Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het sociaal-maatschappelijk reformatorische leven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het sociaal-maatschappelijk reformatorische leven

24 minuten leestijd Arcering uitzetten

De kern van het leven naar Gods Woord ligt in de vreze des Heeren. Zo'n leven is alomvattend. Er is het verborgen gebedsleven met de Heere en de kerkgang samen met de gemeente; het onderzoek van het Woord en de persoonlijke overdenking; de omgang met Gods kinderen en het samenleven met man of vrouw en kinderen; het deelnemen aan het kerkelijk leven en aan het maatschappelijk gebeuren; de dagelijkse arbeid in het gezin en op fabriek, kantoor of school; de tijd van het werk en de zogenaamde vrije tijd. Leven in de vreze des Heeren betekent dat alles valt onder het beslag van Gods Woord.

Mensen die in de vreze des Heeren begeren te leven, krijgen op allerlei levensterreinen met mensen en met samenlevingsverbanden te maken die zich niet wezenlijk stellen onder de normen en richten naar de waarden van het Woord Gods. Dat neemt in een ontkerstenende samenleving alleen maar toe; dat doet zich in een ingewikkeld wordende maatschappij in oimoemelijk veel opzichten voor.

Zo komen we op het terrein van ons onderwerp: deelname aan het sociaalmaatschappelijke leven. Ieder mens neemt daaraan deel door het feit dat hij deel uitmaakt van de samenleving. Maar binnen het raam van ons onderwerp wordt meer gedoeld op bewuste deelname en dan vooral in organisatorische zin.

Organisatie gevolg van levensbeschouwing

In de negentiende eeuw voelden de 'kleyne luyden' zich niet thuis bij de hoofdstromen van het maatschappelijk-politiek gebeuren. Daarin overheersten conservatisme en liberalisme. De Antirevolutionairen waren van ander gevoelen. Vanuit hun andere levensbeschouwing kwamen ze tot een eigen politieke partij, maar ook kunnen we van daaruit verbanden zien naar schoolstichting, naar een dagblad als De Standaard enz. Hetzelfde is te zeggen voor de roomse zuil. Aanverwant aan de antirevolutionaire stroming en toch enigszins eigen is er de christelijk-historische lijn. Aan het begin van de twintigste eeuw deden zich min of meer vergelijkbare ontwikkelingen voor binnen en rondom de Gereformeerde Gemeenten op maatschappelijk terrein. De Staatkundig Gereformeerde Partij werd opgericht. Deze bracht in de Tweede Kamer op een aantal wezenlijke punten een ander geluid dan de ARP deed. Er werden vanuit de Gereformeerde Gemeenten of ook vanuit hervormd-gereformeerde kring scholen gesticht waar een andere sfeer heerste dan op veel protestants-christelijke scholen. Eerstgenoemden voelden zich fundamenteel bezwaard onder een leer vanuit een optimistische verbondsbeschouwing rondom een veronderstelde wedergeboorte, waarbij kinderen als schaapjes van de Goede Herder werden benaderd. Zij stonden in opvoeding en onderwijs een wezenlijk ander geestelijk klimaat voor; ze begeerden een benadering gestempeld door het besef dat er een wonder van God nodig is in een mensenleven, ook in het leven van gedoopte kinderen der gemeente.

Na de Tweede Wereldoorlog, en met name in de jaren zestig en zeventig, gaan de ontwikkelingen heel snel en verhevigd. In de hoofdstroming van het protestantisme doen andere opvattingen zich in brede kring gelden. Vooral Schriftopvatting en ethiek veranderen sterk. Bijbelkritiek, invloeden vanuit evolutionistisch denken, wijken van het sterke eeuwigheidsbesef, veranderingen in het patroon van waarden en normen, het werkt allemaal door. Niet alleen op scholen is dat merkbaar, ook in de gezondheidszorg, op het terrein van de hulpverlening en in de gehandicaptenzorg. Er doen zich intense vraagstukken voor op het terrein van abortus, euthanasie, kwaliteit van het leven, sexualiteit, huwelijksmoraal. Dat zijn niet alleen vraagstukken voor de theorie en de politiek, maar juist voor de praktijk van patiënt en werker in ziekenhuis, psychiatrische inrichting en zwakzinnigenzorg. Van iets eerdere datum is de enorme verschuiving in opvatting in het algemeen christelijke kamp omtrent hulpverlening en christelijke barmhartigheid. Vooral in de jaren zestig was er de beweging van het sociaal evangelie en de medemenselijkheid in de theologische discussie. Deze beweging werkte sterk door in de praktijk van de opstelling van de Wereldraad van Kerken, in de uitoefening van diaconaat en dienst der barmhartigheid: al of niet direct in verbinding met de kern van de bijbelse boodschap en de hantering van bijbelse waarden en normen.

