Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Opgravingen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Opgravingen

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

SCHRIFTVONDSTEN IN ISRAËL.

In het nabije oosten zijn door opgravers massa's schriftmateriaal gevonden en hele musea zouden er mee gevuld kunnen worden. Vooral in Egypte zijn veel vondsten gedaan en in Mesopotamie. Om maar één voorbeeld te noemen, leverde een opgraving de bibliotheek van Assurbanipal in Ninevé op, bestaande uit 20.000 beschreven kleitafeltjes. Deze en dergelijke vondsten hebben ons in die landen in belangrijke mate geholpen een beeld te krijgen van de geschiedenis en de beschaving der daar wonende en strijdende volkeren, waarin naast grote lijnen de talrijke details niet ontbreken.

In Israël is dat echter anders. Er is waarschijnlijk geen enkel land, w r aar zoveel opgravingen zijn uitgevoerd als juist daar en het eigenaardige is, dat men zo heel weinig schrift vondsten daar heeft gedaan. Hadden we de Bijbel niet, en moesten we het alleen hebben van de opgegraven geschriften of inschriften, we zouden tot op heden nimmer hebben geweten, hoeveel en welke koningen b.v. over Israël hebben geregeerd, zoals we dat bijv. wel weten van de regerende vorsten over Mesopotamië.

Nu ligt het voor de hand, om de vraag te stellen: Konden de Israëlieten en Kanaanieten niet schrijven? En is dat dan misschien de oorzaak van de schrale oogst aan schriftvondsten?

Op grond van de Bijbel mogen we opmaken, dat de Israëlieten zeer zeker lezen en schrijven konden, zelfs waren deze kunsten algemeen. We willen enkele voorbeelden noemen:

1. Mozes kwam na 40 dagen van de berg Sinaï af met de twee stenen tafelen, waarop de wet geschreven was. Wat hadden de Israëlieten hieraan, als ze toch niet lezen konden?

2. Gideon heeft de Midianieten met de hulp des Heeren verslagen en achtervolgt ze met 300 mannen in het Over Jordaanse, waar hij aan de lieden van Sukkoth enige bollen broods vroeg voor het volk, dat zijn voetstappen volgde, hetgeen geweigerd werd. Toen hij na de succesvolle achtervolging terugkwam, ving hij een jongen van S'ukkoth en liet hem de oversten van die stad opschrijven. Als men een jongen van Sukkoth in het tijdperk der Richteren, waarin de onzekere tijden in aanmerking genomen, van geregeld onderwijs niet veel zal zijn gekomen, , daartoe in staat was, is men toch w r el geneigd, om te besluiten, dat het met de schrijfkunst van veel andere landsbewoners niet zo heel veel slechter geschapen stond

3. In Jesaja 10 : 19 lezen we: En de overgebleven bomen des velds zullen weinig in getal zijn, ja, een jongen zou ze opschrijven." Alweer een heel gewoon volkskind, dat de kunst van schrijven machtig was.

4. Wat men tenslotte aan schriftvondsten nog onder het puin vandaan heeft gehaald, heeft niets van de deftigheid, die een officieel schrijver aan zijn producten pleegt te geven, maar zijn krabbels van heel gewone mensen voor vaak alledaagse doeleinden, vlug en vlot gestelde mededelingen.

5. De Heilige Schrift zelf is geschreven. Dat de schrijvers door de Heilige Geest zijn gedreven, verandert aan de onderhavige kwestie niet zo veel.

We mogen dus wel concluderen, dat de schrijfkunst in Israël algemeen vei'breid was.

Uit het behandelde volgt logisch een andere vraag: Als de schrijfkunst bekend was en beoefend werd, hoe komt het dan, dat men maar zo weinig heeft gevonden in de oude ruïnes?

Alvorens deze vraag te beantwoorden, zo dat tenminste mogelijk is, zij opgemerkt, dat een afdoende verklaring van dit vreemde feit nog niet bestaat. Daarom enkele beschouwingen:

1. Allereerst kan men aannemen, dat officiële documenten, verhalende van heldendaden en overwinningen, het uitvoeren van publieke werken en dergelijke gebeurtenissen in het rijk van Israël niet werden gemaakt en dus ook niet tot ons konden komen. Zoals gezegd, men kan dit aannemen, want een ander bewijs voor deze stelling dan het feit, dat er nog geen enkel zodanig document gevonden is, kan men niet aanhalen.

2. Als er wel inschriften gemaakt werden, kan dat gebeurd zijn op zeer broos materiaal, dat de tand des tijds en de verwoesting der eeuwen niet kon overleven. Als voorbeeld hiervan zouden we willen noemen, Deut. 27 : 2 en 3, waar o.m. staat: zo zult gij u grote stenen oprichten en bestrijken ze met kalk, en gij zult daarop schrijven alle woorden dezer wet. Nu is het logisch om aan te nemen, dat cle letters op die broze kalk geen eeuwen stand konden houden.

