Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

‘Een meester doet het toch anders’

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

‘Een meester doet het toch anders’

Louis Tavecchio:

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meisjesgedrag mag geen norm voor jongensgedrag worden. Emeritus hoogleraar pedagogiek Louis Tavecchio durft stevig stelling te nemen. Al jarenlang stelt hij de negatieve gevolgen van de feminisering van het onderwijs aan de orde. Uit onderzoek wordt steeds duidelijker dat de hersenen van jongens en meisjes verschillen.

Het interview vindt plaats in een klein kamertje op de Universiteit van Amsterdam waar Tavecchio werkt. De emeritus hoogleraar wil eerst iets rechtzetten. ‘Feminisering van het onderwijs is niet hetzelfde als veel juffrouwen voor de klas hebben, zoals velen denken. Feminisering is ook dat bepaalde werkvormen in het onderwijs domineren, bijvoorbeeld: samenwerken, zachtjes en netjes werken, je houden aan de regels. Dat sluit aan bij wat veel meisjes een fijne werkwijze vinden. Meisjes werken anders dan jongens. Ik zie het hier op de universiteit en ook op de hogeschool. Werkstukken van vrouwelijke studenten zien er vaak veel verzorgder uit dan die van de mannen. Die doen er vaker een nietje door en vinden het wel best. En de presentatie van je werk wordt hoog gewaardeerd in het huidige onderwijs. Dát is ook een aspect van feminisering.’

Verschillen
De emeritus hoogleraar spreekt rustig en genuanceerd. Heel vaak benadrukt hij in het gesprek dat hij algemene conclusies trekt, maar dat individuele jongens en meisjes kunnen afwijken. Niettemin doet hij stevige uitspraken. ‘Op veel basisscholen zitten in de lerarenkamer vooral en vaak ook alleen maar vrouwen. Die brengen hun problemen naar buiten, delen veel met elkaar. Juffrouwen kunnen zich over het algemeen makkelijker met de meiden identificeren en snappen ze beter. Die jongens vinden ze al gauw lastig en onrustig. En in zekere zin zijn ze dat ook. Jongens moeten veel vaker worden gewaarschuwd dan meisjes!’

Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen jongens en meisjes in de klas?
‘Vrouwen zijn flexibeler, ze passen zich makkelijker aan. Mannen denken vaker: ‘Dat zoek ik zelf wel uit’. Er zijn nauwelijks intelligentieverschillen, hoogstens dat jongens exact iets beter scoren en meiden beter zijn in taal, en dat taalverschil is overigens groter. Het gaat vooral over de methode van onderwijs. Jongens investeren bijvoorbeeld minder in de relatie met de leerkracht. En dat helpt ze niet in het huidige onderwijssysteem, waarin het vertonen van sociaal aangepast gedrag erg belangrijk wordt gevonden.’

‘Er is onderzoek gedaan naar de opvattingen over jeugd in de laatste honderd jaar. Daaruit blijkt onder andere dat de tolerantie voor jongensgedrag in de maatschappij flink is gedaald. Wat vroeger als positief werd gezien, wordt nu als ongepast gezien. Vroeger werden de klassieke mannelijke eigenschappen, zoals autonoom zijn, gedecideerd zijn, bereid zijn om snel een knoop door te hakken, hoog gewaardeerd in de samenleving. Nu is dat een stuk minder belangrijk. Tegenwoordig staat het overleg, veel praten, er samen uitkomen, oftewel het poldermodel bovenaan. Dát lijkt ook de norm te worden in het onderwijs. Jongens steken zo niet in elkaar. De sociale vaardigheden van meisjes geven hun in de klas een voorsprong in de wijze waarop ook hun intellectuele capaciteiten worden beoordeeld. Jongens kunnen inderdaad minder goed stil zitten en zich concentreren, maar daar moet je als juf mee om leren gaan. Meisjesgedrag mag geen norm voor jongensgedrag worden.’

Waarom is de meester belangrijk?
‘Meesters hebben een meer natuurlijke omgang met jongens dan juffrouwen. Jongens in het voortgezet onderwijs hebben ook liever een leraar, bleek een aantal jaren geleden uit een omvangrijk onderzoek onder leerlingen. Meisjes maakte het niet uit of ze een leraar of lerares hebben. Jongens waarderen de humor van meesters en het feit dat hij niet lang boos blijft. Blijkbaar is het herstellen van de relatie met vrouwen lastiger. In dit onderzoek ging het trouwens over de relatie, en niet over vakmanschap.’

Durft u te stellen dat het slecht is voor jongens dat ze de hele basisschoolperiode alleen juffen hebben?
Tavecchio kijkt bedachtzaam en formuleert voorzichtig. ‘Nogal wat jongens komen, behalve hun vader, in belangrijke opvoedingsomgevingen buiten het gezin als de kinderopvang en de basisschool tot hun twaalfde jaar alleen maar vrouwen tegen. Is het wel goed voor jongens én meisjes dat één sekse zo domineert in de opvoeding op school? Dat is een reële vraag. Het is in het algemeen een goede zaak dat de opvoeding en de beoordeling van gedrag plaatsvinden vanuit beide seksen. Als je kijkt naar mogelijke nadelen van veel vrouwen in het onderwijs dan zou dat kunnen betekenen dat eigenschappen als je houden aan regels, geconcentreerd zijn, oplettend zijn, je netjes gedragen bovenmatig worden gewaardeerd. Dat vinden meisjes belangrijk. Zij zijn minder geneigd om te experimenteren of grenzen te verkennen, zoals jongens graag willen.’