Tot organisatie gedrongen en gedwongen

Als wij wat willen nadenken over activiteiten op sociaal-maatschappelijk terrein vanuit de reformatorische zuil, moeten we deze achtergrond goed in het oog hebben. Overigens vind ik de aanduiding 'reformatorische zuil' een ongelukkige. En dat om meerdere redenen. Zo wordt er een institutionalisering mee gesuggereerd, en vaak ook aangeduid, die zeker geen doel in zichzelf is of zou mogen zijn. Verder is het meer een sociologische dan een geestelijke, laat staan een bijbelse aanduiding. Voor mij gaat het erom dat mensen die in de vreze des Heeren wensen te leven, tot bepaalde vormen van opstelling in en deelname aan het sociaalmaatschappelijk leven (zijn ge-)komen. Op de verschijningsvormen en de achtergronden daarvan willen we nu wat verder ingaan. Het is goed vooraf nog een opmerking te maken. Meer georganiseerde participatie op sociaal-maatschappelijk terrein vanuit deze gezindte heeft ook plaatsgehad in samenhang met een stuk ontwikkeling die zich in onze kringen zelf heeft voorgedaan. Scholing nam enorm toe. Daaruit vloeit weer voort een behoefte aan opleidingsmogelijkheden en stageplaatsen. Ook kwam, mede door de algemeen maatschappelijke ontwikkeling en ook door het eigen medium bij uistek, het RD, er veel meer oog voor bijvoorbeeld de problematiek van de ellende rondom ons. Zo zijn er veel activiteiten ontplooid die er voorheen gewoon niet waren.

Een greep uit een scala van organisaties

Woord en Daad is er gekomen, en ZOA, gericht op hulp aan de armsten der wereld in het algemeen of aan vluchtelingen in het bijzonder. Meer kerkelijk gebonden hulpverlening vindt plaats via Bijzondere Noden en in zekere zin via Onésiforus. Er is de stichting Ontmoeting, gericht op daklozen en ex-gedetineerden. Verder kunnen we noemen Kom over en Help, Hulp Oost-Europa, Friedensstimme, en andere organisaties die vooral gericht zijn op hulp in landen op de Balkan en andere landen in het vroegere Oostblok of Zuid-Oost-Europa.

Elke organisatie heeft eigen achtergrond en ontstaansgeschiedenis

Als je wat op afstand naar een veelheid van organisaties op dezelfde of aanverwante terreinen kijkt, kurmen zich gemakkelijk gedachten vormen als: Waarom zoveel verdeeldheid? Waarom is de eigenheid van deze of gene organisatie nu net weer iets anders dan die van een andere? Enzovoort.Op dit terrein is veel ontstaan vanuit een stuk particulier initiatief. Mensen zagen nood en voelden zich innerlijk gedrongen te proberen daaraan wat te doen. Zo ontstond Woord en Daad min of meer binnen SGP-kring, maar oorspronkelijk mede via de contacten die ds. Hegger in het kader van IRS had in een land als India en in Midden-Amerika. Ongeveer in dezelfde tijd ontstond het Comité Hulpverlening Zuid-Vietnam in reactie op de algemene tendens van sympathiseren met het communistische Noord- Vietnam. Voor hulp aan getroffenen door oorlogsgeweld in Zuid-Vietnam was in het algemeen weinig oog. Want in Zuid-Vietnam was geen nood; men viel immers onder de paraplu van Amerika, zo was de gangbare redenering. Jongeren uit de kringen van GPV en SGP dachten daar anders over. En zo ontstond genoemd Comité. In de loop der jaren is dit Comité zich gaandeweg gaan toeleggen op hulp aan vluchtelingen en veranderde het ook van naam: ZOA staat gewoon voor Zuid-Oost-Azië.
Binnen het kerkverband van de Gereformeerde Gemeenten bestaat het deputaatschap Hulpverlening Bijzondere Noden al veel langer. In 1953 wilde men hulp aan slachtoffers van de waterramp kerkelijk coördineren. Later dienden zich andere doelen aan. Getroffenen door polio; niet verzekerden voor wie de diaconie van een kleine gemeente graag een beroep deed op een groter orgaan binnen het eigen kerkelijk geheel. Ook wilde men hulp bij bepaalde noden in het buitenland graag kerkelijk doen coördineren, bijvoorbeeld in 1956 ten aanzien van Hongarije. De Generale Synode van de Gereformeerde Gemeenten, die het deputaatschap Bijzondere Noden in het leven riep en nog in stand houdt, volgde hiermee overigens een lijn die de synoden van de Hervormde en Gereformeerde Kerken al veel eerder ingezet hadden: een landelijk diaconaal coördinatiepunt.

