Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gemeentebestuur (47)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gemeentebestuur (47)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij de bespreking van de gemeentewet volgen nu een aantal bepalingen, die geplaatst zijn onder het opschrift: „Van de plaatselijke verordeningen, tegen wier overtreding straf is bedreigd."

Het zijn de artikelen 195 t/m 207, met uitzondering van de artikelen 197 en 204, die in het verleden zijn vervallen. Onze grondwet bevat een bepaling, t.w. artikel 107, op grond waarvan het strafrecht is geregeld in een algemeen wetboek (het wetboek van strafrecht) en in een aantal formele wetten. Eén van die wetten is de gemeentewet, waarin dus de bovengenoemde voorschriften voor de plaatselijke strafverordeningen zijn opgenomen.

Het wetboek van strafrecht bevat 3 boeken, achtereenvolgens handelende over algemene bepalingen, misdrijven en overtredingen. De bepalingen van de eerste acht titels van het eerste boek - de algemene beginselen van het strafrecht — gelden ook voor feiten, waarop bij gemeentelijke verordeningen straf is gesteld. Met de materie, vervat in deze algemene beginselen, mag de plaatselijke verordening zich niet bezighouden. Is dit wel het geval, dan zal de rechter de verordening onverbindend verklaren, terwijl ook vernietiging door de Kroon voor de hand ligt. Deze algemene beginselen omvatten onder meer het volgende.

Geen feit is strafbaar dan op grond van een wettelijke strafbepaling, die is vastgesteld voordat het feit is begaan. Dit is een hoofdbeginsel van ons strafrecht en heeft tot gevolg dat een strafverordening nooit met terugwerkende kracht zal mogen worden ingevoerd. Verder zeggen deze algemene bepalingen dat poging tot en medeplichtigheid aan overtredingen niet strafbaar is, wie als dader van een strafbaar feit wordt beschouwd en dat de kosten van hechtenis ten laste en de opbrengst van boeten ten bate van de staat komen. Volgens het wetboek van strafrecht worden de in plaatselijke verordeningen strafbaar gestelde feiten beschouwd als overtredingen. In „De strafwetgevende bevoegdheid der gemeentebesturen" merkt Profes­ sor Krabbe ten aanzien van het verschil tussen misdrijven en overtredingen het volgende op: „Naar de opvatting van de wetgever zijn er feiten, welke niet alleen het karakter bezitten van schadelijk te zijn voor de maatschappij, maar daarenboven ons rechtsgevoel beledigen, zoals doodslag, diefstal, meineed enz.; en aan de andere kant zijn er feiten, die, zonder bepaaldelijk ons rechtsgevoel te krenken, alleen onder straf worden gesteld omdat het maatschappelijk belang hun repressie vordert, zoals het niet voldoen aan de verplichting tot aangifte van geboorte of overlijden, het afscheuren van bekendmakingen, vanwege het openbaar gezag gedaan enz. De eerstgenoemde feiten heeft het wetboek als misdrijven, de tweede als overtredingen gekwalificeerd."

De rechter behoeft zelf niet te gaan beoordelen of hij met een misdrijf of met een overtreding te doen heeft. Het wetboek van strafrecht somt in zijn tweede en derde boek namelijk op welke van de in dat wetboek vermelde strafbare feiten als misdrijf en welke als overtreding worden aangemerkt. Voor zoveel in een andere wet strafbaar gestelde feiten betreft, wordt steeds uitdrukkelijk aangegeven of die feiten als misdrijven dan wel als overtredingen moeten worden beschouwd.

Artikel 195 der gemeentewet luidt als volgt: „De raad kan op overtreding zijner verordeningen, voor zoveel daartegen niet bij een wet, een algemene maatregel van bestuur of een provinciale verordening is voorzien, hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden stellen, alsmede openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak."

Strafverordeningen kunnen alleen door de raad worden vastgesteld. De raad kan ook alleen straf bedreigen tegen overtreding van zijn verordeningen. Niet dus tegen overtreding van voorschriften van burgemeester en wethouders of van de burgemeester. Een bekend voorbeeld van een straf­ verordening is de algemene politieverordening. Ook zelfbestuurs(medebewinds)verordeningen kunnen strafbedreigingen bevatten en dus strafverordeningen zijn. Overtredingen van plaatselijke verordeningen worden in eerste instantie berecht door de kantonrechter.

Bedreigt een wet, een algemene maatregel van bestuur of een provinciale verordening reeeds straf tegen overtreding van een plaatselijke verordening, dan mag de raad dit niet meer doen. Het karakter van de verordening verandert daardoor evenwel niet, het blijft een strafverordening.

Met inachtneming van de in artikel 195 gestelde grens is de raad vrij hef maximum van de straf te bepalen. De minima, die in het wetboek van strafrecht zijn bepaald op hechtenis van één dag en geldboete van vijftig cent, zal de raad moeten eerbiedigen. Hij kan die niet wijzigen. Wel zou de raad - indien hij dat wenste - de strafbedreiging tot deze algemene minima mogen beperken. Dit zal echter in de praktijk wel nooit gebeuren. Evenmin is het uiteraard de bedoeling in de verordening steeds de maximale straf te bedreigen.

