Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

D-day

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

D-day

Vijftig jaar geleden begon de bevrijding van West-Europa

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

6 juni 1944. Een datum die miljoenen mensen nog in het geheugen staat gegrift. De Engelsen spreken van D-Day. Dat wil zeggen: Decision-Day, dag van de beslissing. Het was de dag van de grootste militaire landingsoperatie die de wereld ooit heeft meegemaakt. Binnen 24 uur werden 133.000 manschappen, 1500 tanks en 15.000 andere voertuigen met bijna 7000 schepen in Frankrijk aan land gezet. Daarbij kwamen nog eens 2300 parachutisten, die midden in de nacht de landing hadden voorbereid. Een tocht langs de invasiestranden in Normandië brengt de dramatische gebeurtenissen van vijftig jaar geleden weer tot leven.

Wie vandaag op een mooie zomerdag de invastiestranden bezoekt, kan zich nauwelijks voorstellen dat hij zich hier op een van de belangrijkste slagvelden uit de wereldgeschiedenis bevindt. Waar vijftig jaar geleden kogels en granaten dood en verderf zaaiden, zitten nu kinderen vreedzaam te spelen in het zand. En waar zwaar bepakte militairen zich in 1944 moeizaam een weg baanden naar de vaste wal, daar zie je nu alleen maar baders en zwemmers genieten van zon en wind en water. Eigenlijk is er maar één plaats waar de gebeurtenissen van vijftig jaar terug nog opvallende sporen hebben achtergelaten. En dat is het strand van Arromanches. Arromanches was voor de Tweede Wereldoorlog een onopvallend kustdorpje van nog geen duizend inwoners. Die duizend inwoners heeft het nog steeds niet, maar wel trekken er elke zomer duizenden vakantiegangers, dagjesmensen en oud-strijders met hun familieleden naar toe om met verbaasde blik te kijken naar de indrukwekkende betonnen caissons, die her en der in zee verspreid liggen. Op een afstand lijken het net schepen die een eind uit de kust het anker hebben laten vallen. Het zijn de befaamde Phoenixcaissons, die in juni 1944 werden gebruikt om een kunstmatige haven aan te leggen. Ze moesten de Geallieerde schepen bij het lossen van troepen en oorlogsmaterieel beschermen tegen de zware golfslag en de sterke vloedstroom die je hier voor de Normandische kust kunt verwachten. Eentje ligt er, een beetje scheef gezakt, helemaal vooraan. Die is op een stormachtige nacht door de vloed losgerukt en op het strand gezet.

400.000 bezoekers
Hoe het allemaal precies geweest is, wordt uit de doeken gedaan in het invasiemuseum van Arromanches, dat elke keer weer uit zijn jasje groeit. „Er komen nu al ruim 400.000 bezoekers per jaar, van wie meer dan de helft buitenlanders", vertelt de conservator Jean Noël, die bij de ingang staat te wachten op hoge gasten uit Afrika. „Dat levert elk jaar bijna 2'/) miljoen gulden op", voegt hij eraan toe. „Dat is meer dan voor het beheer van het museum nodig is. Daarom wordt een deel van de opbrengst gebruikt om de jaarlijkse herdenkingsplechtigheden te bekostigen. En wat er dan nog overblijft, gaat naar een paar noodlijdende musea in de buurt." Ineens is monsieur Noël verdwenen. Als een pijl uit de boog schiet hij naar buiten, waar een zwarte limousine met de verwachte Afrikaanse gasten stopt. Het zijn kennelijk militaire hoogwaardigheidsbekleders, te oordelen naar hun smetteloze uniformen met dubbele rijen onderscheidingstekens op de borst. Ik sluit me aan bij een gezelschap Engelse toeristen dat net langs de controle is geschuifeld en luister mee naar wat mr. David Dunfee, hun reisleider, vertelt.

