Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

SLOTWOORD

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

SLOTWOORD

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Broeders,

Vandaag waren wij bijeen als ambtsdragers in de gemeente van de Ambtsdrager bij uitnemendheid, onze Heere Jezus Christus.

Wij baden, zongen, luisterden, spraken en aten samen.

Deze bijeenkomst, evenals alle voorgaande, belegden wij om toe te rusten en toegerust te worden tot onze ambtelijke opdracht.

Elk van ons had hierin zijn aandeel; in de organisatie, in het waarnemen van het presidium, het houden van het referaat en het deelnemen aan de discussie.

Ook indien vandaag uw stem niet hardop werd vernomen, dan was uw aandeel niet gering: het aanwezig zijn, meeluisteren, meedenken en vooral straks meenemen naar huis zijn niet de minst belangrijke elementen tot het welslagen van een conferentie als deze.

Het organiserend comité, dat veel werk verzette op voortreffelijke wijze, wist zich immers gesteund door u die mee-organiseerde door deze dag te reserveren in uw agenda en maatregelen te nemen om hier op tijd aan te komen.

De voorzitter leidde ook deze vergadering weer op zijn eigen wijze: kundig, slagvaardig en opgewekt, maar hij zal me toegeven, dat zijn optreden niet los staat van de inspirerende invloed, die uitgaat van een zaal vol conferentiegangers, die zich met hem en met elkander verbonden weten in de liefde tot Christus en Zijn gemeente.

En broeder Van Genderen getroostte zich boven zijn vele en verantwoordelijke bezigheden aan de Theologische Hogeschool de moeite heden een referaat te houden, een woord te spreken, dat ook een professor niet zomaar uit de mouw schudt; er ging veel studie en denkwerk aan vooraf. Maar ook hier geldt de inbreng van vele ambtsdragers, die bewust of onbewust de referent als het ware de vragen aanreikten, waarop hij in zijn betoog mocht inspelen.

Zo oefenen wij onderling invloed op elkander uit.

Zo mochten wij heden samen ons werk doen, ieder naar de mate van de gaven, die hij ontving.

Zo mogen we allen bezig zijn in de dingen des Koninkrijks, jarenlange ervaring hebbend of pas begonnen in het ambt, begiftigd met vele talenten aan kennis, inzicht en wijsheid of met slechts enkele of misschien maar één van deze talenten, met een sterke gezondheid en veel energie of met het groeiende en vaak daardoor verontruste besef niet meer te kunnen, wat we zo graag zouden willen, met een sterk geloof en een groot vertrouwen of wellicht wankelmoedig, twijfelend en ontmoedigd.

Maar, broeders, laat ons dan omzien naar de dag, waarop de gemeente ons verkoos en beseffen en geloven, dat we mitsdien door de Heere geroepen werden en nog worden tot onze taak in de gemeente. Dan mogen we ook opnieuw zien op Hem, die roept, maar dit nimmer doet zonder de belofte, ons te willen bekwamen.

Dan mogen we de Heere danken voor de gaven die Hij ons vandaag uit genade wilde schenken:

Zijn zorg over ons bij de reis hierheen,

het samenzijn als ambtsdragers, hetgeen ons moed deed grijpen,

de rijkdom aan gedachten, die we ontvingen en als iets kostbaars mogen meenemen naar huis,

de liederen die we samen zongen.

We zijn echter hier niet geheel onbekommerd samen, broeders. In woord en geschrift wordt in de laatste tijd in onze kring gewaagd van zaken, die ons soms doen vrezen en ons zouden kunnen verschrikken.

Wij, de een meer en de ander minder wellicht, ontwaren naast bedreiging van buitenaf groeiende onrust van binnenuit.

Gingen we soms op huisbezoek, opziend tegen een gesprek, waartoe we ons geroepen wisten, terwijl we het liever hadden willen ontwijken, thans kan dit gevoel ons bekruipen, wanneer we een kerkeraadsvergadering of een meerdere vergadering gaan bezoeken.

Misschien niet eerder nog werd zo openlijk melding gemaakt van een zekere vrees voor een vloed van bezwaarschriften, die bezig zou zijn zich een weg te banen naar de komende Generale Synode.

Zo past ons naast de dank voor al hetgeen de Heere ons schonk en nog schenkt de belijdenis van onze gezamenlijke en persoonlijke schuld tegenover Hem, die ons riep en tegenover al die broeders en zusters, met welke wij de gemeente des Heeren mogen vormen. Dan dienen wij meer dan ooit te trachten met Gods hulp elkander vast te houden en voor elkander voorbede te doen.

Eens sprak de Heere tot Zijn knecht Mozes (Deut. 3):

„Maar geef Jozua uw bevelen, sterk hem en bemoedig hem, want hij zal aan de spits van dit volk naar de overzijde trekken en dit het land doen beërven, dat gij zult zien”.

In Deuteronomium 31 lezen we dan hoe Mozes deze opdracht vervulde:

„Toen riep Mozes Jozua en zeide tot hem in tegenwoordigheid van geheel Israël: Wees sterk en moedig, want gij zult met dit volk komen in het land, waarvan de Heere hun vaderen heeft gezworen, dat Hij het hun geven zou en gij zult het hen doen beërven.

Want de Heere zal zelf voor u uittrekken,

Hij zelf zal met u zijn,

Hij zal u niet begeven en u niet verlaten,

Vrees niet en word niet verschrikt”.

Broeders, het is dezelfde God, Wiens Woord zoveel eeuwen later kwam tot Paulus om dit door te geven aan de gemeente en haar ambtsdragers te Thessalonica.

Het is dezelfde Heere, die ons vandaag wil bemoedigen en ons oproept eikander te bemoedigen.

Het Woord, dat vandaag zo in het middelpunt stond, dat Woord dienen wij getrouw te onderzoeken.

Precies vijftig jaar geleden werd ik lid van de knapenvereniging te Zeisten ik herinner mij, dat er toen een bondsblad bestond met de voor mij als twaalfjarige toentertijd vreemd aandoende naam „De jonge Bereeër”. Later werd die naam me duidelijk: er staat immers geschreven:

„Maar de broeders zonden terstond in de nacht Paulus en Silas naar Berea, die daar aangekomen naar de synagoge van de Joden gingen. En dezen onderscheidden zich gunstig van die te Thessalonica, daar zij het Woord met alle bereidwilligheid aannamen en dagelijks de Schriften nagingen of deze dingen zo waren”.

Zo mogen we aan het einde van deze conferentie elkander vermanen en bemoedigen met dat Woord van God, zoals het luidt in de eerste brief van Paulus aan die te Thessalonica, die wèl geloofden, die dat Woord zelfs onder zware verdrukking met blijdschap des Heiligen Geestes hadden aangenomen.

We lezen samen 1 Thessalonicenzen 5 vers 12 tot 28.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's

SLOTWOORD

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's