Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT MESECH

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT MESECH

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aan mijn geliefde vriend in de landstreek der Jordaan

Geliefde Vriend!

Hoe verder we komen in de 119e Psalm, hoe meer we kunnen zien welk een vermaak David ia de dienst en de onderhouding van de inzettingen des Heeren vinden mocht. Zo zegt hij in het 14e vers; Ik ben vrolijker ia de weg Uwer getuigenissen, dan over alle rijkdom. Dit is geheel in overeenstemming met wat we lezen in de 4e Psalm. Daar immers zegt dezelfde dichter: Gij hebt vreugde in mijn hart gegeven, meer dan ter tijd, als hun koren en hun most vermenigvuldigd zijn.

In mijn vorig briefje heb ik iets geschreven over de rijkdom, die in God te vinden is. In al wat van God is, mocht David dan ook zulk een blijdschap vinden, dat de blijdschap over alle rijkdommen van de wereld daar niet tegen op kon wegen. Och vriend, ik geloof, dat al Gods volk van die onuitsprekelijke blijdschap in de dienst des Heeren iets leert kennen. Er komt toch een tijd, dat ze met Mozes de versmaadheid van Christus een meerdere rijkdom leren achten dan al de schatten in Egypte. Het vermaak, dat ze dan in de dienst des Heeren m.ogen vladen, heeft de wereld hun nimmer kunnen bieden. Maar ze gaan ook de ijdelheid van al het wereldse genoegen zien, ja de holheid en de ledigheid van alle aardse blijdschap. Wat is de mens van nature toch een dwaas, daar hij dat niet ziet. Hij betoont daarin, dat hij nog nimmer een oog gekregen heeft voor de vergankelijkheid van al het aardse en dat het gewicht der eeuwige dingen nimmer door hem is gevoeld. Zo brengt hij zijn dagen in ijdelheid door, hij bekommert zich nergens anders om dan om dit tijdelijke leven en zoekt zijn blijdschap en zijn vrolijkheid in wat vleselijk genot. Zijn gedachten houden zich alleen met aardse dingen bezig, ze vormen 'het onderwerp van zijn gesprekken en hij werkt alleen maar om de spijze, die vergaat. En hij ziet niet hoe ijdel en zinledig al zijn praten, zijn lachen, zijn vrolijkheid en zijn blijdschap is, want gelijk het geluid der doornen onder een pot, alzo is het lachen eens zots.

Dit is ook ijdelheid. Prediker 7 : 6. O, een mens, die het gewicht van de eeuwige dingen heeft leren gevoelen en van het vermaak en de blijdschap van de zalige dienst van God iets heeft leren kennen, gaat van dat alles toch zo de ijdelheid zien. En al zou hij ook al de rijkdommen van de wereld tot zijn bezit krijgen, ze zouden hem nooit die blijdschap kunnen verschaffen, die gevonden wordt in de weg, die hem in Gods getuigenissen wordt voorgeschreven. Daarbij, wat baat het de mens, zo hij ook de gehele wereld zou gewinnen, en hij zou schade lijden aan zijn ziel?

Alle aardse rijkdommen brengen inplaats van vrolijkheid en blijdschap, nog niets anders dan moeiten en kwellingen met zich mee. Kwellingen om ze te verkrijgen, kwellingen om ze te behouden, kwellingen als ze ons ontvallen. En wat zal de mens met dat alles geven tot lossing van zijn ziel? In dit leven reeds kunnen ze ons de ware troost niet bieden, als we door smartelijke slagen worden getroffen, en bij' de dood kunnen we ze niet medenemen. Maar al zouden we eok zonder enige kwelling, in het bezit van die aardse rijkdommen ons stoorloos en eindeloos kminen verheugen, dan geldt het nog wat David zegt: Ik ben vrolijker in de weg Uwer getuigenissen, dan over alle rijkdom.

Wat een-rijkdom ligt er dan toch in de dienst van God! Neen, Gods volk is wat dat betreft zo arm niet als waarvoor de wereld hen verslijt. Al moeten ze ook, wat hun zieleleven betreft, er nog zo bekrompen door, al moeten ze erkennen nog alles te missen, het weinige, dat ze van de zoete en zalige dienst van God gesmaakt hebben, willen ze voor heel de wereld toch niet missen. Zelfs in de tranen, die geschreid worden uit de droefheid naar God en het berouw over de zonden, ligt nog een zoetigheid, waar al de vreugde van de wereld bij in het niet verzinkt.

