Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

David in verdrukking II

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

David in verdrukking II

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

door Ds. A.W.Verhoef, Chiliwack

Psalm 3 vers 3 en 4: „Velen zeggen van mijn ziel: Hij heeft geen heil bij God. Sela. Doch Gij, Heere, zijt een Schild voor mij, mijne eer, en Die mijn hoofd opheft."

Zagen we de vorige keer in hoe grote ellende David terecht was gekomen door het goddeloze gedrag van zijn zoon Absalom, en wat een tegenvallers er daardoor waren in- en uitwendig; thans willen we wat schrijven over vers 4. Hierin blijkt het dat Gods kinderen niet alleen door veel tegenheden heen moeten (David is er een bewijs van) maar dat de Heere ook zorgt dat het wel eens mee mag vallen.

Als hij dan ook begint te zeggen: „Doch Gij, Heere." Dan blijkt het al direkt dat David in al zijn noden en zorgen niet alleen stond. Christus had hem gekocht en betaald met Zijn dierbaar bloed. Maar dat hield ook in dat hij als kind des Vaders een Toevlucht had ten dage der benauwdheid, alhoewel er ogenblikken, ja wel dagen, en mogelijk wel weken waren, dat hij klagende door het leven moest gaan vanwege de onderdrukking.

Het derde vers geeft daar overvloedig getuigenis van. Maar, en dat was nu het genade-voorrecht dat hij verkregen had: Hij wist tot Wien hij mocht vluchten met alle zijn bekommernissen. Hij zegt dan ook niet: Misschien Heere wilt Gij mij helpen en redden. Neen, en nogmaals neen, hij kon met vertrouwen (een van de hemel geschonken vertrouwen) zich op de Heere beroepen. Het is alsof hij zegt: Heere, het is waar, de nood is groot, doch Gij zijt er, en Gij zult mij verhoren en uithelpen. Gij zult de banden breken. Gij zult de vijanden terneerslaan, Gij zult mij redden en, zoals Gij altijd gedaan hebt, mij ook thans weer uit de druk en ellende opheffen.

Wat een wonder, als een ziel in nood, toch mag zeggen: Doch Gij, Heere! O, tot U mag ik door genade vluchten, tot U mag ik mijn stem opheffen en U bent de waarborg dat ik niet tenonder zal gaan, maar integendeel zal mogen roemen in de vrije gunst die eeuwig U bewoog. Hoe groot het geloofsvertrouwen wel was dat David ontvangen had, blijkt wel uit het volgende, wanneer hij zeggen mag: Gij zijt een Schild voor mij!

Schilden werden oudtijds gebruikt om de pijlen van de vijand af te weren. En nu in onze zogenaamde moderne tijd gebruikt de politie weer schilden. Ik denk hierbij aan de kroning van de nieuwe Nederlandse Koningin Beatrix. Een aantal jongeren, onder aanvoering van een stel rebellen vond het nodig om die dag een aanval te doen op de politie. Ze deden dat onder anderen met het werpen van straatstenen naar deze mensen, die in getrouwheid hun plicht trachtten te doen. Om zich te beveiligen gebruikten ze schilden om hun hoofd en een deel van hun lichaam te beschermen. Toch werden er nog velen, waarvan sommigen ernstig, gewond. In dit alles zien we: Wie God verlaat heeft smart op smart te vrezen. De ontevredenheid en rebellie nemen hand over hand toe en dat in een land waar vroeger zoveel van Gods volk heeft gewoond.

In ieder geval: een schild is ter bescherming. Welnu, David mag hier zeggen: Gij zijt mijn Schild. Gij zijt mijn beveiliging tegen al de aanvallen uit de hel. Gij alleen kunt mij beschermen en veiligheid geven, tegen de pijlen van satan en zijn trawanten.

Geliefde vrienden, David trachtte niet zichzelf te verdedigen, maar hij wist: De Heere verdedigde hem en nam het voor hem op. En daarom was hij, temidden van alle gevaren en alle hels geweld, veilig voor tijd en eeuwigheid. O Hij is een Schild en Schutsheer voor de vromen.

