Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerkgeschiedenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkgeschiedenis

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE CONTRA-REFORMATIE

II.

In ons vorig artikel wezen wij op de tegenstelling tussen paus en keizer. Deze tegenstelling is gebleven, ook toen Karei werd opgevolgd door zijn broer Ferdinand I.

Hadden de conciliaristen in de reformsynoden der voorgaande eeuw de overhand, te Trente zijn het de curialisten; of liever de paus, die de volle beschikking over dit concilie krijgt.

Zo is het te begrijpen, dat deze kerkvergadering van meet af aan zeer vijandig tegenover de Reformatie staat, of beter „zich wel bewust en voorgoed vn deze afkeert." (Berkhof). Vandaar ook, dat de paus allereerst het dogma wilde behandeld zien, de Keizer achter de kerkreformatie (het wegnemen der misstanden) wilde ter hand nemen. Er werd besloten beide gelijktijdig te behandelen. Men begrijpt echter wel, waarop cle nadruk viel.

fin de le periode (1546-49) hadden 10 zittingen plaats. In sessie IV (sessie = zitting) viel een belangrijke beslissing,

lijnrecht tegen het sola scriptura der Reformatie gericht.

Volgens deze is alleen de H.S. bron deiwaarheid, met goddelijk gezag; niet ook de kerkelijke traditie (= overlevering).

Maar te Trente werd vastgesteld, dat beide, Schrift cn kerkelijke traditie van dezelfde waarde waren en alzo goddelijk gezag voor leer en leven hadden.

Ook de apokriefen van het O.T. werden in de kanon opgenomen.

Verder: de Vulgata, niet de hebreeuwse en griekse grondtekst, is de alleen gezaghebbende tekst.

De exegese der H.S. is het werk deikerk. Immers, volgens Rome is de H.S. voortgekomen uit en door de kerk.

Deze draagt de openbaring in zichzelf en staat alzo boven de II.S.

Zo wordt natuurlijk de kerk schotvrij voor de H.S. en — inderdaad zelf vergoddelijkt. (Berkhof). En wie even doordenkt, moet besluiten, dat praktisch de paus verkrijgt, wat hier aan de kerk wordt toegekend.

Als men het goddelijk gezag der II.S. loslaat, haar het recht ontzegt, de beslisseres te zijn in alle geschillen van leer en leven, is men op een hellend vlak en is zo'n kerk in feite geen kerk meer.

Daaruit vloeien al de andere dwalingen voort. Het gezag der H.S. is én voor de kerk én voor iedere andere levenskring én voor ieder persoonlijk, beslissend.

Ook in onze tijd gaat het juist hierom. Telkens wordt de vraag bij denkende jongeren gehoord: Waarom is de H.S. gezaghebbend over mijn geloof, over mijn leven? Hoe weet ik dat? Men leze art. 5-van de N.G.B.

Hier ligt de grondeigenschap der H.S. Hier ligt dan ook het allereerste punt van aanval op Rome.

En al waren al deze dwalingen, gelijk bekend, reeds meer of minder lang in de kerk aanwezig, hier krijgen ze perconcilium tridentium een vaste grondslag en haar effect wordt nog versterkt door de nodige banvloeken (anathema sit — die zij vervloekt.)

Even voeg ik hier in, dat men zo ook de bekende uitdrukking „een vervloekte afgoderij" in antw. 80 van onze H. Cat. begrijpt. Met dit verschil, dat men niet personen vervloekt als te Trente, maar de valse leer van de mis. Ziedaar de finale scheiding van het grondbeginsel der Reformatie.

„Sindsdien", zegt Berkhof zeer juist, „is de roomse kerk ontoegankelijk voor kritiek vanuit de H.S." En hij vervolgt:

„Het kerkelijk gesprek wordt door de banvloek van Trente ten zeerste beh moeilijkt." Hij wil zeggen, die mensen zijn daardoor zo moeilijk te benaderen. Begrijpelijk. Toch boude het ons niet af van de arbeid onder hen. Zij beschouwen ons op zijn best als dwalende broeders, voor wie zij zelfs gebeden doen. Althans, dat zeggen ze.

