Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Kananese vrouw

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Kananese vrouw

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

MEDITATIE

Toen antwoordde Jezus, en zeide tot haar vrouw, groot is uw geloof, u geschiede, gelijk gij wilt. En haar dochter werd gezond van diezelfde ure. Matth. 15 : 28.

Wij lezen in Ps. ^34 : 7: Deze ellendige riep en de Heere hoorde; en Hij verioste hem uit al zijn benauwdheden. Nee, hier gaat het niet over uiterlijke omstandigheden, maar over de diepe ellendestaat, waarin de mens zich moedwillig door de zonde heeft geworpen. Hier vinden we een mens, die aan de weet gekomen is wat het zeggen wil ellendig, jammerlijk, arm, blind en naakt te zijn. Hier vinden we echter ook een ziel die uit de diepte tot de Heere gaat roepen. En dan lezen wij, dat de Heere hoorde. Nee, niet op onze tijd, maar op Zijn tijd. Zie nu, bij zulk een ellendige worden we ook bepaald in het tekstgedeelte waarover wij kort wensen te mediteren.

Wij lezen dat Jezus Zijn schreden richt naar de delen van Tyrus en Sidon. Het is niet toevallig dat Hij deze richting kiest; nimmer zette Hij Zijn voeten op een weg waarvan het doel Hem niet bekend was. Het zou bevestigd worden dat het welbehagen' des Heeren door Zijn hand gelukkiglijk zou voortgaan. Hier in de delen van Tyrus en Sidon vinden wij een vrouw van geboorte uit Syro Fenicië, van oorsprong een Kanaanietische. De Joden zien haar dan ook als een verworpelinge, een afstammelinge van Cham. Van deze heidin nu lezen wij dat zij tot Jezus komt. Markus verhaalt ons dat Jezus in een huis gegaan was en niet wilde dat iemand het wist, maar dat Hij nochtans niet verborgen kon bhjven. Hoe zou Jezus verborgen kunnen blijven voor een zondares, die Hij Zelf zoekend heeft gemaakt? Deze heidin heeft van Jezus gehoord. Dan zien wij hoe zij met de nood van haar dochtertje en haarzelf tot Jezus komt. Nee, dit komen is geen daad die uit de mens opkomt. Gods Woord zegt: Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader die Mij gezonden heeft, hem trekke. Het was na de vreseUjke zondeval des mensen niet Adam die de Heere opzocht, maar de Heere die Adam te voorschijn riep. En zo vergaat het iedere zondaar die door Gods Geest ontdekt wordt; ze gaan er allen iets van verstaan dat het ganse werk der genade mt Hem en tot Hem is. Deze vrouw heeft in haar ondragelijke nood van Jezus ge-hoord. Niet alleen in historische zin, maar als de gezonden Zaligmaker, Die gekomen is om te zoeken en zalig te maken dat verloren is.

