Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Notitie formatieregeling wet op liet basisonderwijs

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Notitie formatieregeling wet op liet basisonderwijs

Bestuursinformatie

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

IBcB^ÉmoniTgnmffoïrffijügiüncg

Op 14 maart jl. heeft staatssecretaris drs. G. van Leijenhorst de notitie Formaf/eregeling Wet op het basisonderwijs aan de besturenorganisaties, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de onderwijsvakorganisaties gepresenteerd. Deze notitie bevat de grondslagen

voor een Algemene Maatregel van Bestuur, w/aarin de omvang van het personeelsbestand van de basisschool geregeld wordt.

Over de notitie Formatieregeling WBO heeft de staatssecretaris inmiddels overleg geopend met de besturenbonden, de VNG en de onderwijsvakorganisaties. In dit overleg, dat gekoppeld is aan de Centrale Commissie voor onderwijsoverleg (CCOO), zullen ook de overige algemene maatregelen van bestuur die op grond van de Wet op het basisonderwijs en de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs (ISOVSO) dienen te worden vastgesteld, aan de orde worden gesteld. Aangezien de VGS niet participeert in de CCOO heeft de staatssecretaris deze organisatie uitgenodigd een waarnemer af te vaardigen naar het overleg over de voorbereidingen voorde invoering van de WBO en de ISOVSO. De algemene maatregelen van bestuur waarover in genoemd overleg zal worden gesproken zijn voor wat de WBO betreft de volgende:

1. het formatiebesluit, waarover hieronder meer;

2. het besluit overschrijdingsuitkering onderwijzend personeel;

3. het bouwbesluit; het besluit inzake de bewijzen van bekwaamheid;

het besluit inzake de trekkende bevolking;

het bekostigingsbesluit;

het huisvestingsbesluit.

Met betrekking tot de concept-AMvB's die gebaseerd zijn op de ISOVSO moge hier verwezen worden naar het artikel van de heer Verhage in het vorige nummer van dit blad.

Het formatiebesluit

De bovengenoemde notitie Formatieregeling WBO houdt het voorstel van de staatssecretaris in voor de materiële inhoud van het formatiebesluit WBO. Het opvallendste kenmerk van de voorgestelde formatieregeling is dat er in plaats van aparte regelingen voor extra personeel in het kleuter- en lager onderwijs in verband met de aanwezigheid van leerlingen die extra aandacht nodig hebben, één formatieregeling komt, waarop alleen een extra toeslag mogelijk is ten behoeve van de taakrealisatie van het schoolhoofd en een regeling voor extra leerkrachten voor het onderwijs in de eigen taal en cultuur (e.t.c).

Ook zal in sommige gevallen een boventallige leerkracht kunnen worden aangesteld. De normen voor het boventalligenbeleid zullen jaarlijks per circulaire worden meegedeeld.

Invoering van de formatieregeling WBO

Het voorstel voor de formatieregeling WBO, zoals dat in de notitie van staatssecretaris Van Leijenhorst is neergelegd, is bedoeld voor de definitieve formatieregeling, die op 1 augustus 1988 voor alle basisscholen zal gelden. Voor wat betreft de overgangsperiode van 1 augustus 1985 tot 1 augustus 1988 wordt in de notitie voorgesteld de definitieve regeling op 1 augustus 1985 zelf in te voeren. Met het parlement is overeengekomen dat de formatieregeling WBO budgettair neutraal moet zijn ten opzichte van de formatie- en faciliteitenregelingen die op 31 juli 1985 in het kleuter- en lager onderwijs van toepassing zijn en de daarop gebaseerde meerjarenramingen.

Zoals bekend is de personele overgangsregeling bij de invoering van de basisschool vastgelegd in de Overgangswet Wet op het basisonderwijs. De reguliere formatie voor het schooljaar 1985/1986 wordt aan de hand van de nieuwe formatieregeling vastgelegd op grond van het leerlingenaantal op 16 september 1985 (art. E 19 OWBO). De onderwijsgevenden die op grond van de artikelen E9 e.v. van de OWBO aan de basisschool verbonden mogen blijven en die niet in de reguliere formatie opgenomen kunnen worden, zullen als overgangsboventalligen aan de school verbonden blijven.