ledere organisatie heeft haar eigen doelgroep naar hulpverlening en haar eigen geschiedenis en achtergrond van ontstaan en soms ook haar eigen achterban en sympathisanten. Zo zou Onésiforus wat onparlementair kunnen worden aangeduid als een binnenlandse hulpverleningsinstantie van diaconale aard binnen de kring van Oud Gereformeerden, Gereformeerde Gemeenten in Nederland en aanverwante hervormden. Juist in deze kringen dienden zich nog wel eens zorgen aan van diaconale aard rondom niet verzekerden, gevolgen van polio enz. Voor kleinere kerkelijke gemeenten niet altijd gemakkelijk hanteerbaar.

In de boven gegeven opsomming treffen we verder veel organisaties aan die hulp willen verlenen in Oost-Europa. Meerdere daarvan dateren nog uit de tijd van moeizame contacten met christenen achter het IJzeren Gordijn, illegaal bijbeltransport daarheen enz. Sommige zijn particulier ontstaan en functioneren interkerkelijk. Hulp Oost-Europa is bijvoorbeeld weer ineens van echt hervormd-gereformeerde signatuur.

Dan is er de stichting Ontmoeting. Van wat jonger datum dan veel andere genoemde organisaties. En met een specifiek doel. Duidelijk vanuit SGP-kring opgezet. Ook hier geldt: men zag nood en men voelde zich gedrongen iets te doen op bijbels genormeerde wijze.

De tot nu toe genoemde organisaties zijn in hoofdzaak gericht op het verlenen van hulp in het buitenland of in elk geval aan mensen buiten de eigen kring. Daarnaast wordt er ook veel gedaan aan hulpverlening in de directe omgeving voor mensen met gezins- of opvoedingsproblemen, voor gehandicapten, voor mensen in psychische nood, aan ouderen-, kraam- en thuiszorg enz.

Op dit terrein van de psycho-sociale hulpverlening zijn er instellingen die in financieel opzicht overwegend of geheel bestaan van giften vanuit kerkelijke en particuliere sfeer. De Schuilplaats is uit particulier initiatief ontstaan en is interkerkelijk van aard. Binnen de Gereformeerde Gemeenten en ook binnen de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt zijn er vrijwel soortgelijke instellingen, die vanuit een kerkelijke achtergrond werken, wat niet betekent dat ze in hun werkuitoefening altijd strikt binnenkerkelijk zijn. Zo werkt men vanuit de Vluchtheuvel voor mensen van de Gereformeerde Gemeenten, maar ook in een aanmerkelijk percentage ten behoeve van mensen die tot aanverwante kerkelijke richtingen behoren.

Soms zijn organisaties (gedeeltelijk) werkzaam binnen door de overheid bepaalde kaders

De organisaties die we tot hiertoe noemden, werken op particulier, soms op kerkelijk terrein. Soms ontvangt men voor een bepaald doel of project wel wat subsidiegelden, maar binding aan overheidsbeleid is beslist geen mede bepalende factor.