En waar nu die allergeringste beginselen van die vreugde al zo zoet zijn, hoeveel te meer mocht David zeggen, dat hij vrolijker was in de weg van Gods getuigenissen, dan over alle rijkdom. Want 'vriend, als ik nu zo even geschreven heb, dat er in het allereerste begin al zulk en onverklaarbare blijdschap in de dienst van God gevonden wordt, dan wil ik daar niet mee zeggen, dat we daar nu maar zalig in moeten zijn en verder niets meer nodig hebben; maar integendeel, dan wil ik er juist met David als voorbeeld op wijzen, dat er nog veel meerdere blijdschap in die dienst te vinden is. Ik heb in mijn vorig briefje geschreven, hoe David ervaren mocht met zulk een rijke God te doen te hebben. En dat wil nu niet zeggen, dat hij altijd zulk een' opgewekt geestelijk leven aan zijn ziel mocht smaken. O neen, hij laat ons daar ia de 119e Psalm nog wel wat anders van horen. En hij beëindigt die psalm met te vragen, of de Heere leven zou willen geven aan zijn ziel. Heel de 119e Psalm laat ons wel horen hoe geestelijk arm hij zichzelf moest beviaden. Maar hoe armer hij in zichzelf overschoot, hoe meer toch de rijkdom in God zich aan zijn ziel ontdekte en hoe meer hij ia God zijn heil mocht vinden. Ontbloot moet de kerk worden van alle weldaden, om uit de bron te kunnen leven. Bovendien, al moest de dichter ook even verder weer zeggen, dat hij was gelijk een lederen zak in de rook, zo deed dat niets af van wat hij in deze tekst zegt, najnelijk dat hij vrolijker was in de weg van Gods getuigenissen, dan over alle rijkdom. In wegen van donkerheid en gemis van de toestralingen van Gods gunstrijk aangezicht, ervaart de ziel het te meer, dat al het aardse zo hol en zo ledig is, want alleen:

Gods vriend'lijk aangezicht Heeft vrolijkheid en licht.

Wel is waar, dat ook Gods volk soms zo kan afzakken, dat het aardse leven hen zo in beslag neemt, dat ze als het ware nergens anders meer vatbaar voor zijn. Daar wist diezelfde David ook wel wat van, want in dezelfde Psalm moet hij ook weer klagen: Mijn ziel kleeft aan het stof; maak mij levend naar Uw Woord.

Maar uit dat alles wist hij ook, dat in de dienst van God meer-blijdschap voor hem was dan over alle rijkdom. O, dat onvergankelijke zaad van dat nieuwe leven! In de oefening van de heiligmaking, waaruit David spreekt in de 119e Psalm, krijgen we met de oude en de nieuwe mens te doen. Maar dan ook getuigt geheel die psalm van de afsterving van de oude mens en de opstandiag van de nieuwe mens. Hoe vindt die nieu'we mens toch al zijn vermaking in Gods wet! De weg der heiligmaking, het pad der ware godzaligheid, in Gods getuigenissen voorgeschreven, wordt met een innerlijk vermaak bewandeld. Zo is de godzaligheid een groot gewia met vergenoeging. Gods geboden zijn niet zwaar en Jezus' juk is zacht en Zijn last is licht. Het is hier geen - wettisch moeten, maar een allergenegendst willen. Niets te doen om te verdienen, maar alles te doen omdat het verdiend is.

Vriend, als ik daar wat van beoefenen mag, dan stem ik zo van harte met David ia: Ik ben vrolijker in de weg Uwer getuigenissen, dan^ over alle rijkdom. Dan mogen ze van mij de hele wereld houden. Ik acht het voor drek en voor zwijnendraf. En ik stem het dan zo van harte met de godzalige Ledeboer in:

Voor één kus van Jezus' mond Geef ik al die zwarte grond.

Nu, tot een volgende keer weer, zullen we hopen. De hartelijk groeten van

uw liefhebbende vriend uit Mesech

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 januari 1954

De Wachter Sions | 4 Pagina's

UIT MESECH

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 januari 1954

De Wachter Sions | 4 Pagina's