Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERK EN KERKRECHT 76

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERK EN KERKRECHT 76

DE DORDTSE KERKORDE, Art. 22

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De ouderlingen zullen door het oordeel der kerkeraad en der diakenen verkoren worden, zodat het naar de gelegenheid van een iedere kerk vrij zal zijn, zo vele ' ouderlingen als er van node zijn de gemeente voor te stellen, om van die zelve (ten ware dat er enige beletsel voorviel) geapprobeerd en goedgekeurd zijnde, met openbare gebeden en stipulation bevestigd te worden; of een dubbel getal, om het halve deel bij de gemeente verkoren te worden en op dezelfde wijze in den dienst te bevestigen, volgens het formulier daarvan zijnde.

De verkiezing. Principieel staat de beroeping van de ouderlingen op één lijn met die van de dienaar des Woords. Ze bestaat in verkiezing, approbatie en bevestiging.

Bij de verkiezing, die begint met het stellen door de kerkeraad van , , een dubbel getal" van het aantal vacatures, moet allereerst door de kerkeraad gelet worden op de vereisten voor de ambtsbediening van ouderlingen.

Naast de bijbelse uitspraken van 1 Tim. 3 : 2-7 en Tit. 1 : 5-9 heeft het Convent van Wezel 1568 gesteld: Met alle kracht zal men er zich op toeleggen, dat de dingen aanwezig zijn die Paulus vereist: nl. een onbestraffelijk leven, zuivere religie, uitstekende godzaligheid, geestelijke wijsheid, waarbij het bovenal nuttig zal wezen, dat enige kennis ook van burgerlijke zaken gevoegd is. Vóór alle dingen zullen zij zover mogelijk verwijderd zijn van Êille eerzucht en begeerte naar roem, ja ook van alle vermoeden van eerbejag.

Rotterdam in 1575 stelde kort en zakelijk vast: De ouder­lingen zullen door de kerkeraad verkoren worden, weinig in getal, rijp in oordeel en wijsheid.

De kerkeraad draagt de verantwoordelijkheid voor het dubbel getal. Hij mag er niet van uitgaan om sommigen serieus te stellen en de anderen slechts voor aanvulling. Hij moet altijd proberen de meest geschikten te stellen, want de verkiezing mag geen wassen neus zijn. Ook in kleine kerkeraden mogen ouderlingen bij de verkiezing geen weinig begeerden tegenover zich stellen, om dan zelf meer kans te hebben om weer herkozen te worden. Het stellen van het dubbel getal is een gewichtige en ' ernstige zaak, waarbij de kerkeraad uit moet gaan van de gedachte, dat alle kandidaten, zonder onderscheid, geschikt zijn om als ouderling te kunnen dienen.

Is er eigenlijk geen bijzondere opleiding nodig voor het ouderlingenambt, waarbij men dan na een soort examen in aanmerking zou , komen als kandidaat op het dubbel getal? In de dagen van Paulus blijkt uit 1 Tim. 3 : 10 dat diakenen evenals de ouderlingen eerst beproefd, d.i. onderzocht moesten worden. Maar op welke manier dat onderzoek plaats vond, staat er niet bij. Bij de ouderlingen en diakenen is een afzonderlijke voorbereiding en examen nergens een vast gebruik geworden. Bij de verkiezing werd er slechts gevraagd of de kandidaten bekwaam waren tot het ambt en onberispelijk van wandel. Het oordeel van kerkeraad en gemeente werd een voldoende onderzoek geacht. Nu en dan is er wel eens een poging gedaan om te komen tot een afzonderlijke opleiding voor de ouderlingen. In de 17e eeuw is het beproefd door Jakobus Koelman, predikant te Sluis. Hij wilde een onderzoek laten doen door de kerkeraad of de classis inzake leer, leven en ambtsgaven. Koelman wilde dit laten doen, omdat er zoveel onkundige en onbekwame ouderlingen in de gemeenten werden gekozen (zie J. Koelman: Het ambt en de plichten der ouderlingen en diakenen, blz. 79). Ten tijde van de Afscheiding in de vorige eeuw heeft ds. Van Raalte te Ommen een opleiding willen instellen, daar hij meende dat de ouderlingen niet alleen in de Schrift, maar ook met de Gereformeerde belijdenisschriften, met de kerkregering, met de kerkorde, met de ervaring van het geestelijk leven enz. voldoende op de hoogte moesten zijn. Temeer daar de ouderlingen toch op de kerkelijke vergaderingen zitting hebben, en ook stemrecht hebben in alle beslissingen die genomen moeten worden. Ongetwijfeld zijn dit argumenten van gewicht

Toch vond dit standpunt in de kerk weinig bijval, omdat men meer het standpunt van Calvijn navolgde, die juist wilde waken voor een ouderlingenstand die ver boven de gemeente zich zou verheffen en een hiërarchie zou gaan vormen naast de gemeente. Calvijn wilde het meer houden bij de praktische vorming en de praktische levenswijsheid. Ongetwijfeld echter zijn de ouderlingensamenkomsten die hier en daar in de classes worden of werden gehouden, waarbij een predikant een onderwerp behandelt over de leer of de kerkregering, toch wel zeer nuttig, vooral ook voor de jongere ambtsdragers.

In verband met de eisen die Gods Woord stelt, kwamen er in de loop der tijden allerlei vragen die beantwoord moesten worden.

In het Kerkelijk Handboekje kan men er lezen in de particuliere vragen van de eerste synoden. Sommige vragen waren o.a.

1. Mag iemand die een- wederspannige vrouw heeft, die wel ter kerk gaat, maar geen voorbeeld is en niet onberispelijk leeft, of die een vrouw heeft, die geen lid der kerk is, doch wel onberispelijk is, doch niet ten avondmaal gaat of die naar een andere kerk gaat, wel ouderling zijn? Daarop werd geantwoord, dat men, als er andere broeders beschikbaar waren, de zodanigen niet moest kiezen, doch als er geen beteren te krijgen waren, men ze kon verkiezen, als ze persoonlijk uitnemend bekwame en geschikte personen waren.

2. Of iemand die ongehoorzame kinderen heeft, wel in het ambt mag staan? Door de P£irt. Synode van Amsterdan 1601 werd op deze vraag geantwoord, dat als de ouders buiten schuld zijn, „de ouderen niet en moeten ontgelden 't gene buyten hare schuit van de kinderen ghedaen wort".

3. Mogen afgezette ouderlingen of diakenen weer in het ambt komen? Antwoord: Elk voorkomend geval moet door de kerkeraad op zichzelf beoordeeld worden. In sommige gevallen kan iemand, die berouw toonde, na een zekere tijd weer voorgesteld worden. Er kunnen ook gevallen zijn, dat het niet wenselijk is.

4. Mogen vader en zoon, of twee broers of zwagers wel in de kerkeraad zitten? Gods Woord spreekt er zich niet over uit. Principieel bezwaar is er niet Wel moet gewaakt worden voor een familieregering, vooral bij een kleine kerkeraad. Christus Zelf heeft in de apostelkring wel tweemaal twee broers opgenomen, nl. Simon Petrus en Andreas, en Jacobus en Johannes.

5. Mogen overheidspersonen in de kerkeraad zitting . hebben? Deze sag was tijdens de Republiek, toen er een nauwe band bestond tussen kerk en staat, van betekenis. De Synode van Middelburg achtte het geen bezwaar. De wenselijkheid moet in elk bepaald geval overwogen worden.

's-Gravenhage

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 september 1965

De Saambinder | 4 Pagina's

KERK EN KERKRECHT 76

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 september 1965

De Saambinder | 4 Pagina's