Voor andere organisatie en in bepaalde sectoren liggen de zaken geheel anders. In het onderwijs bijvoorbeeld wordt uitsluitend gewerkt binnen de kaders van de Nederlandse wetgeving. Daardoor is er binding aan subsidieregelingen, inspectietoezicht, zijn er leerplan- en examenvoorschriflen, stichtings- en opheffmgsnormen, benoemingsvoorwaarden enz. Op het gebied van de zorg ligt de zaak wat meer verweven. Instellingen als GLIAGG de Poort, GLIBW, GPZ 'De Fontein' werken net als de scholen binnen de kaders van het Nederlandse overheidsbeleid. Dat kan ook niet anders omdat, zoals dat ook bij het reguliere onderwijs het geval is, dit type gespecialiseerde zorg niet verleend mag worden buiten het toezicht van de door de overheid aangestelde inspectie om, met alle consequenties vandien omtrent kwaliteitseisen te stellen aan beroepsuitoefenaren, wijze van werken, salariëring enz.

Op het terrein van ouderenzorg, kraam- en thuiszorg, gehandicaptenzorg liggen de zaken weer wat anders. Er wordt door verschillende organisaties op dit terrein in behoorlijke mate gebruik gemaakt van verkrijgbare subsidiegelden. Daarenboven wordt er veel geld bijeen gebracht vanuit de achterbatmen, met name ten bate van gehandicapten. In de ouderenzorg wordt veelal binnen reguliere kaders van de wetgeving gewerkt. Soms - in Huize Winterdijk bijvoorbeeld - doet men het anders en is men dus afhankelijk van particuliere betaling door bewoners of verwanten dan wel kerken. Op het terrein van de zorg voor gehandicapten zijn er naast de algemeen protestants-christelijke organisaties, organisaties gekomen die vanuit de Gereformeerde Gemeenten dan wel vanuit de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt opgezet waren. De laatste jaren zijn er ook organisaties gekomen biimen de Gereformeerde Gemeenten in Nederland (De Schutse), de Oud Gereformeerde Gemeenten in samenwerking met mensen die zich verwant voelen rond het blad Het Gekrookte Riet (Adullam), maar ook vanuit gereformeerdebondskring (Op weg met de ander).

Na deze beslist niet uitputtende, maar wel verkennende rondblik door het werkveld wil ik nu wat ingaan op vragen die gesteld kunnen worden en ook worden rondom het thema 'de gereformeerde gezindte en het sociaal-maatschappelijk leven'.

Vragen rondom samenwerking

Enkele vragen werden aan mij voorgelegd rondom het thema samenwerking. 'Is de samenwerking op dit terrein in de gereformeerde gezindte een nood of een deugd? Werkt men samen omdat men dat graag doet, werkt men samen voor eigen parochie of is het oog op de wereld gericht? Groeit de samenwerking of wordt deze moeilijker? Is de samenwerking een bijproduct van de zuil of leidt ze tot verzuiling?' Wij moeten ten eerste ons realiseren dat wij, mensen van eind 1999, deze vragen opwerpen en deze zo stellen. Daaruit spreekt ons denken en ons referentiekader. Duidelijk blijkt uit zulke vragen dat we niet betrokken waren bij de totstandkoming van organisaties als genoemd werden. Ook is duidelijk dat we niet de voorgeschiedenis noch de geschiedenis ervoor hebben meegemaakt. Verreweg de meeste van deze organisaties zijn er gekomen omdat nood werd gezien en ervaren. Letterlijk werd nood waargenomen, nood van psychische aard, van sociaal-maatschappelijke aard, van materiële aard, ver weg of dichtbij. En omdat men nood zag, ging men hulp organiseren. Heel vaak was er nóg een nood. Er waren wel kanalen en organisaties van hulpverlening, maar die waren verwaterd. Daar overheerste te zeer een modem c.q. een modem-christelijk denken werkklimaat. Die nood van levensbeschouwelijke aard, gevoegd bij de levensnood waar het eigenlijk om ging, deed velen tot daden van hulp komen. 'Deed men dat voor eigen parochie of met het oog op de wereld?' Het is dunkt mij geen vraag voor de werkers (geweest). Men zag nood en voelde de bijbelse roeping om te helpen. Daarbij dacht men vaak ook aan het bijbelwoord: 'Doet wel aan alle mensen, maar meest aan de huisgenoten des geloofs.'