Het ingestorte geloof, gewerkt door de overtuigende kracht van Gods Geest, werkt in haar een uitgaande daad. Deze heidin moet Jezus spreken. De wereld kan haar niet meer helpen; van de zijde van de mens is alle hoop verdwenen, en de betrekking die op Hem gevallen is doet haar alle medicijnmeesters verlaten. De nood van haar kind is haar nood geworden; de ellende van haar kind haar ellende, ja de oorzaak van de kwaal waar mede haar kind bezet is, is haar schuld geworden. Welk een gelukkig volk, hetwelk zichzelf zo mag leren kermen. Deze vrouw mag het woord van Job verstaan, wanneer hij zegt: Niemand zal een reine geven uit een onreine. De verlossing aangaande haar en haar kind kan nog maar van één kant komen. Zulke mensen gaan verstaan wat het zeggen wil „onbekeerd" te zijn. Er is geen andere weg meer dan zich als een gans melaatse en onreine te werpen aan de voeten van Hem tot Wie ze roept: Heere, Gij Zone Davids, ontferm U mijner: mijn dochter is deerlijk van de duivel bezeten. Zij erkent Hem als de Heere, als Degene, Die bekleed is met het hoogste gezag. De Heere van levenden en doden! Maar ze mag nog verder zien, ze mag geloven dat Hij is de Zone Davids, de Gegevene des Vaders. Hier zien wij hoe het oog des geloofs elke aardse afstand overbrugt en een bewijs der zaken is die men niet ziet. Deze vrouw roept hier om ontferming en verlossing. Zij doet een beroep op de innerlijke bewegingen van Gods barmhartigheid. Rechten heeft ze niet, ze kan zich ook niet beroepen op haar afkomst, want deze spreekt van de vloek. Zij kan alleen als een gans ellendige, onwaardige tot Hem roepen, waarop haar enige hoop gevestigd is. Maar hoe oprecht deze roep ook is, we lezen: Doch Hij antwoordde haar niet één woord. Hier ontmoeten wij een zwijgende Jezus tegenover een roepende vrouw. Wat een ontzettende tegenstelling! Hoe is dat mogelijk, zo vraagt ge. Nooit liet Hij het roepen van een ellendige onbeantwoord. Hoe geheel anders vergaat het deze vrouw dan de dichter uit Ps. 34, waarvan we lezen: Deze ellendige riep en de Heere hoorde. Hij hoorde eenmaal een goddeloze Manasse in de kerker. Hij hoort jonge raven als zij roepen, ja zo getuigt Hij: Eer dat zij roepen, zo zal Ik antwoorden. Is dit zwijgen van Jezus een oordeel? Deze vrouw klopt toch op de juiste deur? Welke benauwdheden kunnen er in 't hart van zulke mensen oprijzen, wanneer sjxjtters durven vragen: waar is God, Die gij verwacht? Dan maar terug en een zwijgende Jezus verlaten? Nee, dat is ook onmogelijk. Dan liever sterven aan de voeten van een zwijgende Jezus, dan terug naar 't land der zonde. Wat een wonderlijk handelen!

Het aanhoudend roepen van deze vrouw is tot grote ergernis van de discipelen. De bede die zij tot Jezus richten, is dan ook van een geheel andet' gehalte dan die van deze vrouw. Hun bede is of Jezus hen zo gauw mogelijk van deze vrouw wil verlossen. Zij achten deze ellendige meer tot een last dan tot een lust. Wat is toch de mens ook na ontvangen-genade.

Wij zien hier zo helder, dat genade van' de hemel nodig is om een ander genade te gunnen. Maar zie, dan richt Jezus Zich tot Zijn discipelen èn deze vrouw en antwoordt: Ik ben niet gezonden dan tot de verloren schapen van het huis Israels. Een antwoord, schijnbaar teleurstellend voor deze vrouw, doch vol van wijsheid en liefde. Deze vrouw staat buiten de Verbondsrelatie waarin Israels volk mag delen. Wij zouden misschien zeggen: een antwoord om iemand in de wanhoop te brengen; een antwoord om iemand direkt alle moed te ontnemen. Vrouw, zo zouden wij misschien zeggen, keer maar terug, want uw geval is toch hopeloos. Maar zie nu, de.

ware nood kan niet terug en wil ook niet terug. Zulk een ziel kan het nergens anders vinden dan bij Jezus alleen. Zij mag dan ook deze boodschap onvoorwaardelijk aanvaarden. Ja, de woorden van Jezus doen haar roepen overgaan in bidden en aanbidden. Heere, help mij, zo roept zij uit. Het roepen van een afstand wordt thans een bidden aan Zijn voeten. De inhoud van deze boodschap is voor deze .vrouw een oorzaak om zich met meerdere kracht te werpen aan Jezus' voeten m^et de bede: Heere, help mij. Naar gelang de nood groter wordt, wordt het gebed korter.

Geachte lezer, steeg de nood van uw ziel ook wel eens zo hoog, dat ge in uw gebed niet verder kon komen dan deze drie woorden: Heere, help mij? Hier ontmoeten wij een vrouw, die van Jezus niet af kon. De oplossing van deze grote paradox ligt niet in deze vrouw, maar in de eeuwige, soevereine verkiezing des Vaders. Hij, aan Wiens voeten deze vrouw hier verkeert, kocht haar reeds van eeuwigheid met Zijn dierbaar bloed. En dit bloed nu zal Hij aan het hart van deze "ellendige" toe gaan passen, echter door zulk een weg, dat alle roem vaji 's mensen kant wordt uitgesloten.