3. Talrijke andere schriftstukken van meer of minder officiële aard werden geschreven op boekrollen van papyri of ledervellen. Zo zei de Heere tegen Jeremia: Neem u een rol des boeks enz." (Jer. 36 : 2) en in Ezechiël 2:9: Toen zag ik, en ziet, er was een hand tot mij uitgestoken; en ziet, daarin was de rol eens boeks."

Deze voorbeelden zouden met tientallen zijn uit te breiden. Nu zijn er in Egypte talrijke rollen opgegraven en in Palestina niet. Men kan dit gemakkelijk hierdoor verklaren, dat in de droge Egyptische bodem, die nimmer met regen is verzadigd, dergelijke beschreven rollen duizenden jaren konden bewaard blijven, wat niet mogelijk was in de weke w T interbodem van Palestina. Daar moesten ze wel spoedig tot ontbinding overgaan.

4. Ook werd op kleitafeltjes geschreven en dat materiaal is natuurlijk minder vergankelijk. Deze zijn dan ook in Palestina wel gevonden, maar niet in grote aantallen. Dit kan zijn oorzaak ook weer hebben in het natte winterklimaat, waardoor die tafeltjes min of

meer zacht bleven en tenslotte was het schrift er uitgedrukt. In Ninevé zijn ze bij duizenden gevonden, maar men moet weer niet vergeten, dat het Tweestromenland heel wat droger is dan het land der belofte en de meeste kleitafeltjes zijn daar gevonden in de koningspaleizen en deze zijn allemaal door brand vernield, maar door het vuur zijn ze, in plaats van mede te vergaan, hard gebakken als steen en zodoende voor het verre nageslacht bewaard.

5. Palestina heeft dikwijls bloedige tonelen aanschouwd. Het wordt wel eens één van de slagvelden van de oudheid genoemd. Herhaaldelijk kwamen vreemde mogendheden er roven of plunderen. Het Oude Testament staat er vol van. We behoeven slechts te denken aan Egyptenaren, Filistijnen, Midianieten, Moabieten enz. enz. Hun invallen brachten onvermijdelijk roof en verwoesting mee. Had Thoetmes de Derde, een Egyptische farao b.v. uit Megiddo niet alles weggehaald, wat hij behalve paarden, wagens en vee nog op de inventaris van zijn buit vermeldt, wellicht zou er ook voor de opgravers der 20ste eeuw nog iets van te verwachten zijn. Bovendien waren de stammen elkaar dikwijls vijandig gezind.

6. In het koninkrijk Israël volgden de verschillende koningshuizen elkaar zeer snel op en het is op goede gronden wel aan te nemen, dat de nieuwe heerser de. roem van zijn voorganger niet voor het nageslacht, wilde laten voortbestaan en de getuigenissen daarvan; zo grondig mogelijk vernietigde.

7. Het is mogelijk, dat de teruggekeerde Israëlieten uit de ballingschap alle „archieven" uit de oude tijd als resten hunner afgodische afdwalingen zullen hebben vernietigd. (Farizeeën). In zijn algemeenheid is dit echter moeilijk te bewijzen.

8. Ook mogen we niet uit het oog verliezen, dat er door vandalisme van latere bewoners heel wat is vernietigd. Dit vandalisme is nu eenmaal een kwaal van de inboorlingen van oosterse landen. Macalister vertelt daarvan een aardig illustratief voorbeeld van een fellah uit de omgeving van Jeruzalem, die in een grot een inschrift had ontdekt. Het was voor de man onleesbaar, maar hij veronderstelde, dat het niets anders kon zijn dan de aanduiding van een grote schat. Toen hij na lang zoeken en graven nog niets gevonden had, sloeg hij verontwaardigd het inschrift aan stukken: indien hij de schat niet gevonden had, zou ook niemand anders hem ooit vinden

Wat de fellah onherstelbaar vernield had, was misschien de grootste schat, die een opgraver zich zou toewensen. Wie zal zeggen, hoeveel inscripties op een dergelijke manier zijn verloren gegaan.

We hebben in ons betoog enige gronden aangegeven om de schaarste aan schriftvondsten in de palestijnse opgravingen te verklaren. We moeten ons nu haasten om na zo'n lange inleiding eindelijk over te gaan tot de bespreking van enkele schriftstukken, die op slot van rekening in Palestina toch nog gevonden zijn. Dat willen we echter D.V. in een volgend artikel doen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 november 1953

Daniel | 8 Pagina's

Opgravingen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 november 1953

Daniel | 8 Pagina's