In het diepste geheim
Mr. Dunfee legt uit waarom het aanleggen van kunstmatige havens bij de invasie noodzakelijk was. Zonder haven kun je met de meeste schepen de kust niet bereiken. Maar in het invasiegebied lag geen enkele haven van betekenis. En de dichtstbijzijnde havensteden, Cherbourg en Le Havre, waren zo zwaar verdedigd, dat het vrijwel onmogelijk was ze vanuit zee te veroveren. De voorbereidingen voor het bouwen van de drijvende haven van Arromanches waren al in 1943 in Engeland begonnen. Vlak bij de oever van de rivier de Theems had men enorme sleuven in de grond uitgegraven, 80 meter lang en meer dan 10 meter diep. Daarin werden van gewapend beton de Phoenix-caissons gebouwd. Dat gebeurde in het diepste geheim. Behalve de militaire opdrachtgevers mocht niemand weten wat de bedoeling van deze merkwaardige bouwsels was. Als er zo'n gevaarte klaar was, werd er een verbinding gegraven met de rivier. Men liet de sleuf vol water lopen, waardoor de caisson ging drijven. Met behulp van sleepboten werd hij dan de rivier opgetrokken en ergens anders afgemeerd, in afwachting van de overtocht naar de Franse kust, waarvan niemand nog de datum wist. Sommige caissons deden bij de landing in Normandië niet alleen dienst als golfbreker, maar ook als opslagplaats van benzine en olie voor de legervoertuigen. En op andere stond luchtafweergeschut opgesteld om eventuele Duitse luchtaanvallen af te slaan.

Derde front
Hoewel mr. Dunfee de invasie zelf niet meegemaakt heeft, blijkt hij als oudmilitair toch goed op de hoogte te zijn van de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog. Aan de hand van de kaart van Europa die in het museum hangt, legt hij uit hoe Hitler-Duitsland in 1944 in het oosten bedreigd werd door de oprukkende Russische troepen en in het zuiden door de geallieerde legers die in Italië geland waren. Maar dat was niet genoeg om het Nazi-rijk op de knieën te krijgen. Daarvoor was een derde front nodig, een aanval vanuit het westen. Daarom leek Zuid-Engeland in het voorjaar '44 op één groot legerkamp. Drie en een half miljoen manschappen maakten zich op voor de overtocht naar het vasteland. Rond de helft van dit invasieleger was Brits. Verder 1,5 miljoen Amerikanen en dan nog enige honderdduizenden uit andere landen: Canada, Australië, Nieuw-Zeeland, België, Tsjecho-Slowakije, Griekenland, Noorwegen, Polen en Nederland. In alle baaien van Zuidwest-Engeland werden schepen voor de oversteek van Het Kanaal in gereedheid gebracht. Op talloze plaatsen lagen vaartuigen van allerlei slag zij aan zij voor anker. Tussen de havenstad Portsmouth en het eiland Wight ertegenover lagen er zoveel, dat er wel gezegd werd, dat je gemakkelijk met droge voeten van het eiland naar de vastewal kon lopen.

Atlantische muur
Tijdens deze zorgvuldig geheimgehouden gecamoufleerde voorbereidingen voor de invasie werden aan de zuidoostkust van Engeland, tegenover Calais, groots opgezette afleidingsmanoeuvres gehouden: opvallende troepenverplaatsingen met opblaasbare tanks en pantserwagens van rubber, vlootoefeningen op zee en dergelijke. De Duitse inlichtingendienst raakte er dan ook steeds meer van overtuigd dat de aanval in de buurt van Calais zou plaats vinden. Daar hadden de Duitsers dan ook hun sterkste troepenmacht samengestrokken en daar lag het zwaartepunt van de "Atlantische Muur", zoals Hitler vol trots de Duitse kustverdediging noemde. Die "muur" liep van Noorwegen tot voorbij Normandië in Bretagne. De havens in deze kuststrook werden omgebouwd tot onneembare vestingen. In zee werden uitgestrekte mijnenvelden gelegd en langs de vloedlijn werden, net onder water, allerlei obstakels aangebracht, die landingsvaartuigen moesten verhinderen de kust te bereiken. Een keten van betonnen bunkers, voorzien van zwaar geschut, zorgde ervoor dat de hele kustlijn onder vuur genomen zou kunnen worden. Het geheel stond onder bevel van de bekende Duitse generaal Rommel.