Goed, laten we hetzelfde doen ten opzichte van hen; maai ook getuigen, steeds weer, van de reformatorische waarheid, van het sola Seriptura bovenal.

Niet krenkend, maar met een bewogen hart; de Heere erkennend voor de grote weldaad, dat Hij ons Zijn Woord gegeven heeft, onder welks licht wij mogen verkeren.

Ook in Rome zijn nog enkele eenvoudige zielen, die, als Luther in zijn begintijd, worstelen met de vraag: Hoe krijg ik een genadige God, het zelf proberen en met hun kerkleer in de knoop raken. Of Rome dan niet een verontrustende verschijning is? En of!

Prof. v. Rulcr schreef ons: „Naar het mij wil voorkomen, is de verhouding Rome-Reformatie de kwestie van de toekomst, in ieder geval in Nederland maar ook in Europa (althans in West-Europa) en misschien ook in de wereld." Het moet een krachtige actie blijven. Niet alleen maar tegen roomse uitwassen — dat balletje kaatsen ze daar wel keurig terug — maar tegen de roomse principia, op echt reformatorische gronden. Ook wij geloven, dat veel vurige bestrijders van Rome zeer onwetend zijn ten opzichte van wat ze bestrijden moeten! Hetzelfde geldt natuurlijk voor veel roomsen ten opzichte van het protestantisme. Trente geeft al vast veel dogmatische richtlijnen voor die actie.

Maar er is in dezen nog veel meer. Wij schrijven immers 1956! liet uitbreken van een ziekte in Trente was voor de paus een geschikte gelegenheid het concilie te verplaatsen naar Bologna, gelegen in zijn gebied, waar nog 2 zittingen gehouden werden, die niet veel om 't lijf hadden. In 1549 volgt de voorlopige stopzetting

In de 2e periode (1551—1552) was Trente weer de vergaderplaats. Zo had het de keizer gewild. Er werden 6 zittingen gehouden, waarbij in Sessie XIII het dogma van de eucharistie (= het misoffer) ter tafel kwam.

Maar de opmars van de bekende Maurits van Saksen (de grootvader van onze Maurits) deed de paus het concilie opnieuw verdagen. Pas 10 jaar later, in 1562 kwam het weer bijeen en dit werd de slotperiode.

Paus was toen de bekende Spanjaard kardinaal Caraffe, „een geboren inquisiteur", over wie wij in ons vorig artikel schreven. Als Paulus IV had hij in 1555 op de pauselijke zetel plaats genomen.

De vergadering werd feitelijk beheerst door Jezuïeten, over wie wij in een volgend artikel moeten handelen.

De oude tegenstelling tussen de meergenoemde curialisten en conciliaristen deed zich hier weer krachtig gelden.

Maar ook keizer Ferdinand roerde zich en eiste wegneming van verschillende misstanden, alsmede de lekenkelk, vastenregeling, en priesterreclit. Hij had echter met zijn eisen niet het minste succes.

Het voornaamste besluit was wel de handhaving van het celibaat (= dc ongehuwde staat) der priesters.

Verder zorgde de paus voor de nadere organisatie van de Index, d.i. de lijst van verboden boeken, die dus door de leken niet mochten gelezen worden. Ook werd de Trentse geloofsbelijdenis opgesteld, de roomse catechismus, het gebeden boek (= brevier), het misboek (= missale) Omdat er blijkbaar nog al Vulgaat-teksten in omloop waren, werd ook de authentieke lezing van dit boek vastgesteld.

Wij schreven hierboven alleen uitvoerig over het dogma van de bronnen deikerkleer. Natuurlijk passeerden ook de andere dogmata als rechtvaardigmaking, sacramenten enz. de revue, waarop wij echter niet nader ingaan.

Na de sluiting van het concilie in dec. 1563 verscheen d.d. 26 jan. 1564 de pauselijke hul „Benedictus Deus", waarin dc besluiten van het concilie werden bekrachtigd. Zij betroffen niet alleen de dogmata, maar ook afschaffing van verschillende misstanden.

De breuk met de Reformatie was hiermee finaal.

F. J. L.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1956

Daniel | 8 Pagina's

Kerkgeschiedenis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1956

Daniel | 8 Pagina's