Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

RAAK NIET UIT HET GEZICHT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

RAAK NIET UIT HET GEZICHT

Ad den Besten dicht over persoonlijke relatie met Christus

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op diverse plaatsen in het Oude Testament komen we de formulering tegen dat God ‘omziet’ naar ons mensen, omzien in de betekenis: aan iemand zorg besteden, zich om iemand bekommeren, betrokkenheid tonen.

Direct al in het boek Genesis wordt dit woord genoemd. Als Hagar is weggestuurd uit het tentenkamp van Abraham, ontmoet ze in de woestijn de Engel des Heeren en ze reageert daarop met de woorden: ‘U bent de God die naar mij omziet.’

GODS TOEKOMST

De dichter Ad den Besten (1923-2015) wijdt aan dat ‘omzien’ van God een apart gedicht, en hij voegt er als informatie aan toe: ‘Een lied bij Genesis 16:1-16 en 21:8-21’, de geschiedenis van Hagar dus.

De Heer heeft naar mij omgezien

De Heer heeft naar mij omgezien!
Ik had geen leven meer, indien
Hij mij had laten dolen, klein
in de eindeloosheid der woestijn.

Hij zag naar mij, – nu zie ik Hem,
hoor in de eenzaamheid Zijn stem.
De bron des levens is vlakbij,-
Gods toekomst opent zich voor mij!

De dichter verplaatst zich in de situatie van Hagar. Woorden als ‘dolen’ en ‘woestijn’ verwijzen enerzijds naar het oudtestamentische geschiedenis van Hagars ontmoeting met de Engel des Heeren, maar het gedicht is ook te lezen als een adventsgedicht. Voor een wereld, verloren in schuld, voor mensen die ‘dolen’ in de ‘woestijn’ van het leven, is er na Bethlehem weer perspectief: ‘Gods toekomst opent zich voor mij!’ Het valt daarbij op dat de dichter het ‘omzien’ van God heel persoonsgericht tekent: ‘De Heer heeft naar mij omgezien!’, ‘Hij zag naar mij’ en ‘Gods toekomst opent zich voor mij!’ Het is een illustratie van de nadruk die Den Besten legt op het persoonlijke aspect in het geloofsleven. Geloven in God, geloven in het Kind van Bethlehem als de Redder der wereld is een individuele zaak.

GEEN ‘VERAARDSING’

Ad den Besten heeft een belangrijke rol gespeeld in onze naoorlogse letteren: op het terrein van de uitgeverij, als actief dichter – waaronder psalmberijmingen en geestelijke liederen – en als vertaler van met name Duitse poëzie: hij was immers germanist. In 1983 werd hij doctor in de letteren; zijn dissertatie was gewijd aan het Wilhelmus.

Tjerk de Reus, verbonden aan het Friesch Dagblad, promoveerde dit jaar op een proefschrift over Den Besten. Ter typering van het geloofsleven van Den Besten spreekt hij in een vroegere publicatie over diens ‘piëtistische’ trek. De dichter had zeker oog voor de noden in deze wereld en het belang van het streven naar aardse gerechtigheid, maar groeide steeds meer toe naar het besef dat de kern van het christelijk geloof is gelegen in de persoonlijke verhouding tot God, de redding door Jezus Christus. Zijn contacten met christen-dichters in het toenmalige Oost-Duitsland hebben hem versterkt in de overtuiging dat de heilstaat zoals het communisme nastreeft een versimpeling is, een ‘veraardsing’ van het heil, waarin de verticale relatie met God ontbreekt. En die nadruk op een persoonlijk geloof, het heil van Godswege, trof hij onder meer aan bij Duitse dichters van vroeger – onder meer Maarten Luther en Paul Gerhardt – en van later tijd. Het heil komt van Boven. Heel duidelijk verwoordt Den Besten deze principiële gedachte in zijn kerstgedicht ‘Jezus Christus, onze Heer’, met de beginregels ‘Jezus Christus, ...kwam van God tot ons terneer’. Van God terneer: dat behoort tot de kern van onze belijdenis. De geboorte van Christus in Bethlehem toont ons in alle duidelijkheid het ‘omzien’ van God naar een wereld verloren in schuld. In zijn gedicht ‘Jezus Christus, onze Heer’ formuleert hij het zo: ‘het hemelse bericht,/ dat Hij in een kribbe ligt’.

Jezus Christus, onze Heer
Jezus Christus, onze Heer,
kwam van God tot ons terneer,
als Gods eigen afgezant,
als de koning voor ons land.

Hoor het hemelse bericht,
dat Hij in een kribbe ligt,
niet in zijde of satijn,-
dat de koning arm moet zijn.

Zonder rijkdom, zonder macht
brengt Hij ’t heil ons toegedacht:
waar Hij heerst op aarde zal
vrede bloeien overal.

Vredevorst die hier op aard
liever ’t kruis droeg dan het zwaard,
ook al is Uw invloed klein,
Gij zult ons koning zijn!

Het is een gedicht dat opvalt door eenvoud, met het oog op de kinderen. De dichter zette er dan ook als informatie boven: ‘Een kerstliedje voor de kinderen.’ De kern is duidelijk: Jezus kwam ‘van God terneer’, Hij kwam te liggen ‘in een kribbe’, Hij bracht het ‘heil’ dat ons is ‘toegedacht’.

LICHT

De Bijbel verbindt diverse malen Christus met een ster. Zo zagen de wijzen uit het oosten de ster van de ‘pasgeboren Koning van de Joden’ en vonden het Kind in Bethlehem (Matt.2). En aan het slot van het boek Openbaringen spreekt Jezus: ‘Ik ben... de blinkende Morgenster’. Aan die beeldrijke relatie tussen Jezus en de ‘sterren’ wijdt Den Besten het volgende gedicht.

Gij schoonste van de sterren

Gij schoonste van de sterren,
die stil uw wond’ren doet,
o Christus, die van verre
mij met Gods vrede groet,
Gij maakt mijn dagen goed.

Sinds ik U heb zien rijzen
in ’t holle van de nacht,
laat ik mij door U wijzen
de volle zonnepracht.
Hoe ik de dag verwacht!

Zo wil ik alle dagen
dat nog die zon niet schijnt
doorwaken, niet meer klagen,
niet zijn een kind dat dreint,-
ik sta recht overeind.

O schoonste van de sterren,
o Christus, blijf mijn licht,
zolang niet God, de verre,
op aarde vrede sticht,-
raak niet uit het gezicht!

Het gedicht heeft een cyclische bouw: zowel in de eerste als in de laatste strofe wordt Christus ‘schoonste van de sterren’ genoemd. Het beeld van Christus als het Licht doortrekt het hele gedicht.

STANDVASTIG

Christus is, zoals we in Johannes 1 lezen, ‘het waarachtige licht, dat in de wereld komt en ieder mens verlicht.’ De worsteling om standvastig te blijven en te geloven in de redding door het Kind in de kribbe, in Christus als het Licht der wereld – de persoonlijke verhouding met God, de band met Jezus Christus – verwoordt Den Besten in de laatste strofe, tot twee keer toe. Allereerst in de bede: ‘o Christus, blijf mijn licht’. Vervolgens in de slotregel van het gedicht met de indringende boodschap voor ons en onze moderne westerse wereld vol feestgedruis: Christus, Kind van Bethlehem, raak niet uit het gezicht!

Dr. J. de Gier uit Ede is neerlandicus.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 december 2018

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

RAAK NIET UIT HET GEZICHT

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 december 2018

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's