Niet bij ons!
De Franse burgers in de kustgebieden hadden het niet gemakkelijk. Dat er een geallieerde aanval zou komen was algemeen bekend. Maar niemand wist waar en wanneer. Veel huizen waren op bevel van de bezetter afgebroken en veel bewoners geëvacueerd. En de Duitse propaganda probeerde al maandenlang een anti-geallieerde stemming onder de burgerbevolking te kweken. Grote affiches werden overal aangeplakt met in schreeuwende letters: „Niet bij ons! Niet bij ons!" De mensen werden gewaarschuwd dat de geallieerden hun landerijen zouden vertrappen, hun dorpen en steden zouden verwoesten en hun voedselvoorraden zouden vorderen. En er zouden slachtoffers vallen: onschuldige mannen, vrouwen en kinderen. Helemaal zonder invloed bleef deze propaganda niet. Zij maakte de mensen nerveus en twijfelachtig. En de gedachte "Liever niet bij ons" drong zich bij sommigen toch wel op. De toenemende bombardementen op havens, spoorwegemplacementen en verkeersknooppunten deden de angst en de onzekerheid groeien. Ook werden burgers gedwongen de bezetter te helpen bij de versterking van de kustverdediging. Bomen werden omgehakt en palen met landmijnen werden overal geplaatst waar parachutisten en zweefvliegtuigen met mihtairen zouden kunnen landen. Inmiddels bleef de Franse ondergrondse verzetsbeweging actief Zij verzamelde gegevens over de Duitse verdedigingswerken, over de plaats en de sterkte van het afweergeschut, over troepenbewegingen en over de opstelling van de pantserdivisies en speelde die door naar de overzijde van Het Kanaal. Mede daardoor waren de geallieerden goed op de hoogte van de sterke en de zwakke plekken in Hitlers Atlantische Muur.

Een geheim document
Soms riskeerden de verzetsmensen in de bezette gebieden hun leven bij spionagewerkzaamheden. Maar het gebeurde ook wel dat belangrijke gegevens hen als het ware in de schoot geworpen werden. Zo wordt in Ste-Marie-du-Mont, een dorpje in het westelijke invasiegebied, het verhaal van de dorpsschilder nog altijd graag verteld: Op een dag in het voorjaar van 1944 was hij bezig met een klus aan een van de woningen rond de kerk. Terwijl hij even gebruik maakte van het openbaar toilet op het dorpsplein, zag hij twee hoge Duitse officieren op de toren staan. Niets bijzonders, want de toren was door de Duitsers ingericht als waarnemingspost. De beide mannen bestudeerden de omgeving aan de hand van een grote stafkaart, waarop alle militaire objecten waren aangegeven. Maar terwijl ze stonden te wijzen en te praten, blies een plotselinge windvlaag de landkaart van de balustrade. Het geheime document dwarrelde naar beneden in de richting van de dorpsschilder. De Duitse officieren renden de trappen af maar vonden op het plein de kaart niet terug. Ze vroegen de schilder of hij iets gezien had. Maar deze hield zich van de domme en vertelde niet dat hij de kaart haastig had opgevouwen en in zijn pantalon verstopt. Naderhand speelde hij de buit door aan Franse verzetsmensen, die er op hun beurt voor zorgden dat de gegevens in geallieerde handen kwamen.

Een misrekening
„Denk maar niet dat ze bij mooi weer zullen komen en dat ze ons van tevoren zullen waarschuwen. Ze zullen plotseling uit de lucht komen vallen, bij slecht weer, midden in de nacht." Dat had de Duitse generaal > Rommel gezegd, toen hij drie weken voor de invasie een inspectiebezoek bracht aan de soldaten van de kustverdediging in Normandië. Hij kreeg gelijk. Maar niet helemaal. Want hij had ook voorspeld dat de landingen plaats zouden vinden bij donkere maan en bij hoog water. En dat zou een ernstige misrekening blijken te zijn. Begin juni 1944 was het volle maan en in de vroege ochtend was het laag water. Dus veilig, dacht Rommel. Bovendien had het sinds jaren in deze zomermaand niet zo hard gestormd als nu. De zee was zo woelig, dat een geallieerde aanval zo goed als onmogelijk leek. Daarom was de Duitse generaal op zondagmorgen 4 juni in de auto gestapt om in Duitsland de verjaardag van zijn vrouw te gaan vieren. Hij had een paar pantoffels maat 38 voor haar gekocht. Sinds zijn aanstelling door Hitler als verantwoordelijk bevelhebber over de Atlantische Muur was hij niet meer thuis geweest. Al die maanden had hij rusteloos en ononderbroken gewerkt aan de versterking van de kustverdediging. Enkele dagen verlof had hij dan ook wel verdiend, vond hij. En de opperbevelhebber, generaal Von Rundstedt, had ze hem zonder aarzelen gegeven.

