Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KLEINE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KLEINE KRONIEK

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr. W. Aalders over vrijheid van godsdienst en onderwijs

In het „Kerkblaadje" van 30 april stond het referaat afgedrukt dat dr. Aalders hield op de jaarlijkse conferentie van de „Kring van Vrienden van dr. H. F. Kohlbrugge" op 20 maart j.1. Hierin gaat hij uitvoerig in op de situatie rond het inmiddels befaamde voorontwerp Wet Gelijke behandeling. Hij doet dat heel breed, in het raam van het hele gebeuren van onze tijd, maar betrekt er ook de visie van Groen van Prinsterer bij in de vorige eeuw. Dr. Aalders vraagt zich af waarom er zo'n beroering is ontstaan over genoemd voorontwerp. Men had dit kunnen verwachten. Immers, de kort tevoren plaatsgevonden grondwetsherziening maakt zulk een voorontwerp eigenlijk vanzelfsprekend. In deze grondwetsherziening is duidelijk gesteld dat allen die zich in Nederland bevinden in gelijke gevallen gelijk worden behandeld. Deze wijziging heeft nauwelijks de aandacht getrokken van christelijk Nederland. En nu ineens wel. Is men niet te laat? Aalders vindt van wel. Er is maar één conclusie te trekken: we leven niet in een christelijke, maar in een neutrale staat. Dat is niet van vandaag of gisteren. De inzet tot deze neutrale staat is te vinden in de beginselen van de Franse Revolutie. Aalders vertelt hoe Groen in 1862 de gedachte heeft losgelaten dat er in Nederland aan de belijdenis van de levende God in Nederland enige voorrang zou worden verleend. Groen aanvaardt dan de godsdienstloze staat. Dat is wat anders dan de antichristelijke staat. De onzijdige staat. Velen hebben dat Groen kwalijk genomen, aldus dr. Aalders. Maar het getuigt van wijs realisme. Groen wilde het volk zo behoeden tegen een gemaskeerde bekeringsijver, een bedekte zendingsdrift van de kant van de overheid. Zo wilde Groen voorkomen dat niet iets wat christelijk heet, maar in wezen tegen het Christendom gekant is, binnensluipt, aldus dr. Aalders in zijn weergave van Groens opvattingen. Voor Aalders is dit het uitgangspunt bij zijn beoordeling van het genoemde voorontwerp. Houdt de staat zich aan zijn strikte neutraliteit of niet? Het fundamentele bezwaar tegen dit voorontwerp is dan voor Aalders dat de staat deze neutraliteit niet in acht neemt. De staat dreigt zich te gaan bemoeien met zaken die hem niet aangaan. „De staat maakt zich in dit voorontwerp tot rechter die voor het christelijk onderwijs en ook voor andere christelijke instellingen uitmaakt, wat als christelijk personeelsbeleid toelaatbaar is en wat niet". Dat is, vindt dr. Aalders, een ontoelaatbare overschrijding van de bevoegdheid van de staat. Tot zover een sterk verkorte samenvatting van dr. Aalders' woorden over het voorontwerp.

Emancipatie van de niet-gelovigen

Interessant vond ik in deze lezing wat dr. Aalders over de achtergronden bij dit voorontwerp in onze samenleving heeft gezegd. Ik citeer hem nu voor een heel stuk letterlijk: „De ideologie die zich momenteel in West-Europa manifesteert en die ook achter dit voorontwerp van Wet gelijke behandeling ligt, kan ik het best omschrijven als een massale emancipatie-beweging van de niet-gelovigen. Natuurlijk was het ongeloof er altijd al, maar min of meer op de achtergrond. Het ongeloof woonde en leefde in de bijgebouwen, bij wijze van spreken in schuilkerken, in ghetto's. Het ongeloof assimileerde zich altijd nog enigszins aan de christelijke normen en zeden. Het was nog ongevaarlijk en vormde geen bedreiging. Sinds enkele tientallen jaren is dat echter grondig veranderd. Er is een massale anti-christelijke cultuurbeweging op gang gekomen, die zich openlijk keert tegen de christelijke traditie, de christelijke zedelijkheid, de christelijke cultuur. Het is een beweging, die loopt van Karl Marx tot Herbert Marcuse. Alle overgeleverde normen, waarden, levenspatronen zijn erdoor in een crisis gekomen. Die anti-christelijke emancipatie-beweging bedreigt het huwelijk, het gezin, de school, de maatschappij, de kerk, de staat. Met een enkel voorbeeld wil ik illustreren, hoe diep dit ingrijpt in de levensverhoudingen. Marcuse, de vader van de studenten-revolte in de zestiger jaren en de grote agitator tegen de gevestigde