Hoe donker het dan ook mocht zijn, de Heere was Zijn Schild en Helper, Degene die al de vijanden zou verpletteren met de adem van Zijn mond. David wist: God nam het voor hem op, en daarom mocht hij zich dan ook gerust aan de Heere toevertrouwen. Hoe vreselijk ook de spot en de beschuldigingen van de vijand waren, hij mocht weten wat Gods knecht eenmaal neerschreef in Romeinen 8 vers 33: „Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? God is het Die rechtvaardig maakt. Wie is het die verdoemt? Christus is het. Die gestorven is: ja, wat meer is. Die ook opgewekt is, Die ook ter rechterhand Gods is. Die ook voor ons bidt.”

David weet dat. Weten wij dat ook? Hij mag dan ook gelovig vertrouwen op de Heere, want hij kan zeggen door genade „voor mij"! O, eeuwig genade-wonder, hij was besloten in het bundelke der levenden. En de hel zou het niet winnen.

En er was meer. Hij kon zeggen: ”Mijn eer”. De vijand sleurt hem door het slijk, maar de Heere is zijn eer. Hij ervaart het: De Heere zal genade en ere geven. Wat ook straks uitgekomen is. David is niet ten ondergegaan, maar Absalom en zijn trawanten hebben de strijd David in verdrukking II

verloren. Ja, Absalom verloor er zelfs het leven bij. De genade-deur voor eeuwig gesloten.

En hoewel dit voor David een weg van diepe smart is geweest, omdat hij wist dat zijn zoon voor eeuwig verloren was, hij heeft nochtans de Heere mogen erkennen voor alle weldaden.

Als het aan de mens gelegen had dan had er voor David geen eer overgebleven, geen koningschap. En in eigen leven heeft hij wel ervaren dat de kroon van zijn hoofd was door de zonden. Maar hij heeft ook ervaren dat de Heere opricht uit het slijk van eigen verlorenheid. Ja, zelfs, wanneer hij in de diepste ellende kwam door de zonde, heeft toch de Heere hem weer opgezocht. Neen, David is niet naar de Heere toegeklommen, maar de Heere in Zijn nederbuigende goedheid heeft meermalen betoond zijn dienstknecht, die soms zo zwaar gezondigd heeft, weer genadiglijk te willen aannemen en hem in zijn ere te herstallen. Een ere die in werkelijkheid niet van David kwam, maar om dat God Zelf zijn ere was, mocht hij na al de bange tegenspoed weer ademhalen en de Heere erkennen, die hem toch, ondanks al zijn tekortkomingen en zonden, weer genade en ere gaf. „Vrije gunst", kunnen we alleen maar zeggen, „die de Heere heeft bewogen". Het zal wel in zijn ziel geruist hebben: „Och, of nu al wat in mij is Hem prees”.

David had zijn kroon niet gestolen, maar eerlijk van de Heere gekregen. Maar hij wist er ook van dat wij door de zondeval onze kroon verloren hebben in de modder van de zonde. Maar omdat Koning Jezus een doornenkroon heeft gedragen, is er weer een weg, waardoor degene die waarlijk door God tot God bekeerd wordt, soms mag zeggen: , , Wij steken het hoofd omhoog en zullen de eerkroon dragen". Waarom, mijn geliefde lezer en lezeres? Wel, het is door U alleen, om het eeuwig welbehagen. Daarom heeft de Heere David niet verstoten, maar integendeel uit alle noden gered. En dan ten laatste mag hij getuigen „En Die mijn hoofd opheft.”

O, gebogen onder alle druk en leed, gebogen ook onder de last van eigen zonden (ook na ontvangen genade), heeft hij toch ervaren: Ik kan mijn hoofd niet meer opheffen, maar de Heere zal voor het oog van het gehele volk zijn hoofd weer opheffen, opdat hij Hem de ere mag geven die het voor hem heeft opgenomen. Voor één die onwaardig was dat de Heere ooit weer naar hem zou omzien. Het werd hier wel bevestigd: , , Hoe donker ooit Gods weg moog' wezen. Hij ziet in gunst op die Hem vrezen.

Daarom, o mijn medereiziger naar de eeuwigheid, zolang als u in eigen kracht nog met een opgeheven hoofd loopt, en nog nooit gebogen hebt, dan mocht de Heere U doen buigen in het stof der verootmoediging en Hij geve Zijn volk te verstaan: Hij alleen is al mijn liefde waardig.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 oktober 1983

De Banier | 24 Pagina's

David in verdrukking II

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 oktober 1983

De Banier | 24 Pagina's