Heere, help mij, zo roept ze uit en op zulk een smeekbede zal die meerdere Jozef zich nu toch wel niet langer kunnen bedwingen? Maar nee, het water zal nog hoger stijgen; maar dan zien wij hoe deze biddende vrouw zich door het geloof mag vastklemmen aan een afwijzende Jezus. Het vergaat deze vrouw gelijk als een Jaköb aan de Jabbok. Haar mond kan niet gesloten worden, nóch door een zwijgende, nóch door een afwijzende Jezus. Zich van Hem afkeren is haar bitterder dan de dood. En is dit ook de praktijk niet van elke levendgemaakte ziel, die in zijn zonden en ellenden tot Hem zich ter genezing wenden? De weg terug is hun onmogelijk, de brug is opgehaald, omdat de zonde hun de dood geworden is. Maar dan volgt op de bede van deze vrouw een antwoord. Welk een antwoord echter. Wij lezen: Doch Hij antwoordde en zelde: Het is niet betamelijk het brood der kinderen te nemen en de hondekens voor te werpen.

Markus zegt ons: Laat eerst de kinderkens verzadigd worden, met andere woorden: Er is wel brood, maar niet voor u. Deze vrouw wordt als een rechteloze overal buiten gezet, Hoe noodzakelijk is het dit in het leven eens te mogen verstaan, want zover gaat het toch al degenen die door Gods Geest aan zichzelf bekend gemaakt worden. Die gaan ervaren dat er wel brood is, maar niet voor hen; wel verhoring van het gebed, maar niet voor hen; wel zaligheid, maar niet voor hen. Hier vallen in 't leven van Gods volk alle rechten aan Gods kant. Nee, hier vallen niet alleen de heidenen, niet alleen de inwoners van Tyrus en Sidon er schoon buiten, maar de gehele Kerk. En toch is het alleen dit brood dat zulke hongerige zielen verzadigen kan. Hier ontmoeten wij een volk, wier ziel bezwijkt van sterk verlangen. En dan toch zo'n antwoord? zo vraagt ge. Jezus noemt deze vrouw niet alleen een heidin, maar een hondeke.

Wij moeten hier niet denken aan een zwerfhond, maar aan een schoothondje. De Joden zagen de heidenen als honden, maar Jezus weet dat ook dit een vrouw is met een onsterfelijke ziel.

Welk een benaming echter: hondeke! Toch doet deze naam, komende uit de mond van Jezus, haar onvoorwaardelijke buigen in het stof. Deze vrouw mag door het geloof van de inhoud van de boodschap een geestelijk gebruik maken, want dan lezen wij dat zij Jezus hierop antwoordt en zegt: Ja, Heere, doch de hondekens eten ook van de brokjes die er vallen van de tafel van hun heren. Welk een zelfkennis en zelfverloochening openbaart zich in dit antwoord.

Na de Kananese vrouw ontmoet te hebben als een roepende vrouw tegenover een zwijgende Jezus, en als een biddende vrouw tegenover een afwijzende Jezus, willen wij haar nu nog een ogenblik zien als een bukkende vrouw tegenover een verlossende Jezus. Nadat Jezus tot haar gesproken heeft, dat het niet betamelijk is het brood der kinderen te nemen en de bondekens voor te werpen, zien we hoe deze vrouw met dit getuigenis in het stof van verootmoediging terecht mag komen. En zij zeide, zo lezen wij: Ja Heere! doch de hondekens eten ook van de brokjes die er vallen van de tafel van hun heren.

Nee, deze vrouw zegt niet: Heere, ik kan toch ook niet helpen, dat mijn wieg stond in die heidense streek van Tyrus en Sidon. Ik kan er toch ook niets aan doen, dat ik niet op de erve van het Verbond geboren ben. Nee, niets van dat alles wordt mt haar mond vernomen. Heere, zo zegt ze, Gij hebt recht gesproken. Ik heb het mijzelf dubbel waardig gemaakt zo aangesproken te worden. Ik ben waardig voor eeuwig buiten Uw gemeenschap gesloten te worden. Deze vrouw kan en wil niets afdoen van haar vloekwaardige staat voor God. Zij mag goedkeuren wat de Heere doet. Voorwaar geen vrucht van 's mensen akker! De mens van nature tracht altijd zijn zonden te verkleinen. Adam beleed wel zijn naaktheid, die hij niet loochenen kon, maar hij spreekt niet één woord over zijn bedreven zonde. De mens is altijd bezig de schuld op een ander te werpen.