Voor de verdere inhoud van de personele overgangsregeling bij de invoering van de Wet op het basisonderwijs zij overigens verwezen naar de door het bureau van de V.G.S. samengestelde Wegwijzer naar de basisschool I.

Opgemerkt zij nog dat de nieuwe formatieregeling ervan uit gaat dat^de leerkrachten die boventallig zijn geworden door de invoering van de 32-schaal (de zgn. "Deetmanboventalligen") op 1 augustus 1985 in dienst kunnen worden gehouden. Voor deze groep wordt nl. een aanvulling op de OWBO-overgangsregeling voorgesteld.

40-urige werkweek voor onderwijsgevenden

Opvallend in de nieuwe regeling is dat de omvang van een formatieplaats niet meer wordt uitgedrukt in schooltijden, maar in uren. Een volledige formatieplaats omvat 40 uur, terwijl 0, 1 formatieplaats 4 uur, ofwel 1 dagdeel omvat. Hiermee wordt in deze regeling uitdrukkelijk erkend dat de omvang van de weektaak van een onderwijsgevende beslist niet minder is dan die van andere ambtenaren en werknemers.

Nog niet duidelijk is hoe de omrekening van de omvang van individuele betrekkingen, die thans wordt uitgedrukt in lesgebonden tijd (schooltijden) naar de omvang van de individuele betrekkingen in klokuren (40-uursysteem) dient plaats te vinden. Van de zijde van het ministerie is toegezegd dat in de eerstvolgende bijeenkomst in het kader van het overleg over de concept-formatieregeling een voorstel inzake deze omrekening aan de besturenbonden en de personeelsorganisaties zal worden voorgelegd.

Over de invulling van de formatie door een schoolbestuur wordt in de regeling niets gezegd. Er wordt geen direkte relatie gelegd tussen schooltijden en formatieplaatsen. Zoals het er nu uitziet zal door het ministerie ook geen bindende regeling gegeven worden voor de verhouding lesgebonden en niet-lesgebonden tijd. Wel is het niet uitgesloten dat het ministerie voor deze verhouding een niet-bindende richtlijn zal geven; In dit kader wordt gedacht aan een verhouding van lesgebonden: niet-lesgebonden tijd als 5 : 3. Uiteraard is men wel gebonden aan de voorschriften die de WBO in artikel 11 geeft voor het aantal uren onderwijs dat leerlingen moeten ontvangen. Een en ander dient in het aktiviteitenplan te worden opgenomen.

Hieronder zal wat nader worden ingegaan op de inhoud van de belangrijkste onderdelen van de concept-formatieregeling WBO, waarbij de indeling van de notitie van staatssecretaris Van Leijenhorst wordt aangehouden.

Overigens is in het door het ministerie verspreide "Basisblad", jaargang 1, no. 5, een artikel opgenomen over de conceptformatieregeling WBO, welk artikel voor geïnteresseerden ter lezing wordt aanbevolen.

Basisformatie

Voor de vaststelling van het aantal formatieplaatsen dat een school krijgt toebedeeld wordt uitgegaan van een "basisformatie". Hieronder wordt verstaan het aantal formatieplaatsen, dat aan elke school wordt toegekend, op basis van het aantal leerlingen. Deze basisformatie is gebaseerd op een gebroken 28-schaal, waarbij per 28 leerlingen een formatieplaats wordt gegeven en voor groepen leerlingen kleiner dan 28 een overeenkomstig deel van de formatieplaats (ongecorrigeerde basisformatie).

Voor scholen met minder dan 180 leerlingen is een correctie op de schaal toegepast (ingebouwde voet) zodat de basisformatie gunstiger uitvalt dan bij een strikte toepassing van de 28-schaal. Aangezien op kleine scholen (waaronder in de notitie wordt verstaan scholen met minder dan 180 leerlingen) de leeftijden van de leerlingen meer uiteenlopen dan op grotere scholen hebben die kleine scholen te maken met een grotere verscheidenheid naar leeftijd per groep. Teneinde die groepen te kunnen verkleinen worden aan kleine scholen extra leerkrachten toegekend. De minimum basisformatie van een school bedraagt twee formatieplaatsen. Indien de school nog geen leerlingen heeft (bij nieuw gestichte scholen dus) wordt voor een periode van maximaal twee maanden 1 formatieplaats toegekend.

De formatie voor de schoolleiding is in de basisformatie inbegrepen. Aangezien het vakonderwijs mede in de basisformatie inbegrepen is, kunnen in een formatieplaats van de basisformatie, of een deel daarvan, groepsleerkrachten of vakleerkrachten worden benoemd. Het feit dat ook het vakonderwijs in de basisformatie begrepen is, kan in verband met de personele overgangsregeling minder gewenste gevolgen hebben. Door enkele besturenorganisaties is er in het bovengenoemde overleg met het ministerie op gewezen dat, indien er zich aan een basisschool een vacature voor een vakleerkracht voordoet, die op grond van de personele overgangsregeling (art. E 10 lid 4 OWBO) vervuld moet worden door een aanwezige overgangsboventallige, die wellicht niet bevoegd of geschikt is voor het geven van vakonderwijs. Dit probleem kan zich voordoen tot 1 augustus 1988. De desbetreffende besturenorganisaties zijn bevreesd dat het vakonderwijs op de basisschool hierdoor met name de eerste jaren, in de verdrukking kan komen.

Overigens kan de minister op grond van art. E 10, lid 8 van de OWBO op verzoek van het bevoegd gezag ontheffing verlenen van de overgangsregeling zoals die is neergelegd in art. E 10. De schaal voor de basisformatie ziet er als volgt uit:

De bovenstaande schaal kent een opbouw van stappen van 0, 2 formatieplaats, in tegenstelling tot tje huidige leerlingenschalen ko/lo, die stappen hebben van 1 volledige formatieplaats. Aan dat systeem kleeft het bezwaar dat een verschil van 1 of 2 leerlingen het verlies van een volledige formatieplaats voor de school kan betekenen. Daardoor ontstaan verschillen in het aantal leerlingen per leerkracht die vooral bij kleinere scholen aanzienlijk kunnen zijn.

Het bezwaar van een schaal die een opbouw heeft met stappen van 0, 2 formatieplaats is, dat vaker dan bij hantering van de huidige schalen het geval is, de basisformatie van een school zich van schooljaar tot schooljaar zal wijzigen. Dit nadeel wordt echter grotendeels opgevangen door de garantieregeling die in het kader van het HOSakkoord zal worden ontwikkeld. Door het toepassen van deze garantieregeling zal een deel van de terugloop in formatie van een school niet tot afvloeiing leiden, zodat wanneer in het volgende schooljaar weer een stijging in de formatie optreedt, de omvang van de betrekking van het individuele personeelslid op zichzelf niet wijzigt, maar tot gevolg heeft dat binnen de betrekking een

vermindering van garantie-uren en uitbreiding van formatie-uren plaatsvindt. De garantieregeling heeft tot gevolg dat voor de scholen de kansen op een gedwongen versnippering van formatie over kleine deeltijdbetrekkingen die door verschillende personen w/orden vervuld, minder worden.

De omvang van de basisformatie wordt bepaald op grond van het gemiddeld aantal leerlingen in het voorgaande schooljaar. Dit gemiddelde wordt vastgesteld op grond van de gegevens die op dedrieteldata (16 oktober, 16 januari en 1 april) worden verzameld (art. 18 WBO). Wanneer het aantal leerlingen aan het begin van het schooljaar aanzienlijk hoger is dan het gemiddelde van het vorig schooljaar of wanneer het aantal leerlingen in de loop van het schooljaar aanzienlijk toeneemt, kan de basisformatie, met toepassing van artikel 15, lid 4, WBO uitgebreid worden met één of meer boventallige leerkrachten. De normen voor de toepassing van artikel 15, lid 4 WBO zullen in het kader van het boventalligenbeleid ieder jaar per circulaire aan het onderwijsveld bekend worden gemaakt, evenals dit thans gebeurt door middel van de jaarlijkse formatieplaatsen-circulaire.

Indien het aantal leerlingen aan het begin van het schooljaar veel lager is dan het gemiddelde over het afgelopen schooljaar, kan op grond van het bepaalde in artikel 16 lid 3 WBO de basisformatie met ingang van 1 januari van dat schooljaar verminderd worden.

De normen voor de toepassing van art. 15, lid 3 WBO zullen eveneens elk jaar per circulaire aan het onderwijsveld worden meegedeeld. Hierbij zal er rekening mee worden gehouden dat tot de basisschool in de loop van het schooljaar gewoonlijk 4-jarige kinderen zullen worden toegelaten, die op de eerste schooldag daarvoor nog niet in aanmerking kwamen.

Formatie voor onderwijsachterstanden

De formatie voor onderwijsachterstanden is een toeslag op de basisformatie maar is wel inbegrepen in de reguliere formatie. In een formatieplaats voor onderwijsachterstanden of een deel daarvan kunnen evenals dit het geval is bij de basisformatie, zowel groepsleerkrachten als vakleerkrachten worden benoemd.

Voor de berekening van de toeslag wordt aan de leerlingen een "gewicht" toegekend. Op basis van de "leerlingengewichten" wordt voor de school een Schoolscore berekend. De Schoolscore is de som van de "leerlingengewichten" gedeeld door het aantal leerlingen, d.w.z. het gemiddelde van de "leerlingengewichten" en het aantal leerlingen op de drie teldata in het voorafgaande schooljaar. Bij die berekening wordt op honderdsten afgerond. Voor de berekening van de "leerlingengewichten" worden de leerlingen in zes categorieën onderverdeeld:

1. Nederlandse leerlingen, waarvan de ouder of de kostwinner van het gezin ongeschoolde arbeid verricht of, indien niet van toepassing, een opleiding heeft lager dan eindexamen lbo. Gewicht: 1, 30

2. Leerlingen waarvan de ouder of de kostwinner van het gezin het schippersberoep uitoefent en die verblijft in een internaat of een pleeggezin. Gewicht: 1, 30

3. Leerlingen waarvan de ouders een trekkend bestaan leiden volgens de definitie van het besluit Trekkende Bevolking (art. 115 WBO). Gewicht: 1, 50

4. Leerlingen waarvan de ouder of de kostwinner van het gezin ongeschoolde arbeid verricht of, indien niet van toepassing, een opleiding heeft, lager dan het niveau eindexamen lbo en tot een van de volgende groepen behoort: a. afkomstig uit een van de zogenaamde wervingslanden;

b. afkomstig uit Suriname of de Nederlandse Antillen;

c. afkomstig van de Molukse eilanden; d. als vluchteling naar Nederland gekomen. Gewicht: 1, 75

5. Leerlingen die op grond van een lichamelijke of geestelijke handicap extra aandacht verdienen (zorgverbreding). Aan deze categorie is in de notitie Formatieregeling WBO nog geen gewicht toegekend. Over de zorgverbreding in de basisschool zal voor de zomer een concept-beleidsnotitie aan de Me kamer worden aangeboden. De bedoeling is dat zorgverbredingsleerlingen een apart gewicht krijgen toegekend, ter bepaling van de formatie ten behoeve van de samenstelling van het leerlingenbestand. In het voorstel voor de formatieregeling is er vanuit gegaan dat voor deze groep 540 formatieplaatsen nodig zullen zijn. Het voornemen van de staatssecretaris is de regeling met betrekking tot de zorgverbreding ook op 1 augustus 1985 te laten ingaan. Gewicht: nog niet vastgesteld. 6. Overige leerlingen. Gewicht: 1, 00

Bij een Schoolscore van 1, 05 of hoger heeft de school in beginsel recht op een toeslag op de basisformatie. Voor een Schoolscore lager dan 1, 05 wordt geen toeslag op de basisformatie gegeven.

Het aantal leerlingen met onderwijsachterstanden is op die scholen zo gering, dat dit binnen de basisformatie opgevangen kan worden. Elke leerling kan slechts in één categorie voorkomen. Het is dus niet meer mogelijk - zoals dat onder de huidige stimuleringsregeling nog wel kan - dat leerlingen én meetellen voor stimuleringsfaciliteiten én voor faciliteiten ten behoeve van anderstaligen, zoals nu vaak het geval is. De definitieve of verplichte formatie wordt berekend door de basisformatie te vermenigvuldigen met de Schoolscore. Voor scholen met meer dan 180 leerlingen wordt het totale aantal formatieplaatsen voor ondenwijsachterstanden inclusief de toeslag op de basisformatie als volgt berekend: de basisformatie (zie de hiervoor opgenomen tabel) wordt vermenigvuldigd met de Schoolscore, waarbij het aantal formatieplaatsen rekenkundig afgerond wordt op tienden. Bij scholen met minder dan 180 leerlingen wordt het aantal formatieplaatsen voor onderwijsachterstanden inclusief de toeslag op de basisformatie als volgt berekend: de ongecorrigeerde basisformatie (zie de hiervoor opgenomen tabel) wordt vermenigvuldigd met de Schoolscore. Als het aldus berekende aantal formatieplaatsen lager is dan de basisformatie heeft de school recht op de toeslag (die rekenkundig afgerond wordt op tienden). Indien het aantal berekende formatieplaatsen gelijk aan of minder is dan de basisformatie heeft de school geen recht op toeslag op de basisformatie.

Voorbeeld

Een school met 100 leerlingen heeft een basisformatie van 4, 2 onderwijskrachten. De Schoolscore is 1, 30. De definitieve formatie is dan 1, 30 x 3, 6 (de ongecorrigeerde basisformatie bij 100 leerlingen) = 4, 7 formatieplaats. Dit is hoger dan de basisformatie van 4, 2 zodat de school recht heeft op de toeslag die in dit voorbeeld 0, 5 formatieplaats bedraagt. Wanneer in dit voorbeeld de Schoolscore 1, 10 zou bedragen komt de berekening van het aantal formatieplaatsen uit op 4 (1, 10 X 3, 6). Dit is minder dan de gecorrigeerde basisformatie van 4, 2. In dit geval wordt geen toeslag verleend, maar is de gecorrigeerde basisformatie van kracht.

Opmerkingen

1. De toeslag op de basisformatie op grond van de Schoolscore is onderdeel van de verplichte formatie. Elke school met een score die hoger is dan 1, 05 heeft daar recht op.

2. De toeslag voor onderwijsachterstanden op de basisformatie is zov»^el voor groepsgericht als voor vakgericht onderwijs. De school heeft de vrijheid om aan de hand van het schoolwerkplan het personeel in te zetten en mag daarbij binnen de grenzen van de wettelijke regelingen zelf de verhouding bepalen tussen de tijd die besteed wordt aan groepsgericht onderwijs en de tijd dat de leerlingen vakgericht onderwijs krijgen.

3. De toeslag voor de kleinere scholen wordt berekend aan de hand van de ongecorrigeerde gebroken 28-schaal. Die scholen hebben als gevolg van de ingebouwde voet immers al recht op een basisformatie, die voor wat betreft het aantal leerlingen per leerkracht wat ruimer is dan de formatie van de grotere scholen. Door de toeslag voor onderwijsachterstanden wordt het aantal leerlingen per leerkracht uiteraard verlaagd. Kleine scholen behoeven echter niet een nog lagere gemiddelde groepsgrootte te hebben dan óf op grond van de basisformatie gegeven wordt óf op grond van de Schoolscore zelf noodzakelijk is.

4. De toeslag voor onderwijsachterstanden op de basisformatie staat los van de faciliteiten voor de eerste opvang van kinderen uit het buitenland, die voor het eerst onderwijs gaan volgen in Nederland en van de faciliteiten voor de opvang van zogenaamde buitenlandse zigeunerkinderen. Voor beide groepen zullen met toepassing van artikel 15, lid 4 van de WBO faciliteiten worden verleend, waarvoor de normen per circulaire aan het onderwijsveld bekend zullen worden gemaakt.

Als voordeel van het nieuwe systeem wordt in de notitie met name aangevoerd dat de grote verschillen in extra faciliteiten die in het huidige systeem bij soms een klein verschil in graad van onderwijsachterstand kunnen bestaan, worden weggenomen.

