinden is. Ten derde, dat die gelovigen geroepen worden tot een heilige wandel.

De ware Christgelovigen hebben deze drie stukken. Zij hebben de verootmoediging, zij zijn verlost en zij zijn bezig de dankbaarheid te beoefenen. Hoe zal het nu met hun kinderen gaan? Aan deze worden dezelfde dingen geschonken in de belofte, op voorwaarde van bekering en geloof. Het verbond wordt hen voorgesteld. Als zij in de verbondsvoorwaarden bewilligen wordt dat met hen gesloten. Als men de ouden leest zal men daar menigmaal lezen van een verbondmaking. Tegenwoordig wordt deze term weinig meer gebruikt. Men spreekt veel meer van het verbond, waar men in zou zijn, dan van een met God in een verbond treden.

Maar wat is nu de kracht van de Doop voor de kinderen der gelovigen? Is het dit, dat de Doop verzekert, dat zij uitverkoren zijn, allen kinderen der belofte zijn, allen in het eeuwig verbond der genade zijn opgenomen? De Schrift leert ons nergens, dat dit de betekenis van de belofte des verbonds is. De belofte in het Doopformulier staat dan ook tussen twee grote stukken in. Voorop staat de eis der wedergeboorte, de eis van het begin der bekering, dat wij ons voor God verootmoedigen. Aan de andere kant staat het gebed om de inlijving in Christus. Stel nu, dat een gedoopte zijn doop gaat verstaan. Hij moet immers daarin onderwezen worden. Wat gaat hij dan verstaan? De noodzakelijkheid der verootmoediging en vanhet zoeken der zaligheid buiten zichzelf. Daar begint het Doopformulier mee. Wie begint met aan iedereen te leren, dat een drieënig God alles aan hem doen zal, begint verkeerd. Dat is het tweede stuk ook in de hoofdsom van de leer des Doops. Maar als nu iemand niet over de muur klimt, doch de weg van voren af aan bewandelen mag, dan begint eerst het zoeken der zaligheid. Nu krijgt de Doop kans om een woord mee te spreken.

Wat heeft God beloofd? Wat is in de H. Doop betuigd en verzegeld? Dat een drieënig God alles doet! Aan wie? Aan allen, die zichzelf voor God verootmoedigen. Zo heeft Petrus de verbondsbelofte gebruikt in Handelingen 2. Op grond van de belofte komt hij met de eis: bekeert u. Daar ligt het begin. En voor hen, die hun zaligheid zoeken buiten zichzelf, die verslagen zijn van hart, die vermoeid en belast zijn, is er de kracht en de goedertierenheid van een drieënig God. Daar kan de Doop werken. Laat men toch zijn kinderen de Doop niet onthouden, maar laat men ook niet vergeten hiervan te onderwijzen, dat God het genadeverbond aanbiedt aan de kinderen der bondgenoten en opricht met hen, die hun zaligheid buiten zichzelf zoeken. Wij komen niet in het genadeverbond door onze geboorte. Wij komen alleen in het genadeverbond,

dat de ware Christgclovigen hebben, door wedergeboorte. Maar in de Doop wordt aan de kinderen der gelovigen betuigd en verzegeld, dat God hen dezelfde goederen wil schenken, die Hij al Zijn volk geschonken heeft in de weg van wedergeboorte en inlijving in Christus.