Warmeer nu de vraag naar samenwerking wordt opgeworpen, kan deze van meerdere zijden belicht worden. Woord en Daad en ZOA hebben zeker meerdere raakvlakken. Men zal in bepaalde projecten ook wel eens samenwerken, men weet van elkaar, leeft met elkaar mee, leert soms van elkaar. Maar moeten die twee organisaties gaan fuseren? Waarom eigenlijk? Omdat wij mensen van 1999 menen dat dit een vorm van verkeerde verdeeldheid is? Is het nuttig dat organisaties als deze groter zijn dan ze zijn? Zou het gaan werken aan een fusie niet verspilling zijn van energie, geld enz? In dit licht is ook de vraag 'Groeit de samenwerking of wordt ze moeilijker?' niet erg relevant en ook niet zo realistisch. Er is veelal geen noodzaak tot verdergaande samenwerking. Het is ook niet mijn waarneming dat samenwerking moeilijker wordt in de loop der jaren.

Verschillende van de zojuist genoemde overwegingen, en ook nog andere, zijn te maken bij Friedensstimme en Kom Over En Help. En in wat bredere zin zijn daar ook bij te noemen Hulp Oost-Europa, Bijzondere Noden en Onésiforus.

Samenwerking en verzuiling

'Is de samenwerking een bijproduct van de verzuiling of leidt deze tot verzuiling?' Meegaand in het gebruik van deze ongeestelijke en sociologisch bepaalde term, lijkt het mij zo te zijn dat beide genoemde elementen aan te wijzen zijn. Mensen voelen in geestelijk opzicht verwantschap. Juist in een al meer ontkerstenende samenleving zoek je dan elkaar op om vanuit een gezamenlijke basis en ziende dezelfde nood iets te realiseren. Voor sommigen zal het feit dat iets interkerkelijk gebeurde en gebeurt een welkome bijkomstigheid zijn; anderen zullen juist daarom voorzichtigheid in acht genomen hebben. Lettend op de gereformeerde gezindte binnen het totaal van de Nederlandse samenleving moet geconstateerd worden dat gerichtheid op de eigen kring (gereformeerde gezindte) er impliciet door versterkt zal worden. Maar bij het aanvatten van een stuk hulpverlening is de verzuiling, denk ik, eigenlijk nooit een doel op zich geweest. Men voelde zich gedrongen hulp te verlenen. En men wilde dat graag doen op bijbels verantwoorde wijze. Zo kwam men in de regel niet alleen tot een stuk geloofsbelijdenis, tot uitdrukking komend in een bepaalde grondslagformulering. Men zocht ook samen met anderen, die dezelfde motivatie en levensrichting kenden, een stuk werk gestalte te geven. Wij mogen opmerken dat onder Gods voorzienig beleid er een stuk nood ter harte genomen is en een stuk dienst der barmhartigheid uitvoering gekregen heeft, waaraan verder gewerkt kan worden.

Op sommige terreinen is op kerkelijke wijze aan de organisatie van het bieden van hulp vorm gegeven. Te denken is aan de gehandicaptenzorg. Twee opmerkingen zou ik daarbij willen plaatsen. In de eerste plaats: het is zeker voor verstandelijk gehandicapten uitermate belangrijk dat ze zich in een vertrouwde sfeer bevinden en dat ze zich thuis voelen. Indien ergens, dan moet er hier toch wel een heel nauwe aansluiting zijn van geestelijk klimaat thuis en in de zorgverlening. En vervolgens: het is niet verwonderlijk te achten dat we in de wereld van het sociaalmaatschappelijke leven enige weerspiegeling aantreffen van hoe het op kerkelijk erf is.

In dit verband wordt het wel eens als wat vreemd aangemerkt dat we in sommige opzichten wel kunnen samenwerken, maar niet naar dezelfde kerk gaan. In het kader van ons onderwerp moge ik hierover een enkele opmerking maken. Soms is het goed mogelijk samen te werken, terwijl kerkelijke vraagstukken verschillend benaderd worden. Het zou niet goed zijn wanneer dit tot verbreking van samenwerking zou leiden. Het is en blijft ook een groot spanningsveld dat sommigen om des gewetens wil de kerk waarin ze geboren zijn niet kunnen en durven verlaten, terwijl ze in maatschappelijk opzicht met velen van hun eigen kerk niet kunnen samenwerken. Anderen denken en handelen precies andersom: zij zien eerder mogelijkheden tot samenwerking met anderen dan dat ze kerkelijk onder één dak zouden kunnen verkeren. Soms zijn met name historische redenen bepalend. Soms ook is er niet een zo nauwe geestelijke eenheid dat kerkelijke eenheid zou kunnen.