U zegt daarom dat het goed zou zijn dat er meer mannen in het onderwijs gaan werken?
‘Ja, maar daarmee bedoel ik niet dat de vrouwen het niet goed doen. Bovendien: zonder vrouwen zou het basisonderwijs niet meer bestaan! Het gaat erom dat er vanuit twee perspectieven wordt opgevoed. Veel jongens hebben een andere leerstijl. Daar kan een meester wellicht beter op inspelen.’

Meesters drukken, doordat ze dominanter zijn, typisch jongensgedrag nog krachtiger de kop in. Wat levert een meester dan op voor een jongen?
Tavecchio, nadenkend: ‘Meesters doen dat toch anders. Meer met een grapje. Duidelijker. Een korte heldere boodschap en geen lange verhalen. Ik kan niet keihard wetenschappelijk aantonen dat dit zo is, maar je ziet het in de klas en je hoort het ook van de leerkrachten zelf.’
‘Als het buiten regent, zegt een juffrouw eerder: “Laten we nog maar een kopje thee gaan drinken en wachten tot het droog is.” De jongetjes staan dan, met de neus tegen de ruit gedrukt, verdrietig naar buiten te kijken. Een meester zal eerder zeggen: “Kom maar, we gaan toch even voetballen, die regen valt best mee.” Een meester geeft soms meer ruimte aan typisch jongensgedrag.’

Dit soort voorbeelden sluit misschien aan bij de ervaring van veel opvoeders. Toch blijft het lastig wetenschappelijk te bewijzen.
‘Dat is zeker zo. Het lastige is dat veel mensen dit soort opmerkingen als vrouwonvriendelijk ervaren. Maar dat bedoel ik helemaal niet. Het gaat me om die jongens in het onderwijs.’

Wat moet er veranderen om jongens beter tot hun recht te laten komen in het onderwijs?
‘Heel veel pabo-opleidingen hebben in hun boeken over pedagogiek niet eens een hoofdstuk over sekseverschillen. Een mogelijke oorzaak daarvan is de tweede feministische golf waarin werd gezegd: als je jongens en meisjes gaat vergelijken, dan is dat al gauw in het nadeel van meisjes. In het huidige klimaat willen jongens niet meer in de onderbouw stage lopen. Dat past niet meer in het beeld van een jonge vent van 20, dat je iets met 5-jarigen hebt. Dus willen ze allemaal minimaal in de middenbouw en het liefst in de bovenbouw terecht. Aanstaande meesters willen liever vakkennis overbrengen, dat kan naar hun mening het best in de bovenbouw. Doe daar eens wat aan en maak het beroep ook voor mannen weer aantrekkelijk.’
Toch ziet de professor dat de mensen ontvankelijker worden voor zijn boodschap. Het tij is aan het keren. ‘Als ik nu lezingen houd op scholen, dan vragen ook de vrouwen wat ze kunnen doen om die jongens beter te bedienen. Tien jaar geleden werd ik soms nog fel aangevallen. Dan wilden mensen achteraf nauwelijks met me praten. Of ze kwamen naar me toe en zeiden: “Wij kijken niet naar jongens en meisjes, wij zien het kind!” Verontwaardigd: ‘Dan laat je jongens dus echt in de kou staan!’

Feiten
‘Uit neurowetenschappelijk onderzoek wordt steeds duidelijker dat de hersenen van jongens en meisjes verschillen. Dat soort onderzoek is belangrijk genoeg om serieus te nemen. Ik word daarom door sommigen een neuro-seksist genoemd. Je gebruikt de inzichten van de neurowetenschap om je gelijk te halen, wordt dan gezegd. Dat is natuurlijk onzin. Ik kom met feiten uit allerlei soorten onderzoek over opvoeding en ontwikkeling die we niet kunnen negeren.’
‘Het eerste wat opvalt bij onderzoek naar het opvoedgedrag van ouders is dat het eigenlijk bijna altijd over moeders gaat. Toch wordt in dat onderzoek de term ouders gebruikt. Dat was een van de eerste feiten die mij jaren geleden op het spoor zetten om de vaderrol beter in beeld te brengen. Vaders hebben grote invloed op hun kinderen. Mensen denken automatisch dat als er veel contact en omgang met de kinderen is, de invloed navenant groot is. Moeders gaan gemiddeld het vaakst met de kinderen om, dus zij hebben de meeste impact. Dat is dus niet per se zo. Vaders hebben over het algemeen minder frequent contact met de kinderen, maar hebben zeker niet minder impact op de vorming van het kind. Dat vindt menigeen niet prettig om te horen. Maar vaders zijn geen tweederangs opvoeders. Vaders besteden gemiddeld minder tijd aan verzorging, maar bij schoolkeuze en andere grote beslissingen zijn ze vaak wel nadrukkelijk in beeld. Dit soort inzichten moet ook in het onderwijs doordringen.’


Personalia
Louis Tavecchio
studeerde psychologie en promoveerde aan de UvA. Hij werkte 31 jaar bij Gezinspedagogiek in Leiden. Van 2001 tot 2011 was hij hoogleraar Pedagogiek aan de UvA Van 2006-2012 was hij hoofdredacteur van het tijdschrift Pedagogiek. Hij publiceerde meer dan honderd artikelen in (inter)nationale tijdschriften, hoofdstukken en boeken op het gebied van gezins-opvoeding, gehechtheid, kinderopvang en hulpverlening. Ook houdt hij zich al vele jaren bezig met opvoeding en ontwikkeling van jongens en de betekenis van vaderschap.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 2014

De Reformatorische School | 52 Pagina's

‘Een meester doet het toch anders’

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 2014

De Reformatorische School | 52 Pagina's