Wat heeft nu een onwedergeborene aan zijn Doop? Dc verzekering, dat de vergeving der zonden hem geschonken is op dc wijze, zoals Comrie dat bij Zondag 7 verklaart. In het evangelie wordt ons de zaligheid voorgesteld, aangeboden en uit vrije genade geschonken. Christus wordt aan onze voeten neergelegd. Dit wordt aan iedere gedoopte persoonlijk betuigd en verzegeld in de Doop. Sommigen menen, dat zij deze schenking maar voor het nemen hebben, zoals de farizecn dat ook meenden. Zij beroepen zich op het verbond en op hun godsdienst en op hun historisch geloof. Van hen zal Jezus zeggen; , .Ik heb u nooit gekend." Zij gaan niet langs dc nauwe weg. Maar ais het op dc rechte wijze geschiedt, komt God in de ziel een omkeer werken. Hij doet de mens tot zichzelf komen en dan komt de brandende vraag: wat moet ik doen? En sIs het dan God behaagt ons door dc H. Geest te bedienen, zoals Zondag 7 daarvan spreekt, gaan wij onze Doop verstaan. Wij kunnen niet uit onszelf met onze Doop werken, evenmin als wij uit onszelf met het evangelie kunnen werken. Maar als de H. Geest in ons werkt, zien wij dc aanbieding van Christus en wij zien dc verzegeling van Gods beloften in dc Doop. En dan komt dc worsteling om deze goederen deelachtig te worden. En in deze worsteling is de H. Geest, door zijn werking, een grote steun.

Bij deze toelichting op het stuk van de H. Doop ga ik er van uit. dat dit sacrament ons de beloften van het Evangelie des te beter te verstaan geeft en verzegelt, zoals Zondag 25 leert. Zodra men er van uitgaat, dat de H. Doop de inwendige genade verzegelt, weet ik geen weg meer met de vele gedooptcn. die verloren gaan. Denk maar aan Anantas en Saffira, aan Simon dc tovenaar en zoveel anderen. De sacramenten kleven aan het Woord Gods. maar niet aan inwendige genade, en hebben alleen hun volle kracht voor dc wedergeborene. die door een waar geloof Christus is ingelijfd. Aan hem verzegelt de Doop. dat hij, de gelovige, al deze weldaden bezit en aan de gedoopten in hel algemeen verzegelt de Doop, dat hen in het evangelie Christu.s en al Zijn weldaden geschonken is. Nog eens: zie de uitleg van Comric,

Maar dat neemt de noodzakelijkheid der wedergeboorte en dc inlijving in Christus niet weg, opdat deze Christus en al zijn weldaden de gedoopten deelachtig zou worden gemaakt. Dus is er in de H. Doop geen verzekering voor een gedoopte, dat hem of haar Chn.'^tus cn zijn weldaden zal worden geschonken buiten de voorwaarden van het Evangelie om. Die voorwaarden zijn: bekering, verootmoediging, schuldbelijdenis, geloof. Men kan ze vinden bij dc tollenaar in de tempel, bij de verloren zoon, bij Manasse in de gevangenis, bij de stokbewaarder, bij zovelen, die genade hebben verkregen. God werkt deze dingen door Zijn Geest, maar alleen bij zulken is plaats voor Christus.

De moeilijkheid ontstaat doordat sommigen met dc Doop willen werken vanuit hun natuurlijke vermogens. Men wil wat hebben buiten de levendmaking en de inhjving in Christus om. En dan wil men meer hebben dan dc betuiging cn verzegeling, dat God alle genade werkt bij hen. die dit buiten zichzelf zoeken. Men wil eerst hebben en dan zoeken. Dat gaat niet. Eerst zoeken en dan hebben. Ik zal het laatste woord wel niet gesproken hebben over deze zaak. Maar ik hoop toch. in zoverre licht te hebben verschaft, dat cr geen redenen zijn om te menen, dat het Doopformulier leert, dat alle gedoopten de verzekering ontvangen, dat zij alles hebben. Dc ware Christgclovigen hebben alles cn hun kinderen wordt alles voorgesteld en geschonken.

En dan het stuk van dc dcelachtigmaking nog, waarvan het dankgebed van het Avondmaalformulier spreekt cn Zondag 20 cn Zondag 25 enz. Op geen enkele wijze verzekert de H. Doop, dat aan ieder gedoopte Christus cn al zijn weldaden deelachtig gemaakt zal worden. Waar dit wel gebeurt geschiedt dit in de weg van wedergeboorte, bekering, de gave des geloofs. Welgelukzalig die als gedoopte op de plechtige verzekering Gods in dc Doop aan het zoeken en bidden en kloppen

raakt. „Wie zoekt die vindt."

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 februari 1959

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

UIT HET DOOPFORMULIER

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 februari 1959

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's