Diaconale roeping is een kerkelijke roeping

In principieel opzicht is het volstrekt terecht dat diaconale hulpverlening zich kerkelijk kanaliseert. Dat is de bijbelse roeping die er binnen de gemeente is. Het is daarmee ook binnen gemeenten in landelijk verband van bijbels belang. Natuurlijk is er naast de dienst der barmhartigheid als diaconale roeping die in kerkelijk-ambtelijk opzicht gestalte krijgt, ook een opdracht tot naastenliefde die alle mensen raakt en op alle verbanden van toepassing is. Daartussenin ligt het
ambt aller gelovigen, vanwaaruit gemeenteleden in het kader van het gebod tot naastenliefde en barmhartigheidsbetoon hulp zullen willen bieden waar dat nodig is, al of niet in kerkelijk kader, al of niet verbonden met ambtelijke leiding. Het lijkt mij volstrekt duidelijk dat bij het gestalte geven aan hulpverlening uit hoofde van het ambt aller gelovigen de Schriftuurlijke normen en waarden van de gereformeerde belijdenis grondslag en richtlijn vormen, en ook uitvoeringskader en begrenzing aangeven. Eveneens zal duidelijk zijn dat wat voortvloeit uit het ambt aller gelovigen, niet op gespannen voet zal staan met wat voortvloeit uit de kerkelijke-ambtelijke betrokkenheid. In principe zullen deze twee lijnen samenvloeien. Er zal dan wederzijdse positieve beïnvloeding plaatsvinden, wat in de praktijk tot uitdrukking kan komen in een aanvullen van elkaar. Zo kan er binnen een gemeente veel onderlinge hulp verleend worden zonder dat alles georganiseerd hoeft te worden, terwijl de diakenen er toch wel enigermate kennis van dragen en waar nodig ook stimulerend en regulerend in kunnen (doen) optreden. Ook is het in dit licht heel goed te begrijpen en niet alleen te verdedigen, maar ten principale zelfs als uitgangspunt te stellen, dat vormen van hulpverlening zich vaak allereerst binnenkerkelijk organiseren.

Hoe breed kan de samenwerking zijn?

Wanneer activiteiten ontplooid worden over kerkelijke grenzen heen, geloof ik dat samenwerking met evangelischen om des beginsels wil een moeilijke zaak is. Staan wij werkelijk op één fundament als het gaat over de Schriftopvatting, in absolute en totale zin? En wat betreft de bijbelse mensopvatting inzake de vrije wil? Als we de gereformeerde gezindte opvatten als bundeling van degenen die zich confessioneel gebonden weten, is deze gezindte wat betreft geestelijk klimaat wel erg breed. Immers dit klimaat wordt naar grondtoon mede beheerst door het omgaan met existentiële vragen rondom de toe-eigening des heils en ook door de toepassing van de bijbelse ethiek in het alledaagse leven. In een leven in de tere vreze des Heeren luisteren de dingen nauw. Heel het leven valt immers onder het beslag van het Woord des Heeren?

Vanuit deze overwegingen zijn samenwerkingsverbanden vaak aangegaan binnen wat ik maar even aanduid als de SGP-kring. Zo is daar het RD en zijn daar de reformatorische scholen.