orde, noemt liefde, trouw, teerheid en verantwoordelijkheid in de betrekking van man en vrouw een domestikatie (onderdrukking) van de sexualiteit, dus een vervreemding van de pure, natuurlijke, vrije sexualiteit. Deze christelijke verfijning en vergeestelijking van de sexualiteit is slechts mogelijk geweest doordat man en vrouw in een eeuwenlange wrede onderdrukking door christelijke normen tot zielige marionetten zijn geworden van een onwaarachtige schijn-cultuur, die met hun eigenlijke wezen en met het wezen van de sexualiteit in strijd was. Op grond hiervan pleit Marcuse voor de bevrijding, de emancipatie, de doorbraak van het lust-en genot-beginsel. Hij vordert de jonge mensen op tot solidariteit met mensen die leven in vrije samenlevingsvormen, in communes; tot solidariteit met sexuele perversiteiten en tot ontbinding van het monogame huwelijk en van het patriarchale gezin. Emancipatie is voor hem een totale hersexualisering van het menselijk leven, met als consequentie de vernietiging van alle instituties die de lust en het genot onderdrukken. Ziedaar de anti-christelijke emancipatie-beweging ten voeten uit!

Zij die er zich over verbazen en ergeren dat dit voorontwerp van Wet gelijke behandeling zoveel emoties heeft opgeroepen, terwijl het volgens de opstellers alleen maar bedoeld is om „discriminatie op welke grond dan ook" tegen te gaan, houden er geen rekening mee dat dit voorontwerp onmiskenbaar een bepaalde culturele achtergrond heeft en niet los gezien kan worden van het moderne emancipatie-streven. Gezien tegen die achtergrond zou men zich eigenlijk veeleer moeten verbazen over het feit dat de verantwoordelijken van dit voorontwerp zó oppervlakkig en kortzichtig zijn geweest, dat zij in het geheel geen rekening hebben gehouden met de mogelijkheid van emotioneel verzet en dat zij zo bruusk ten aanzien van de gevoelens van het christelijk volksdeel te werk zijn gegaan.

Het zal er bij de verdere afhandeling van dit wetsontwerp nu vooral om gaan, dat de parlementariërs van christelijke huize het woord van Groen in gedachten houden: „Alles wat naar godsdienst zweemt, moet buiten de neutrale staat verwijderd blijven". Met andere woorden: zij hebben als christelijke volksvertegenwoordigers ervoor te waken, dat de christelijke scholen een vrijplaats blijven, waar de massale normverschuivingen en afkalving van christelijke waarden geweerd worden en waar het gebod van God inzake het huwelijk, het gezin en de man-vrouw verhouding in ere blijft.

Hoe op deze emancipatie reageren?

Tenslotte gaat dr. Aalders nog in op de vraag hoe we als christenen op deze vloedgolf van emancipatie der niet-gelovigen hebben te reageren. Moeten we door dik en dun vasthouden aan het protestants-christelijke karakter van onze natie? Aalders ziet dat men dat doet in kringen van de E.A., de E.O. en de R.P.F. „Men wil Nederland door een groots opgezette evangelisatie-campagne herkerstenen". Deze vraagt houdt ook de Vrienden van Kohlbrugge intens bezig, aldus dr. Aalders. Hij gaat er dan als volgt op in:

Er is in de oude gezangbundel een zendingslied, waarvan het laatste couplet aldus begint: „Zo, zo zien wij 't Godsrijk komen...". Men kan bij dat herhaalde woordje „zo" denken aan activiteiten in de zending, de evangelisatie, de filantropie en wat niet al meer. Door middel daarvan en op die wijze zal het Godsrijk komen.

Naar mijn besef is het voor ons als Vrienden van Kohlbrugge moeilijk om zulk een regel volmondig mee te zingen. Er ligt te veel Dacostiaanse, te veel Kuyperiaanse gloed in. Zij doet ons te dopers, te methodistisch aan. Wij proeven er een messiaanse, chiliastische zuurdesem in van Engels-Amerikaanse oorsprong. Datzelfde ervaren wij nu ook bij de huidige Evangelicals en daarom valt het ons moeilijk ons bij hun gelederen aan te sluiten. In plaats van uit volle borst hun strijdliederen mee te zingen, hebben wij de neiging om gedempter en ingehoudener over de komst van het Godsrijk te spreken. De ervaringen van de laatste twee eeuwen Nederlandse kerkgeschiedenis, van vijf eeuwen hervorming, van twintig eeuwen christendom, hebben ons erg wantrouwig gemaakt ten aanzien van kruistochten-mentaliteit, en zo dus ook ten aan-

en herkerste-zien van evangelisatie-campagnes nings-methodieken.