Volslagen verrassing
Maar Rommel wist niet dat de invasie gepland was op 5 juni en wegens het slechte weer vierentwintig uur was uitgesteld. Hij wist ook niet dat verder uitstel vrijwel onmogelijk was, omdat de landingsplannen helemaal gebaseerd waren op een maanlichte nacht met laag water in de morgen. Het was voor de Duitsers dan ook een volslagen verrassing toen in de nacht van 5 op 6 juni ineens duizenden parachutisten boven Normandië naar beneden kwamen om zich van een aantal belangrijke punten meester te maken. Dat veel para's door de harde wind per ongeluk op de vreemdste plaatsen terecht kwamen, maakte de verwarring onder de Duitsers alleen maar groter. Velen dachten dat het om een afleidingsmanoeuvre ging en dat de grote aanval ergens anders zou komen. Sommigen lieten zich zelfs door de urenlange bombardementen niet overtuigen, dat dit de dag was waarop ze zich al zo lang hadden voorbereid. Maar toen het licht werd, was er geen twijfel meer mogelijk. De zee zag zwart van schepen. Duizenden scheepskanonnen namen de Duitse stellingen onder vuur. Omstreeks half zes stapten de eerste geallieerde militairen in het water om te proberen wadend de vaste wal te bereiken. Aanvankelijk opgelucht dat ze de verschrikkelijke overtocht, dicht opeengepakt, bang, ziek en misselijk, hadden overleefd, werden ze op veel plaatsen door de Duitsers met een regen van kogels en granaten begroet. Het werd een gevecht op leven en dood dat de hele dag zou duren - en nog vele dagen daarna.

Dramatisch
In Ste-Mère-Eglise bungelt een parachutist aan de kerktoren. Het is een levensgrote pop in Amerikaans gevechtstenue. Dat trekt veel toeristen. Die nemen een foto, bekijken in de kerk de twee kleurrijke invasieramen en bezoeken het luchtlandingsmuseum, dat de vorm heeft van een reusachtige parachute. Alle aandacht wordt daar opgeëist door een zweefvliegtuig op ware grootte, zoals ze in de invasienacht werden gebruikt om mensen, munitie en materieel te droppen. Het ziet er allemaal wat romantisch uit en doet nauwelijks recht aan de dramatische gebeurtenissen die zich vijftig jaar geleden werkelijk in en rond het dorp afspeelden. Toen werden de inwoners even na middernacht gewekt door het luiden van de kerkklok. Midden in het dorp stond een villa in lichterlaaie. Terwijl de burgers met emmertjes water probeerden de brand te blussen en de Duitsers toekeken, daalden plotseling te ver afgedreven Amerikaanse parachutisten naar beneden. Een ooggetuige vertelt er later het volgende van: „Sommige parachutisten landen 4 a 5 meter van de plaats waar ik stond. De Duitsers begonnen te schieten op de jongens die naar beneden kwamen. Eén bleef met zijn valscherm aan de spits van de kerktoren hangen. Een andere kwam terecht in een van de lindebomen vlakbij de pomp. Een paar van ons hielpen hem eruit te komen en het tuig van de parachute los te maken. Op dat ogenblik stond ik 10 of 15 meter bij de pomp vandaan, toen een Duitse soldaat vlakbij zijn geweer op een Amerikaanse para richtte. Ik tikte hem zachtjes op de schouder en zei: „Niet schieten, burger." Ik zei het om hem af te leiden. Deze Amerikaan had geluk: de Duitse soldaat schoot niet. Maar bijna onmiddellijk daarna raakte een andere parachutist verward in de bomen en de Duitsers schoten hem dood."