Soms is de samenwerking breder, gelet op kerkelijke achtergrond en geestelijk klimaat. Twee voorbeelden mogen dit illustreren. Op het terrein van hulpverlening aan vluchtelingen is de ZOA werkzaam, waarin mensen uit SGP- en GPV-kring elkaar vinden. Eerder gaf ik aan dat dit alles te maken heeft de ontstaansgeschiedenis. En iets wat eenmaal loopt, loopt verder, leert de praktijk veelvuldig. Het andere voorbeeld vinden we in de gezondheidszorg. In het Gereformeerd Psychiatrisch Ziekenhuis en de Gereformeerde Landelijke Instelling voor Beschermde Woonvormen wordt ook samengewerkt door mensen vanuit SGP- en vanuit GPV-kring. Zij het dat samenwerking hier niet vanuit de wereld van de politiek is ontstaan, maar meer vanuit kerkelijke achtergronden. Wat het GPZ betreft is op te merken dat in de jaren zeventig er zowel vanuit de kring van de gereformeerd-vrijgemaakten als ook vanuit de Gereformeerde Gemeenten initiatieven waren zelfstandig iets te doen op dit terrein. De overheid vond beide groepen als zelfstandige eenheden aangemerkt te klein. Zelfs wanneer ze samen op zouden trekken, vonden ze bij de overheid geen gehoor. Zo is het GPZ er gekomen vanuit deze twee kerkverbanden, in samenwerking met hervormdgereformeerden, christelijke gereformeerden en mensen die behoren tot de Gereformeerde Gemeenten in Nederland en de Oud Gereformeerde Gemeenten.
Men heeft elkaar nodig en in de praktijk wordt een nuttig en goed stuk werk gerealiseerd. Wel heeft men er steeds zorgvuldig op gelet (en die zorgvuldige waakzaamheid is er nog volop) ieders eigenheid te respecteren. Bij de GLIBW is het samenwerkingsverband even breed, maar ligt de vormgeving anders. Er zijn tehuizen voor beschermd wonen van verschillende (kerkelijke) kleur onder één koepel samengebracht. Die huizen houden hun eigen kleur, maar de koepel verleent dienst aan ieder en vormt de gezamenlijke spreekbuis naar de overheid toe. Voor de volledigheid zij opgemerkt dat mede onder drang van het overheidsbeleid en ook uit oogpunt van goede praktische werkbaarheid per 1 januari 2000 GPZ en GLIBW en ook GLIAGG De Poort fuseren.1

Samenwerking en kerkelijke binding

Ten besluite wil ik ingaan op enkele concrete vraagpunten die in dit verband wel worden opgeworpen en die mij ook werden aangereikt.

'Gaat het meer om participatie a titre personel of betreft het kerkelijke verantwoordelijkheid en inbreng?'In verreweg de meeste organisaties die hier genoemd zijn, gaat het over deelneming op persoonlijke titel, zoals dat ook binnen de SGP, bij het RD, bij de reformatorische scholengemeenschappen het geval is. Bij de GLIAGG bijvoorbeeld lag en ligt dit anders. Deze is vanuit een gezamenlijk initiatief van officiële deputaatschappen van de Christelijke Gereformeerde Kerken en de Gereformeerde Gemeenten en het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond opgezet. De bestuursvertegenwoordiging is dan ook kerkelijk gerelateerd. Dat gaat ook in de gefuseerde instelling gelden. Als deze kerkelijke binding er is, is er uiteraard ook een kerkelijke verantwoordingslijn.Verder zijn er ook hulpverleningsorganisaties, gehandicaptenzorg bijvoorbeeld, genoemd die een kerkelijke opzet kennen. Dan is er uiteraard een kerkelijke inbreng en een kerkelijke verantwoordingsplicht.

'Wordt de kerkelijke kwestie angstvallig gemeden of speelt die geen rol in dezen?' Ik heb niet de indruk dat gezegd moet worden dat de kerkelijke kwestie angstvallig gemeden wordt. Veeleer heb ik de indruk dat rondom zulke samenwerkingscontacten wel eens tot op zekere hoogte geestelijke gesprekken plaatsvinden en soms ook wel geestelijke herkenning plaats kan vinden. In veel gevallen is er zeker sprake van persoonlijk respect en een enkele keer ook kan er nader contact ontstaan. In elk geval is als een positief neveneffect aan te merken dat meerderen elkaar leren kennen, ook in het aanverwant zijn van opvattingen. Overigens heb ik niet de indruk dat kerkelijke vraagstukken in zulke verbanden besproken worden. Het zijn immers werkverbanden met een bepaald, beperkt doel. Als zodanig functioneren ze goed. En dat willen de deelnemenden graag zo houden.