Wat is ons bezwaar? Zeker niet het vasthouden aan de overheid als dienaresse Gods; evenmin het volhouden dat de Nederlandse natie historisch gezien een protestants-christelijk karakter heeft. Artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis is ook nü nog een wezenlijk stuk van ons geloof. Alleen, — wij verbinden daar geen methodistische, chiliastische, messiaanse verwachtingen mee. „Passief moeten wij zijn in alles; daarmede verwerven wij ons wel geen vrienden, maar dat doet er niet toe. Die erop willen slaan, zijn helpers van de duivel", aldus Kohlbrugge. Noch revolutie noch contra-revolutie bereiken iets. Evenmin actie of reactie. Kuyper was een man vol daadkracht, een ware leidersfiguur, die in staat is geweest de kleine luyden mondig en zelfbewust te maken. Waar heeft het toe gevoerd? De geschiedenis van de Gereformeerde Kerken, van de Vrije Universiteit, van de NCRV en de AR heeft het ons laten zien. Een snelle afloop als der wateren!

Neen, wij vermogen het niet cm op Dacostiaanse, Kuyperiaanse, Evangelicale wijze te zingen: Zo, zo zien wij 't Godsrijk komen...". Geen zien dus, maar wèl een uitzien! Een biddend, reikhalzend uitzien of er nog niet een wolkje als eens mans hand opstijgt uit de zee, zonder dat er nog iets te zien is. Een opheffen van de ogen naar de bergen: anwaar zal mijn hulp komen? (I Koningen 18 : 43v.v. en Psalm 121 : 1).

Dat reikhalzend uitzien naar een verlossing uit die drieste, massale, beklemmende emancipatiebeweging der ongelovigen binnen en buiten de kerken, — dat is het wat wij waargenomen hebben bij de grote figuren van het 19e eeuwse Reveil, bij Bilderdijk, bij Groen van Prinsterer en bovenal bij Kohlbrugge. Wij hebben daarin herkend wat er staat in Romeinen 8: „Indien wij hopen op hetgeen wij niet zien, verwachten wij het met lijdzaamheid. En evenzo komt ook de Geest onze zwakheid te hulp; want wij weten niet wat wij bidden zullen naar behoren, maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen".

Voorshands zie ik geen andere weg, geen andere mogelijkheid. Die mogelijkheid is bij wijze van spreken in deze tijd cns kerkelijk Elberfeld, waar wij ons net als eertijds Kohlbrugge als bannelingen voelen, en leven met een gewond hart met betrekking tot ons land, ons volk en onze landskerk. En heeft op het einde van zijn leven ook niet Groen van Prinsterer zich zulk een banneling gevoeld als hij op de Blankenburg schrijft: „Een vreemdeling gevoel ik mij temidden van mijn eigen volk"? Zo stonden de zaken ervoor in het midden van de 19e eeuw; nu zijn wij meer dan honderd jaar verder en de vijand is machtiger dan ooit tevoren. Wij weten het uit bittere ervaringen.

Maar in ons kerkelijk Elberfeld mogen wij ons tot onze troost de woorden te binnen brengen, die Kohlbrugge schreef in een brief uit het jaar 1831: „Gij verstaat mij, de oude gereformeerde kerk zien wij nimmer meer, maar er komt nog een dag van genade over Nederland, en onder Oranje als voedsterheer zien wij een Bijbels gereformeerde kerk opgericht, of het is gedaan met Kerk, Oranje en Vaderland...

Smeken wij daarem met vele worstelingen, tranen en verzuchtingen de God van alle ontfermingen om genade en om vernieuwde uitstortingen des Heiligen Geestes over de aloude hof en lusttuin des Heren, en worde het ons gegeven Amen te zeggen op dat zielsgebed, gelijk het vele geliefde Broeders en ook mij gegeven wordt van Hem, wiens roepingen en verkiezingen onberouwelijk zijn, en die zich reeds een volk in Nederland toebereidt, dat gewillig zal zijn en zijn hals over zal hebben voor de waarheid op de dag Zijner heirkracht; laat ons dan ons en het onze gereformeerd ncemen, laat ons gereformeerd schrijven, leven, strijden, sterven. Amen".

Tot zover dr. Aalders.

Verklaring enkele moeilijke woorden: assimileren = aanpassen; marionet = zielloos werktuig, perversiteit = verdorvenheid; patriarchaalgezin = gezin waarin het gezag door de vader wordt uitgeoefend; filantropie = liefdadigheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 mei 1982

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

KLEINE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 mei 1982

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's