De verdrukkingen van Gods Kerk.

De zonden de oorzaak der verdrukkingen.

We hebben enkele letters geschreven over de noodzakelijkheid der verdrukking.

Dat wij, zullen wij bij Gods Kerk behoren niet zonder aanvechtingen, strijd en druk kunnen zijn. Nu heeft alles een oorzaak. De diepste oorzaak van alles is dan ook de Eeuwige Raad des Heeren.

Het eeuwig besluit Gods dat over alles gaat, dat is van eeuwigheid gemaakt. Dat is dan ook de oorzaak van alles, wat in de tijd gekomen is, geweest is, nu is en worden zal. Daar is volgens Prediker 3 : 14 niet aan toe te doen en niet

af te doen. Maar dat een mens nu zoveel verdrukkingen en ellende krijgt en ondergaan moet, daar zal hij toch de Heere de schuld niet van kunnen geven al moeten wij het ook naar Gods eeuwige Raad ondergaan. Zo redeneert een mens wel vaak om de schuld van zich af te schuiven en uit bittere vijandschap op God te werpen. Een mens is in de grond van de zaak toch zo'n fanatieke huichelaar. Maar al ligt de zonde dan ook in Gods eeuwig besluit besloten, en daarom de zonde moest komen, nochtans is God niet de Werker van het kwaad. Ware Hij de Werker van de zonde, dan had de mens het recht om de Almachtige verantwoordelijk te stellen voor zijn nameloze ellende. Het eeuwig Raadsbesluit des Heeren heeft het vrijwillig handelen in de verantwoordelijkheid van het redelijke zedelijke schepsel niet op. De Heere heeft Adam zondeloos gesteld in het Paradijs. Hij heeft hem geschapen naar Zijn beeld en gelijkenis. Adam is niet geschapen naar het Persoonlijke beeld Gods. Neen want dat is Christus alleen . Van hem staat geschreven dat Hij is het afschijnsel van s' Vaders heerlijkheid en het uitgedrukte Beeld van Zijn Zelfstandigheid.

Dienaangaande zegt Jezus ook tot Filippus in Joh. 14 : 9: Die Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien". Maar God heeft Adam geschapen naar het Wezenlijke Beeld Gods van Drie Personen. Daardoor hadden Adam en Eva kennis van de Enige en Drieënige God en daarin was in de staat der rechtheid hun zielsverzadigende blijdschap. Met de schepping naar Gods Beeld leefde de mens in de onmiddellijke gemeenschap met God. Welk een volheerlijke staat heeft God de mens toch gegeven zonder enige moeite, kwelling, verdriet en verdrukkingen. Dat er nu zoveel ellende en verdrukkingen zijn, ligt dus niet aan Gods schepping wat de duidelijk kunnen lezen in Genesis 1 : 31: En God zag al wat Hij gemaakt had en ziet, het was zeer goed". Daar volgt dan ook gelijk op in Genesis 2 : 1 en 2 : „Alzo zijn volbracht de hemel en de aarde, en al hun heir en God rustte op de zevende dag". Dat de mens nu zo gans ellendig is en dat dit niet aan Gods werk toe te schrijven is zegt ons ook Prediker 7 : 29:

„Alleenlijk ziet, dit heb ik gevonden, dat God de mens recht gemaakt heeft, maar zij hebben vele vonden gezocht". God had elk mens in Adam zo voortgebracht, of beter gezegd geschapen, dat hij tot één hogere staat van gelukzaligheid kon komen. Maar ook tegelijk zo dat hij zondigen en vallen kon. Wij waren in Adam, als ons Verbondshoofd, verandelijk goed geschapen. Niet dat Adam in het Verbond geschapen is, dat is een valse leer, want dan is er geen sprake van verbondssluiting en verbondsbreking voor en door de val. Met zulk een leer wil men de toerekening van Adams val loochenen en ook de onsterfelijkheid van de mens. Zij spreken van een verbondsvoorstelling, maar niet van een verbondsonderhandeling. We kunnen dan vanzelf zeggen; waar geen zuivere verbondssluiting is, daar kan ook geen verbondsbreking zijn.

Nu, daar was in de staat der rechtheid een zuivere verbondssluiting tussen God en de mens. Maar eerst is Adam geschapen en toen heeft God met hem, die naar Zijn beeld geschapen was, opgericht het Verbond der werken. Adam heeft dan ook al de voorwaarden vrijwillig en uit liefde toegestemd. En als we iets aanvaarden of toestemmen dan moeten we er eerst zijn, anders kan dat niet. Waar God Adam dus volmaakt geschapen heeft, zijn we nu allen in hem begrepen, krachtens de verbondssluiting van God met Adam.

En die verbondssluiting vloeide ook alleen maar uit Gods souvereine welbehagen. En omdat Hij souverein Opperheer was en is van alles, was het Gods recht naar Zijn welbehagen elk mens in Adam te begrijpen zodat Adam dus elk - mens vertegenwoordigde. Adam en Eva waren dus zo geschapen dat ze zondigen konden en misbruik maken van de krachten die God hun gegeven had. Hij heeft de mens dan ook veranderlijk goed geschapen omdat dat Zijn wil was. Daarbij was God Zelf alleen maar volstrekt onveranderlijk, wat nooit op enig schepsel van toepassing is. Het niet meer kunnen zondigen, kon aan het redelijk schepsel pas gegeven worden op gehoorzaamheid van Gods gebod.

O.

V.B.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen