Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

WAT DOE JE MET JE GELD?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WAT DOE JE MET JE GELD?

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Strikt persoonlijk.

De gestelde vraag „wat doe je met je geld? " vraagt een strikt persoonlijk antwoord. Het is immers een vraag die rechtstreeks op onze portemonnee afkomt. En wie is daar beter in thuis dan ikzelf. Dat is mijn terrein, mijn bezit, mijn geheim. Dat gaat over hetgeen ik verdiende, hetgeen ik verkreeg, waar ik me dan ook rechtmatig eigenaar van mag noemen. Vooral op dat „rechtmatig" moet wel even de nadruk vallen. Ik werkte om mijn geld te verdienen, ik handelde met een eerlijke handel om mijn bezit te winnen. Dat geeft mij het „recht" om met mijn geld te doen wat ik wil. Je kunt er alle kanten mee op. Niet alleen voedsel, ontspanning, behuizing, mijn levensbehoeften kan ik kopen, maar door mijn geld kan ik zelfs mensen aan mij binden.

Het spreekwoord zegt: Het geld dat dom is, maakt recht wat krom is. Het saldo van mijn bezit is de graadmeter van mijn welstand. Evenredig daarmee is de hoogte van mijn aanzien. In de maatschappij waarin wij leven en werken geldt de wet van verdienen en vergaren enerzijds en van economische besteding anderzijds. Kort gezegd „Geld moet rollen". Wie verstandig is laat het dan ook rollen maar zoveel mogelijk in een éénrichtingsbaan: MIJN kant op. Het geld geeft ruim baan voor versterking van het zondige egocentrische denken van de mens. Er dreigt een groot gevaar dat het bezit in deze wereld je vasthecht aan deze wereld. Geld en wereld hebben één ding gemeen: vergankelijkheid. Moeten wij ons dan aan het vergankelijke gelei zo hechten dat wij er niet meer van los kunnen komen, dat wij ermee verloren gaan?

Vandaar de vraag wat doe je met je geld? Alles wat hiervoor gezegd is over bezit en verkrijging daarvan kan gezegd zijn door de materialist, hij die zijn houvast heeft in de materie. Maar het kan nooit het antwoord zijn van degene die belijdt „ik geloof in God de Vader de Almachtige Schepper van de hemel en de aarde". Dit belijden houdt een erkenning in van

Gods eigendomsrecht

over al het geschapene. Dat is bijbels. Er wordt wel gedacht dat geld buiten de Godsdienst moet blijven. De economie met zijn wet van verdienen en vergaren en de Godsdienst met zijn wet van dienen en offeren verdragen elkaar niet. God en geld kun je niet in één zin noemen, zo redeneert men.

Het één verdraagt het ander niet. Een redenering die grond geeft aan een tweeslachtig Christendom: één voor 's zondags in de kerk en één voor 's maandags op het werk.

Gods Woord leert ons anders. Lees Haggai 2 : 9: Mijn is het zilver, en Mijn is het goud, spreekt de Heere der heerscharen." Daar hebben we God en geld in één zin. Daar blijkt wie de Eigenaar is van ons geld. Daar verlies ik mijn eigendomsrecht, mijn geld, mijn bezit. Als ik het zo benader, en dat moet ik doen, vanuit Gods Woord, dan sta ik met lege handen, lege portemonnee, blanko spaarbankboekje. Dan staat alles wat ik het mijne dacht te noemen op naam van de Grote Eigenaar, de Schepper en Onderhouder van Zijn wereld met alle rijkdommen. Als ik dan mijn balans opmaak ontbreekt de activa, sta ik in het krijt, blijft van mij niets over dan een schuldenaar. Dan kan ik alleen nog maar de hand ophouden en uit genade ontvangen. En als ik ontvang blijf ik schuldenaar, niet meer dan een rentmeester, verantwoording verschuldigt voor hetgeen ik ontving.

Geef ons heden ons dagelijks brodd.

Uit die bede klinkt de afhankelijkheid voor ons bestaan van God de Heere.

Zoals vraag 125 van de Heidelberger Catechismus ons leert: „Wil ons met alle nooddruft van het lichaam verzorgen, opdat wij erkennen, dat Gij de enige oorsprong van allo goed zijt, en dat noch onze zorg en arbeid, noch uw gaven, zonder uw zegen ons gedijen, en dat wij derhalve ons vertrouwen van alle schepselen aftrekken en op U alleen stellen."

Dat is genoeg. Je hoort ook weieens bidden geef ons ELKE dag ons dagelijks brood. In dat gebed verzamelt de bidder hot manna voor meerdere dagen. God schenkt ons al meer dan wij vragen. Hij schenkt het bidders en niet-bidders in Zijn algemene genade. Beseffen wij welke verantwoording wij hiermee te dragen krijgen? Ik ontvang niet tot mijn zekerheidsstelling, ik ontvang niet om mijn macht uit te breiden, om mijn eer te verzekeren. Ik ontvang om het te bezitten als niet bezittende. Ik kan, ik mag delen in de welvaart, maar met het oog gericht en het hart uitgaande naar 't welzijn van Gods schepping. Terwille van , , Het Koninkrijk". Gods gaven, ook ons geld, worden ons geschonken tot besteding in Zijn dienst. Die dienst is wereldwijd. Daar ben ik niet alleen zelf in betrokken maar ook mijn naaste.

Gods gaven vormen voor ons geen bedreiging, maar de welvaartsroes waarin wij leven bedreigt ons. Het egoïsme komt steeds sterker op de voorgrond te staan. Het gaat ons goed maar we willen meer en beter. De veraangenaming van ons leven speelt een grote rol, meer verdienen, langere vakanties, betere behuizing, meer gemakken, beter onderwijs, enz. Het kan niet op!

Beangstigend, en gevaarlijk. Beangstigend omdat de grenzen naar het overzichtelijke over-

schreden worden en wij niet meer zien hoe kv/etsbaar we zijn in de voorziening van onze normale dagelijkse levensbehoeften. De technologische wetenschap verblindt de zinnen. Gevaarlijk omdat de behoefte niet meer bevredigd wordt en de verafgoding van het aards bezit steeds grotere vormen aan gaat nemen, terwijl aan geestelijke goederen geen waarde gehecht wordt.

Een ik mijns broeders hoeder?

Ons geld, wat zullen wij dan met ons geld, met onze welvaart? Het ware welzijn ligt in gehoorzaamheid aan Gods gebod, in het zoeken van Zijn Koninkrijk.

Daartoe behoort ook wat in Johannes 3 vers 17 staat: , , Zo wie nu het goed der wereld heeft en ziet zijn broeder gebrek hebben, en sluit zijn hart toe voor hem, hoe blijft de liefde Gods in hem? Wij ontvangen de vele gaven om die te genieten en om anderen te dienen. Is er dan nog gebrek zodat wij helpen kunnen?

Bijna honderdduizend doden in Etiopië, vooral kinderen, zo meldt ons het kleine krantenberichtje. We nemen er kennis van. Wat doen wij er verder mee? Wie zijn die kinderen die daar, en claar niet alleen - denk ook aan India - de hongerdood sterven? Schepselen van God, mensen zoals wij, onze naasten! Zo'n krantenbericht geeft onze welvaart een wrange bijsmaak. Het kwart gedeelte van de wereldbevolking dat onze welvarende westerse wereld bewoont verorbert 73% van het wereldinkomen. De rest, het reststantje, van 27% voor driekwart van de wereldbevolking is niet in staat de honger, kindersterfte, besmettelijke ziekten doelmatig te bestrijden. Soms denken wij nog reden tot klagen te hebben. Is er niet veel meer reden' om dankbaar te zijn. En meer. Er is reden om vanuit onze welvaart te denken aan het welzijn van onze naaste! De gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester (Lucas 16 vers 1 tot 9) leert ons leven in een welvaartsstaat. Het aan ons toevertrouwde, niet alleen geld en goederen maar ook het leven, de gezondheid, het verstand, Gods Woord, de doop, onze Christelijke opvoeding' enz. ontvangen wij als rentmeesters. Ter besteding in dienst van de Eigenaar. Of zoals vraag 55 van de Heidelberger Catechismus ons voorhoudt: „dat elk zich moet schuldig weten, zijn gaven ten nutte en ter zaligheid der andere lidmaten gewilliglijk en met vreugde aan te wenden." Gewillig en met vreugde! Ook dat kan. Toon mij uw geloof uit uw werken. De wisselwerking van Gods uitgestorte liefde in mensenharten. Dat geeft liefde tot de naaste. Hierin zie je de ontmoeting met d.e naaste als gevolg, als vrucht van de Godsontmoeting. Precies het tegenbeeld van de moderne theologie die ons God wil doen ontmoeten in onze naaste. De rentmeester wist maar al te goed dat hem straks alles zou ontvallen. En daar dekt hij zich voor. Als eenmaal het geld hem ontvallen is zal hij vrienden overhouden. Vrienden verkregen door de „onrechtvaardige" Mammon. Mammon was in die tijd cle uitdrukking voor rijkdom of kapitaal. Oorspronkelijk had deze uitdrukking geen ongunstige bijklank. Het geld is een dood materiaal. Het zondige gebruik, eigenlijk misbruik, brengt de Heere Jezus er toe van de „Onrechtvaardige Mammon" te spreken. Maakt u vrienden uit de „onrechtvaardige Mammon", opdat wanneer u ontbreken zal, zij u mogen ontvangen in de eeuwige tabernakelen. Zie vooruit, zoals de onrechtvaardige rentmeester, straks komt de tijd dat alles ons ontnomen zal worden.