Oud-strijder
„Wil je mijn medailles eens zien?", vroeg Ross Mackenzie. „Ik heb ze altijd bij me." Natuurlijk was ik benieuwd naar de onderscheidingen van een oud-strijder uit de Tweede Wereldoorlog. We zaten samen aan het ontbijt in de lounge van het hotel in Caen, waar we elkaar de vorige dag min of meer toevallig hadden ontmoet. Luitenant-kolonel Ross Mackenzie kwam uit Huntingdon, even ten noorden van Londen. Hij was met een oude camper op weg naar zijn zoon, die met een Franchise was getrouwd en in Zuid-Frankrijk woonde. Hij ging daar sinds zijn pensionering regelmatig naar toe, vertelde hij, en onderweg deed hij dikwijls een van de plaatsen aan waar hij in de oorlog meegevochten had. Deze keer had hij gekozen voor de stad Caen. Hij wilde er het Memorial bezoeken, een nieuw museum dat gewijd is aan de Tweede Wereldoorlog. In gedachten zag hij Caen nog altijd zoals de stad er had uitgezien in juli 1944, toen na wekenlange gevechten de laatste Duitser eruit verdreven was: één grote rokende puinhoop, waar 80% van de huizen volledig verwoest was. Maar niet alleen Caen, heel Normandië en een groot deel van West-Europa was voor hem een gebied vol herinneringen. Hij had op D-Day de overtocht over Het Kanaal gemaakt op een tankschip. Hij was toen verantwoordelijk voor de benzine-aanvoer van het Engelse deel van het invasiestrand dat met de codenaam Gold^trd aangeduid.

Weg der vrijheid
Later, toen de slag om Normandië door de geallieerden gewonnen was, was Ross Mackenzie met de zegevierende legers meegetrokken naar het noorden. Een van de hoogtepunten van die overwinningstocht was voor hem geweest de bevrijding van Parijs in augustus. Hij had de kerstdagen van 1944 doorgebracht in Brussel. Dat was de tijd dat de Duitsers in de Ardennen tot de tegenaanval overgingen. Ze probeerden toen bij de stad Bastogne door de geallieerde linies heen te breken. Als dat gelukt was, had het er voor de geallieerden slecht uitgezien, aldus luitenant-kolonel Mackenzie. In dit verband maakte hij mij attent op de beroemde "Voie de la Liberté"Je zou het de "weg der Bevrijding" kunnen noemen. Het is de route die het Amerikaanse leger in 1944-'45 gevolgd heeft door Frankrijk en België tot aan Bastogne. De weg wordt gemarkeerd door heel opvallende kilometerpalen, waarop de afstand tot het Amerikaanse invasiestrand staat aangegeven. De eerste staat aan het strand bij Ste-Marie-duMont, waar de eerste Amerikanen aan land kwamen; het is paal nr. 00. De inwoners van het naburige Ste-Mère-Eglise waren het daar evenwel helemaal niet mee eens, omdat de eerste Amerikaanse parachutisten in hun dorp naar beneden kwamen. En daarom heeft men in Ste-Mère-Eglise ook maar een nul-paal neergezet. De laatste kilometerpaal, nr. 1145, staat in Bastogne in de Belgische Ardennen. Generaal Eisenhower, opperbevelhebber van de invasielegers, was de eerste die in de zomer van 1945 de route gereden heeft. De tocht is nu nog heel populair bij Amerikaanse oud-strijders die Europa komen bezoeken.

In Zeeland
Na Brussel was Ross Mackenzie in 1945 via Antwerpen in Zeeland beland. Hij was in 'sHeer Arendskerke ingekwar- > tierd geweest in een Nederlands gezin. Geweldige mensen! zei hij. Hij meende zich te herinneren dat de vrouw des huizes elke dag het stoepje voor het huis boende. En verder was hem bijgebleven dat de vader van het gezin na het eten altijd aan tafel opstond en dan hardop een gebed uitsprak. Hij kon de woorden niet verstaan, maar het had veel indruk op hem gemaakt. Het was hem toen ook opgevallen dat Nederlanders het woord "invasie" gebruikten als ze het over landing in Normandië hadden., Jullie gebruiken precies het goede woord", zei hij. „De Fransen zeggen "débarquement". Dat betekent ontscheping. Daar kan ik vreselijk kwaad om worden. Daarmee willen ze de betekenis van DDay en de slag om Normandië kleineren. Ze doen alsof het een kleinigheid was om hier in Fraknkrijk even van boord te stappen en de Duitsers te verjagen. Ze kunnen het gewoon niet zo goed hebben dat ze de oorlog alleen niet konden winnen en door buitenlanders bevrijd moesten worden."