'Zal het samenwerken op maatschappelijk en sociaal terrein leiden tot wat meer kerkelijke oecumene? Werkt het samenbindend?' De indruk bestaat wel dat het samenbindend werkt. We kennen elkaar meer, weten meer van elkaar af, weten elkaar ook vaak beter te waarderen. Maar dat maatschappelijke samenwerking leidt tot kerkelijke eenwording, daarvan blijkt niet veel. Er is toch veelal sprake van twee geheel verschillende terreinen. In SGPverband is er tachtig jaar samenwerking, zonder dat er meer kerkelijke eenheid is gekomen. Soms is het tegendeel helaas werkelijkheid, hoewel de politieke samenwerking dan toch blijft. Wel is er dunkt mij meer kennen en ook wel enigszins erkennen van elkaar. Wat dat op de langere termijn uitwerkt, mede gelet op de toenemende, gezamenlijk gevoelde druk van buiten, is moeilijk te zeggen.

' Zijn de leidende functies over het algemeen redelijk verdeeld over de verschillende deelnemende denominaties of is er een beetje sprake van kerkelijke machtspolitiek? Hoe ligt dit bijvoorbeeld in het onderwijs?' Dat bij kerkelijk gebonden organisaties functies ook kerkelijk gebonden worden ingevuld, zal duidelijk zijn. Overigens is het personeelsbeleid vaak ruimer, ook vanwege het feit dat in de behoefte vaak niet geheel vanuit eigen gelederen is te voorzien. Bij menige interkerkelijke organisatie onttrekt zich veel in meerdere of mindere mate aan de waarneming. Bij diverse organisaties is daarover ook niet veel geregeld. In de praktijk is het bij samenwerkingsverbanden die zich min of meer in de SGP-kring voordoen wel eens opvallend dat mensen die behoren tot de Gereformeerde Gemeenten naar verhouding vaak op centrale posten terechtkomen.
Dit te duiden als kerkelijke machtspolitiek lijkt mij op zijn minst oppervlakkig en ongenuanceerd. Nauwkeuriger kennis van feiten en achtergronden kon wel eens een heel ander beeld doen ontstaan. Zo is te begrijpen dat in interkerkelijke samenwerkingsverbanden voor centrale posten personen gezocht worden die geacht worden wat in het midden te staan. Dat die personen nogal eens behoren tot het kerkverband dat geacht wordt wat in het midden te staan, is voor de hand liggend. Er zou meer te noemen zijn. Zo kan de historie een factor zijn. En niet te vergeten het nuchtere feit dat men op posten vooral gewoon mensen zal zoeken die geschikt geacht worden, tot welke kerk die dan ook behoren. Als er dan verscheidene personen uit eenzelfde kerkverband op centrale posten terechtkomen, wordt daarvan als zodanig geen punt gemaakt. Het kan immers ook weer niet zo worden dat iemand op een bepaalde post niet komt omdat hij tot dat ene kerkverband behoort.
Bij de scholengemeenschappen op reformatorische grondslag lijkt er zo een oververtegenwoordiging vanuit de Gereformeerde Gemeenten te bestaan. De redenen die hiervoor in algemene zin genoemd werden, zullen ook hier van toepassing zijn. Verder zijn er soms historisch beloften en afspraken die nog geldig zijn en nagekomen worden. Soms ook wordt bewust gepoogd anders te laten gebeuren maar lukt dit niet.

'Waarin onderscheidt zich het reformatorische in dit verband van het algemeenchristelijke?' In het voorgaande is dit eigenlijk reeds aangegeven. Het normen- en waardenpatroon verschilt, de visie op het gezag van de Schrift verschilt in alle opzichten; de ethiek in zaken die maatschappelijk items vormen en ook de ethiek in de alledaagse praktijk verschilt; en vooral: het geestelijk klimaat verschilt vaak wezenlijk.

Tenslotte: wanneer we nadenken over werk dat gebeurt in dezen, moeten we bedenken dat we over nood praten, over heel veel nood, menselijk leed. De gevolgen van onze zonden zijn diep ingrijpend. Tegen die achtergrond en in dit geheel is het verlenen van barmhartigheid naar Schriftuurlijke normen bijbelse opdracht. Gelukkig mag dit plaatshebben. De Heere geve er Zijn zegen over.


Noot:
1. Tussen het moment van uitspreken van de lezing en de opneming ervan in deze bundel is bekend geworden dat ze samen verder gaan onder de naam Eleos.

Dit artikel werd u aangeboden door: Driestar Educatief

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 1999

Driestar bundels | 254 Pagina's

Het sociaal-maatschappelijk reformatorische leven

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 1999

Driestar bundels | 254 Pagina's