Er is onderscheid tussen hoofdstraffen en bijkomende straffen. Hoofdstraffen kunnen afzonderlijk worden opgelegd, bijkomende straffen slechts in combinatie met een hoofdstraf. Als hoofdstraffen kan de raad bedreigen hechtenis of geldboete en als bijkomende straf, de openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak. De verordening kan als hoofdstraf bedreigen alleen hechtenis of alleen geldboete, maar ook hechtenis óf geldboete. Hechtenis én geldboete zijn dus niet mogelijk. Al is de maximale geldboete in de gemeentewet gesteld op ƒ 300, -, niettemin kan de rechter - behalve wanneer uitsluitend geldboete is bedreigd - een hogere geldboete opleggen. Het wetboek van strafrecht geeft hem namelijk de vrijheid om, indien de raad alleen hechtenis heeft bedreigd, toch geldboete op te leggen en, indien hechtenis of geldboete is bedreigd, doch de maximale geldboete naar de mening van de rechter niet voldoende is, een hogere geldboete op te leggen. In beide gevallen mag hij dan de geldboete tot maximaal ƒ 10.000- verhogen. Aangenomen wordt, dat de raad de bijkomende straf van openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak niet imperatief mag voorschrijven. De rechter zal zelf ter eigen beoordeling deze bijkomende straf mogen opleggen, tenzij natuurlijk de verordening deze mogelijkheid niet opent.

Artikel 196 bepaalt dat, indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen jaar is verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, de rechter de geldboete of hechtenis tot het dubbel van het voor elk gesteld maximum kan uitspreken.

Dit voorschrift met betrekking tot de zogenaamde „recidive" is geschreven voor de rechter en niet de raad. De raad mag dus generlei verzwaring voorschrijven.

Artikel 198 luidt:

„De verordeningen tegen overtredingen waarvan straf is bedreigd worden, nadat zij door de raad zijn vastgesteld, aan gedeputeerde staten toegezonden. Gedeputeerde staten berichten de raad de ontvangst der verordening."

De bepaling van dit artikel wortelt in het repressief toezicht, d.i. het toezicht achteraf, teneinde te kunnen beoordelen of een verordening voor schorsing en vernietiging in aanmerking komt. Voor sommige besluiten is met het oog daarop toezending aan gedeputeerde staten imperatief voorgeschreven, met name ook voor de straf verordeningen. Extra toezicht verdient hier immers aanbeveling omdat door het opleggen van straffen vrijheid en eigendom van de burgers kunnen worden ingekort, hetgeen een kwaad is, dat de burgers alleen na zorgvuldige afweging van alle belangen mag worden aangedaan. De nodige zelfbeperking zal de raad hier dus altijd moeten betrachten. De bepalingen omtrent toezending aan gedeputeerde staten en afkondiging (zie hierna) slaan ook op besluiten tot wijziging of intrekking van bestaande strafverordeningen. De formele voorschriften van de artikelen 198 en volgende hebben betrekking op alle strafverordeningen, onverschillig of de raad zelf de strafbepaling heeft gemaakt of dat deze berust op een regeling van een hogere wetgever.

Artikel 199 leert ons dat de strafverordeningen niet verbinden, dan wanneer zij behoorlijk zijn afgekondigd. Inderdaad is de behoorlijke afkondiging een eerste eis, die men aan strafverordeningen mag stellen. De overheid zal er voor moeten zorgen dat aan deze verordeningen, die straffen voor de burgers inhouden, goede bekendheid wordt gegeven. De afkondiging is voorwaarde voor de verbindendheid. Blijkens het later te bespreken artikel 209, handelende over het dagelijks bestuur der gemeente, behoort de afkondiging tot de taak van burgemeester en wethouders. Andere verordeningen van de raad mogen ook worden afgekondigd, maar verplicht is dit niet.

De plicht slaat blijkens verschillende uitspraken van de Hoge Raad ook niet op belastingverordeningen, die intussen toch wel strafbepalingen zullen bevatten. De formele bepalingen omtrent strafverordeningen, die intussen toch wel strafbepalingen zullen bevatten. De formele bepalingen omtrent strafverordeningen (dus inzending en afkondiging) gelden wel voor de nadere regels, die burgemeester en wethouders mogen stellen, zo hun dit bij een strafverordening is opgedragen. Ook zal geheel als een strafverordening moeten worden behandeld een raadsbesluit, waarbij het inwerking treden van een eerder vastgestelde strafverordening wordt bepaald. Het nemen van zo'n nader besluit sluit de wet namelijk niet uit.

Hendrik-Ido-Ambacht

C. den Uil.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 juni 1984

De Banier | 24 Pagina's

Gemeentebestuur (47)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 juni 1984

De Banier | 24 Pagina's