Bezwaren

In het meermalen genoemde overleg zijn van de zijde van sommige besturenorganisaties tegen de voorgestelde systematiek verschillende - op sommige punten mijns inziens terechte - bezwaren aangevoerd. Het voornaamste punt van kritiek van deze organisaties betreft de voorgestelde "wegingssystematiek". Het afzonderlijk "wegen" van elk kind is naar hun mening onuitvoerbaar. Van de

zijde van het ministerie is in antwoord hierop meegedeeld dat het in het voornemen van de staatssecretaris ligt de nieuwe regeling zodanig uit te voeren dat de noodzakelijke informatie voor de "weging" per leerling slechts 1 x in de gehele basisschoolloopbaan van elke leerling wordt gevraagd, nl. bij de inschrijving van de leerling aan de school. Mutaties die het resultaat van de "weging" zouden kunnen beïnvloeden en die gedurende de schoolloopbaan van de leerling plaatsvinden, zullen bij deze wijze van uitvoering van de regeling derhalve geen invloed hebben. Hoewel deze toelichting enigszins aan de bezwaren van de bedoelde organisaties tegemoet komt, bleven deze op hun standpunt staan dat uitvoering van de nieuwe systematiek zeer bezwaarlijk, zo niet onmogelijk zal zijn, aangezien de Schoolscore voor elke school op elke teldatum afzonderlijk dient te worden berekend, want mutaties in het leerlingenbestand dienen uiteraard wel te worden verwerkt. Voorts vroegen verschillende organisaties zich af of de door de ouders van de leerlingen verstrekte gegevens wel voldoende controleerbaar zullen zijn en wie er aansprakelijk gesteld zal worden bij verstrekking van onjuiste gegevens. Van de zijde van het ministerie is verzekerd dat de bevoegde gezagen in elk geval niet aansprakelijk gesteld zullen worden wanneer door de ouders onjuiste gegevens worden verstrekt, hetgeen toekenning van een te hoge formatie aan de school tot gevolg heeft, terwijl het bevoegd gezag c.q. het schoolhoofd daarvan kennelijk niet op de hoogte was. Voorts werd door het ministerie meegedeeld dat het Instituut voor Toegepaste Sociologie (ITS) te Nijmegen in opdracht van het ministerie momenteel bezig is met een onderzoek met betrekking tot de voorgestelde systematiek voor de formatie voor onderwijsachterstanden. In dit onderzoek wordt o.a. nagegaan of het beroep van de ouder dan wel diens opleiding, het beste criterium is voor het "wegen" van de leerlingen. Eveneens wordt door het ITS onderzocht welke gegevens het meest bruikbaar zijn voor het bepalen van de "gewichten" van de kinderen. Dit dienen gegevens te zijn die zo weinig mogelijk privacygevoelig zijn en bovendien gemakkelijk controleerbaar. Bovendien worden er schoolproeven gehouden teneinde de bruikbaarheid van verschillende gegevens te meten.

Nadat de resultaten van deze onderzoeken bekend zijn, zal definitief worden vastgesteld welk criterium of welke criteria zullen worden gehanteerd bij de "weging" van de leerlingen en welke gegevens daarvoor aan de ouders zullen worden gevraagd.

Overigens kan de toepassing van de in de notitie Formatieregeling WBO voorgestelde systematiek ter bepaling van de formatie voor onderwijsachterstanden op schoolniveau leiden tot een andere uitkomst van beschikbare formatie. Daarbij dient wel te worden bedacht dat de "gewichten" voor de zorgverbredingsleerlingen nog niet zijn vastgesteld en dat in de voorgestelde regeling ook anderszins nog wijzigingen kunnen worden aangebracht.

Formatie t.b.v. schoolleiding en e.t.c.

In een volgend nummer hoop ik D.V. nader in te gaan op de voorstellen in de concept-formatieregeling inzake de formatie t.b.v. de schoolleiding en het onderwijs in eigen taal en cultuur en op het voorgestelde boventalligenbeleid. Tevens zullen zo mogelijk mededelingen worden gedaan over de resultaten van het overleg van de besturenbonden en de personeelsorganisaties met het ministerie.

Mr. P. Hugense.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 mei 1984

De Reformatorische School | 64 Pagina's

Notitie formatieregeling wet op liet basisonderwijs

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 mei 1984

De Reformatorische School | 64 Pagina's