Kritiek
De luitenant-kolonel bleek een kritisch mens te zijn. „Als u over de oorlog schrijft", waarschuwde hij, „maak er dan geen mooi verhaal van. De invasie D was geen sprookje; het was een hel! En denk ook niet dat de Duitsers allemaal slecht waren en alle anderen goed. Als ik nog terugdenk aan die Normandische boer, die geld vroeg voor het eten en drinken dat hij een Britse soldaat had voorgezet... Die man had eerst geprofiteerd van de hoge prijzen van de appels die hij aan de Duitsers geleverd had en wilde daarna profiteren van de "bevriende" soldaten die hem van de bezetter kwamen bevrijden." Mackenzie was vol lof over de hartelijkheid waarmee de geallieerden in Nederland waren ontvangen. Maar hij was toch ook de Zeeuwse boer niet vergeten die op een donkere avond met een kruiwagen voedsel had weggehaald uit het ruim van een schip dat in Wemeldinge aan de kade lag met voorraden voor het Britse leger. Zijn kritiek gold ook de geallieerden zelf: Op het Omahastrand bij voorbeeld hadden de Amerikanen veel meer tanks in moeten zetten. Dan waren er beslist minder slachtoffers gevallen. En dan die aanval op Pointe du Hoc, waar een bataljon commandotroepen een steile kust van 30 meter hoogte moest beklimmen, terwijl de Duitsers hen boven al schietend stonden op te wachten! Gekkenwerk! De geallieerden waren tienduizend manschappen kwijtgeraakt die eerste invasiedag: gesneuveld, gevangen genomen, gewond of vermist. Dat was minder dan men had verwacht. Maar het hadden er nog veel minder kunnen zijn, volgens Ross Mackenzie. „Elk mensenleven is een geschenk van God", vervolgde hij, „ook het leven van een militair."

Erebegraafplaats
Aan die woorden van de Britse oud-strijder moet ik terugdenken, als ik 's middags op de Amerikaanse erebegraafplaats bij het Omaha-strand sta. Hier liggen de slachtoffers waarop hij gedoeld heeft. Met duizenden anderen. Witte kruisen zover het oog reikt. En hier en daar een ster voor een Joodse gesneuvelde. Een van de opzichters weet te vertellen dat er hier 9.386 Amerikanen begraven liggen. Van 307 heeft men de identiteit niet meer kunnen vaststellen. De stoffelijke resten van ongeveer 14.000 anderen, die aanvankelijk ook hier begraven lagen, zijn later op verzoek van de familie overgebracht naar hun geboorteland. Aan de oostzijde van het centrale monument ligt de zogenaamde "Tuin van de Vermisten" in de vorm van een halve cirkel. Op de muren staan de namen van 1557 Amerikanen van wie men niet weet hoe en waar ze om het leven zijn gekomen. Aan de voet van het monument staat in de stenen gebeiteld: Mine eyes have seen the glory of the coming of the Lord: „Mijn ogen hebben de glorie gezien van de komst van de HEERE." Oorlogsslachtoffers van andere nationaliteiten zijn ter aarde besteld op verschillende kleinere begraafplaatsen. Overal zullen op 6 juni herdenkingen plaats hebben. Maar de plechtigheden op het Amerikaanse ereveld zullen ongetwijfeld de meeste aandacht trekken. De staatshoofden van negen geallieerde landen zullen hier, samen met duizenden oorlogsveteranen, de gebeurtenissen van vijftig jaar geleden herdenken. Ons land zal daarbij vertegenwoordigd worden door koningin Beatrix.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juni 1994

Terdege | 68 Pagina's

D-day

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juni 1994

Terdege | 68 Pagina's