Boston zegt: Deze zwarte kunst is elk mens van nature eigen. Het geloof echter zegt: Ik heb gedaan wat kwaad was in Uw oog. Het geloof aanvaardt onvoorwaardelijk het vonnis. Dit zien we helder in 't leven van deze vrouw: zij wil niet anders dan als een hondeke kruipen aan de voeten van Jezus. Hier hoort men de ziel in een heilig verlangen uitroepen: Mijn laatste toevlucht is voorwaar, zo ik sterven moet, te sterven daar. Welk een hoge stand in het genadeleven van Gods Kerk, wanneer het hen vergund wordt, niet anders te willen dan 't geen God wil. Hier redeneert de mens niet meer, maar hier is het: Hij is de Heere, Hij doe met mij wat goed is in Zijn ogen. Dit toch is de praktijk van de gehele Kerk des Heeren. Zij gaan zichzelf kennen als een onreine hond, ja geüjk Mefiboseth als een dode hond. Ook deze vrouw mag enerzijds de Heere vrij laten, anderzijds mag ze Hem door het geloof in Zijn sterkte aangrijpen. Ja Heere, zegt ze, doch de hondekens eten ook van de brokjes die er vallen van de tafel van hun heren.

De vrouw mag pleiten op Gods eigen werk. Het "doch" des geloofs werpt zich onvoorwaardelijk op Jezus als het Voorwerp des geloofs. Het "doch" des geloofs doet de Kerk hopen op "hope tegen hope". Hier zien we hoe de Heere een volk heeft wedergeboren tot een levende hoop. Deze vrouw mag door het geloof uit de afwijzing van Jezus nog moed putten. Zo vergaat het al Gods volk! Het geloof dat zichzelf doet kennen als een hondeke, kan buiten de kruimkens van Christus' verdiensten niet leven. Hier zien we dan ook een door het geloof bukkende vrouw aan de voeten van een verlossende Jezus. Bukkende zielen die daar liggen onder het vonnis des doods, worden door Jezus aangemerkt zoals deze Kananese vrouw, tot wie Hij Zelf zegt: O vrouw, groot is uw geloof; u geschiede, gelijk gij wilt. Nee, Jezus zegt niet: O vrouw; groot is de liefde voor uw kind, maar groot is uw geloof. Dat geloof is een planting van Gods Geest, dat geen verdienste ziet in zichzelf, maar beslag legt op de verdienste van Christus! Het geloof, dat niet roemt op eigen kunnen, maar dat met de ganse Kerk gaat getuigen: Alle roem is uitgesloten, onverdiende zaligheên, heb ik van mijn God genoten, ik roem in vrije gunst alleen. Zonder dit geloof s het dan ook onmogelijk Gode te behagen.

Nimmer werd deze vrouw in haar leven zo geprezen, maar ook nimmer was deze vrouw zo diep beschaamd in zichzelf, dan toen zij deze woorden uit de mond van Jezus hoorde.

Aan een prijzen door Jezus is te allen tijde verbonden een sterven aan zichzelf. En dan ontvangt deze Kananese vrouw de begeerte van haar hart wanneer Jezus zegt: U geschiede gelijk gij wilt. En haar dochter werd gezond van diezelfde ure. Wie onzer had ooit in deze huilende wildernis zulk een vrouw gezocht? Kent ge ook iets, lezer, van dat leven dat zich in die vrouw openbaarde? Waar gaat uw nood over in het leven? Wat zou er gebeuren, als tot u gezegd zou worden: U geschiede gelijk gij wilt? Deze vrouw werd door Jezus geprezen vanwege haar geloof..

Door wie wordt gij geprezen; waarover wordt gij geprezen? Misschien prijst ge veel uzelf. Het ware geloof schakelt echter zichzelf uit, denkt groot van God en laag van zichzelf. Deze geschiedenis is beschreven voor moedeloze worstelaars. Voor hen die misschien zichzelf gedurig de vraag moeten stellen: Zou het voor mij ook nog kunnen? Weet, dat voor Gods volk de grootste lessen geleerd worden onder een gesloten hemel. Zij gaan ervaren, dat tussen het gebed en de gebedsverhoring de vrijmacht Gods Ugt. Genade leert echter om genade roepen. Daarom: Houdt aan, grijpt moed, uw hart zal vroUjk leven.

Veenendaal.

Ds. J. Mijnders.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 augustus 1980

De Saambinder | 8 Pagina's

De Kananese vrouw

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 augustus 1980

De Saambinder | 8 Pagina's