Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

27. Elísa in Damascus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

27. Elísa in Damascus

Elisa, de man Gods

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Elísa, de man Gods, ontving een nieuwe opdracht van de Heere. Lang geleden had de Heere aan de moedeloze Elía, die naar de berg Horeb was gevlucht omdat zijn leven werd bedreigd door de goddeloze koningin Izébel, enkele opdrachten gegeven die nog steeds niet waren uitgevoerd. Hem werd bevolen Házaël te zalven tot koning over Syrië en Jehu tot koning over Israël. Verder moest hij Elísa als profeet in zijn plaats zalven. We kunnen dat lezen in 1 Koningen 19:15 en 16.

Die laatste opdracht had Elía meteen uitgevoerd, maar de eerste twee opdrachten moesten nog worden uitgevoerd. Házaël was nog geen koning over Syrië en Jehu was nog geen koning over Israël. Maar al liet de uitvoering van beide opdrachten nog even op zich wachten, toch zouden ze ongetwijfeld worden uitgevoerd, want wat de Heere voorzegt, wordt vroeg of laat op Zijn tijd volvoerd. Die tijd was thans aangebroken.

Elísa kreeg op zekere dag de opdracht om in Syrië aan Házaël, de krijgsoverste van Benhadad, te gaan vertellen dat hij binnenkort koning van Syrië zou worden. Het was een levensgevaarlijke opdracht, want Benhadad was koning van Syrië en als hij van Elísa’s mededeling lucht zou krijgen, zou Gods knecht ongetwijfeld gedood worden. Maar de Heere bestuurde het zó, dat Zijn knecht zonder levensgevaar de opdracht kon uitvoeren. Want wat was het geval? In de Syrische hoofdstad Damascus lag juist in die tijd koning Benhadad ziek op zijn bed en hij wenste, net als ieder ander mens, weer beter te worden. Toen hij hoorde dat Elísa in zijn hoofdstad was aangekomen, wilde hij hem door zijn krijgsknecht Házaël een groot geschenk aanbieden en hem tevens vragen of hij weer beter zou mogen worden. We kunnen dit lezen in 2 Koningen 8. Koning Benhadad wist heel goed dat Elísa een groot profeet was die in de Naam van zijn God heel wat wonderen had verricht. Had hij Naäman niet van zijn melaatsheid afgeholpen? Had hij de Syriërs niet met verblindheid geslagen en de stad Samaria niet wonderlijk bevrijd? Zo’n profeet zou hem ook ongetwijfeld van zijn ziekbed kunnen doen opstaan.

Met het doel om beter te worden, stuurde hij Házaël naar de profeet. We lezen in vers 9: Zo ging Házaël hem tegemoet en nam een geschenk in zijn hand, te weten alle goed van Damascus, een last van veertig kemels; en hij kwam en stond voor zijn aangezicht en zeide: Uw zoon Benhadad, de koning van Syrië, heeft mij tot u gezonden om te zeggen: Zal ik van deze krankheid genezen? Heel onderdanig en eerbiedig sprak de koning van uw zoon en gaf hij hem een last van veertig kemels, dat wil zeggen: een vracht voor veertig kamelen. Op die manier wilde de koning Elísa overhalen of omkopen om hem van zijn ziekte te genezen.

Als Elísa een valse profeet was geweest, had hij de koning in ieder geval wat naar de mond gepraat en hem enige hoop op beterschap gegeven. Maar zoals het geschenk van Naäman de profeet helemaal niets deed, zo was dat ook nu het geval. Elísa antwoordde Házaël: ‘Ga en zeg tot de koning dat de Heere mij heeft getoond dat hij weliswaar niet aan zijn ziekte zal bezwijken, maar dat hij toch spoedig sterven zal’.

Terwijl Elísa die woorden tot Házaël sprak, keek hij hem heel lang aan. Onbeschaamd lang, zouden wij zeggen. Maar de profeet deed nog meer. Er staat in de Bijbel: Hij hield zijn gezicht staande (…) tot schamens toe; en de man Gods weende (vers 11). Het ‘tot schamens toe blijven kijken’ en het ‘wenen of huilen’ van de profeet waren tekenen die erop wezen dat de Heere Zijn knecht een vreselijke boodschap had bekendgemaakt. Er zouden binnenkort in Israël gruwelijke dingen gaan gebeuren waarvan Házaël de uitvoerder zou zijn. Niet voor niets keek de profeet zo langdurig naar Házaël en niet zonder oorzaak begon hij te huilen! Hij doorzag met welke boze plannen Házaël rondliep. Al geruime tijd had hij het plan zélf koning te worden en de oude koning door een moord om te brengen. Hij wachtte alleen op een gunstig moment om zijn slag te kunnen slaan. En als hij eenmaal koning was, zou hij vreselijk onder het volk van Israël huishouden. Van al die voorgenomen gruweldaden wist niemand af. Alleen de Heere, de Hartenkenner, wist het wel en Hij had het aan Zijn knecht Elísa verteld en daarom was hij in huilen uitgebarsten. Maar zonder blikken of blozen huichelde Házaël: Waarom weent mijn heer? Daarop antwoordde Elísa: Omdat ik weet wat kwaad gij den kinderen Israels doen zult (vers 12). En toen somde de profeet de gruweldaden van hem op: ‘U zult de sterke vestingen met vuur verbranden, jonge mannen met het zwaard doden, kinderen verpletteren en zelfs aanstaande moeders ombrengen.’ Házaël hoorde het alles aan en riep verontwaardigd uit: ‘Wat denkt u wel van mij? Denkt u soms dat ik me als een wilde hond zal gedragen om zulke wreedheden te doen? Waar ziet u mij voor aan?’ Daarop antwoordde Elísa: ‘Wat ik u voorspeld heb, zal zeker gebeuren, want de Heere heeft het mij getoond. U zult koning worden en dan al die voorzegde gruwelijkheden uitvoeren’.

Daarop verliet Házaël de profeet en kwam bij de zieke koning Benhadad terug. ‘Wat heeft de profeet over mij gezegd?’ vroeg de zieke man nieuwsgierig. Zonder blikken of blozen antwoordde Házaël: ‘Koning, u zult genezen!’ Met die leugen suste hij de koning in slaap om het snode plan des te beter te kunnen uitvoeren waarmee hij al zolang rondliep. Reeds de andere dag legde hij een natte deken op het aangezicht van de zwakke koning met als gevolg dat hij stikte. De eerste gruweldaad van Házaël zat erop en als opvolger van koning Benhadad zou hij ook de wandaden gaan verrichten die Elísa had voorspeld. Een benauwde en bange tijd stond Israël te wachten.

(Volgende keer D.V. 28. Jehu door een profetenzoon tot koning gezalfd)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 juli 2018

De Wachter Sions | 12 Pagina's

27. Elísa in Damascus

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 juli 2018

De Wachter Sions | 12 Pagina's