Dat is de enige zekerheid in het leven. De toekomst des Heeren genaakt. Het gaat niet zomaar om meer of minder maar om „je geld of je leven". Om alles of niets. Met geld koop je het leven niet, het eeuwige leven niet, maar het bezit ervan, het zich eigenaar voelen bind je aan de wereld. „Laat gierigheid mij in haar strik niet vangen". Denk aan de rijke dwaas, schuren vol en nog schrapen. WELVAART GENIE-TEN en WELZIJN ONTBEREN.

„In deze nacht zal men uw ziel van u afeisen; en hetgeen gij bereid hebt, voor wie zal het zijn? Alzo is het met dien die zichzelf schatten vergadert, en niet rijk is in God".

En het alternatief? Leef in de afhankelijkheid van God. „Zoekt het Koninkrijk Gods en al deze dingen zullen u toegeworpen worden Verkoopt hetgeen gij hebt, en geeft aalmoes. Maakt uzelf buidels die niet verouderen, een schat die niet afneemt in de hemelen, waar de clief niet bijkomt noch cle mot verderft. Want waar uw schat is, aldaar zal ook uw hart zijn".

Betekent dat veronachtzaming van Gods goede gaven, een afwijzing van aards bezit? Neen! Ons wordt cle weg gewezen naar het bezitten als niet bezittende. Dat wil zeggen: besteden naar Gods eis. Lees eens mee wat God gebiedt, niet verbiedt, in het

vierde gebod, voor ons nader verklaard in zondag 28 van de Heidelberger Catechismus; „dat de kerkedienst, of het predikambt, en de scholen onderhouden worden, en dat ik inzonderheid op de Sabbat tot do gemeente Gods naarstig kome en de armen Christelijke handreiking te doen "

Ja dat alles, kerk en school, ook nu nog! Ondanks onze welvaart, ondanks rijkssubsidies. Dan gaf God ons ook nog een redelijk verstand om zelf in te zien waar onze hulp, onze gaven, het meest nodig zijn. Wat denk je van een Gereform. Sociale Akademie die een grote functie te vervullen heeft in onze samenleving maar voorlopig niet subsidiabel is?

Hier ligt voor ons een opdracht, het gebod, „dat de scholen onderhouden worden."

Met de welvaart breidt de diakonale taak van de kerk zich uit. Denk maar aan het werk in de verzorgende sectoren, zieken-en bejaardenzorg. Hulp aan gehandicapten en eenzamen enz. En verder van huis maar niet minder dringend vragen zending en ontwikkelingshulp onze aandacht en onze gaven.

Zo mogen wij ons geld, ons bezit aanwenden tot leniging van noden, nabij en ver. Zo kan ons geld zelfs ten zegen zijn als wij het leren besteden „ten nutte en ter zaligheid". Om U te dienen.

Literatuur:

Konsept van de lezingen „Leven in de welvaartsstaat" van de Kommissie Zomerkampen 1971.

Salvo schets „Etick van de geldbesteding".

„Bouwstof" augustus 1972.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 december 1973

Daniel | 16 Pagina's

WAT DOE JE MET JE GELD?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 december 1973

Daniel | 16 Pagina's